In de kerk bivakkeren mensen die door de Here uitgekozen zijn. Hij zegt tegen Zijn kinderen: u hoort bij Mij. Zo komt het dat wij geloven dat de beloften van de Here echt waar zijn.
Dat is het hoofdonderwerp van Romeinen 9[1].
Nu is de Goddelijke uitverkiezing in onze tijd geen populair onderwerp.
Terecht zei iemand eens in een toespraak: tegenwoordig gaat het “om mijn keuze: ik moet kiezen voor Jezus. En dat God tevoren reeds koos, dat is niet populair. Meer dan eens heb ik dat zelfs horen ontkennen. Dat is ontstellend want ‘uitverkiezing’ is een heel bijbels gegeven. Maar ja, als je natuurlijk helemaal uitgaat van onze keuze en dat wij met onze keuze onze bestemming uiteindelijk bepalen – dat is onze zogenoemde vrije wil – dan kom je met Romeinen 9 echt niet uit de voeten. Romeinen 9 is dus nogal een problematisch hoofdstuk”[2].
De spreker sloeg indertijd de spijker op zijn kop. Op dit punt staan Gereformeerden tegenover evangelischen!
Anno Domini 2011 gebeurt het echter ook regelmatig dat mensen gewoon bij de Here weglopen.
Ik geloof dat Woord niet meer, zeggen die mensen dan. Ontspannen wandelen zij naar de kerkdeur. En daarna verdwijnen zij zomaar uit het gezicht. Meestal voelen de achterblijvers zich erg machteloos. Wat kunnen zij aan zulk ongeloof doen?
En ze vragen zich vooral af: zijn die weglopers tóch niet door God uitgekozen?
Wij moeten, denk ik, niet al te zeer schrikken van mensen die uit de kerk stappen.
De Here laat mensen geboren worden die, om zo te zeggen, vlak bij de kerk leven en tóch niet bij Hem horen.
In de Bijbel zijn daar ook wel voorbeelden van te vinden.
Ik wijs u op Genesis 16. Saraï wordt niet zwanger. Ze zegt tegen haar man Abraham: probeer maar om via onze slavin Hagar nakomelingschap te verwekken; dan wordt de geslachtslijn in ieder geval doorgetrokken.
Het plan lukt: Hagar is al snel zwanger. Hagar kijkt met een scheef oog naar haar meesteres: die Saraï mag dan een knappe vrouw zijn, maar zij kan niet eens kinderen krijgen! Wat héb je nou aan zo’n vrouw?
Saraï weet heel best hoe Hagar over haar denkt. En naarmate de tijd vordert kan zij het gedrag en de gedachten van Hagar steeds slechter verdragen. Zij wil Hagar kwijt! En wel zo snel mogelijk! Dat gebeurt dan ook. Hagar wordt ontslagen en trekt de woestijn in.
Daar wordt zij door de Here aangesproken. Bij die ontmoeting zegt de Here onder meer: “Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de HERE heeft naar uw ellende gehoord. Hij zal een wilde ezel van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen”[3].
Wat zien we in Genesis 16 gebeuren? Laat ik enkele zaken noemen.
a. mensen wachten niet op God en maken zelf keuzes om hun verwachtingen waar te maken
b. hooghartigheid en onverdraagzaamheid maken een samenleving onmogelijk
c. de Here geeft, mede vanwege de deplorabele situatie waarin Hagar zich bevindt, de blijdschap van de geboorte van een kind: Ismaël
d. Ismaël blijkt wild en ontembaar te zijn: hij maakt keuzes die tegen de wil van de Here in gaan.
In Hebreeën 11 komt Abraham langs in het rijtje van geloofsgetuigen[4].
Maar dat wil dus niet zeggen dat de zonde in het leven van hem geen rol speelt. En ja, ook de mensen in zijn omgeving hebben er mee te maken. En ook in de levens van Abrahams nakomelingen heeft de zonde nog grote invloed!
De geschiedenis rond Ismaël toont aan dat de wil van mensen om de Here wel of niet te dienen er beslist toe dóet.
Maar als mensen de Here niet willen dienen, is het verhaal niet uit. Want als mensen zich van God verwijderen zien we hoe groots en betrouwbaar Gods beloften zijn. Tegen het donker van de zonde lichten Gods woorden over de toekomst óp. Leest u maar eens mee in Genesis 21: “…door Isaäk zal men van uw nageslacht spreken”[5]. In Romeinen 9 tekent Paulus bij die tekst aan: “Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kinderen der belofte gelden voor nageslacht”[6]. Onze afstamming is niet het belangrijkste. De vraag is of wij Gods belóften aannemen. In een donkere zondige wereld is overal Zijn licht te zien. Want overal ter wereld zijn er mensen die die vraag positief beantwoorden: ja, ik geloof!
De Here God gaat verder. Dwars door menselijke zonden heen.
Wij komen mensen tegen die suggereren: christen-zijn, dat is voor mij te hoog gegrepen; dat kan ik niet.
Laat ik een voorbeeld noemen van iemand die dat doet.
NOS-correspondent Peter ter Velde schreef een semi-autobiografische roman over zijn jeugd. Het is een roman over Johan Verboom. Johan heeft het gevoel dat hij, als het over geloofszaken gaat, op geen enkele manier aan de verwachtingen van zijn vader kan voldoen. “Ik had gefaald. Ik had me voor Jezus geschaamd. Hij zal zich voor mij schamen als ik Hem zal ontmoeten. Ik voelde me als het zwart op de button. Zondig. Onrein. Onwaardig. Ik was acht jaar oud”. Johan weet het: op deze manier ga ik voor eeuwig verloren[7]!
Peter zelf heeft het geloof overigens inmiddels vaarwel gezegd…
Is ongeloof een kwestie van het ontbreken van religieuze vaardigheden?
Zeker niet.
Reeds in Exodus 33 zegt de Here: “Ik zal genadig zijn, wie Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontferm”[8]. Op die manier, zegt de Here tegen Mozes, zal Ik Mijn naam uitroepen. Zó wil Hij bekend staan. Hij wil niet de reputatie hebben van Iemand die mensen verwerpt. Integendeel – hij neemt mensen áán.
Om het nogmaals met Paulus in Romeinen 9 te zeggen: “Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt”[9].
Het gaat niet primair om het antwoord op de vraag hoe hoog ouders of grootouders de lat leggen. Het gaat niet in de eerste plaats om de activiteit van ooms of tantes in de kerk. Alle licht moet op Gods barmhartigheid vallen.
En er is meer.
Hij gebruikt de wereldgeschiedenis om de heilsgeschiedenis vorm te geven.
Daar past, bijvoorbeeld, Ismaëls historie in.
En bijvoorbeeld ook de achterstelling van Ezau.
En bijvoorbeeld ook de keiharde Egyptische Farao.
Dat alles dient het doel dat de Hére zich heeft gesteld.
Heden ten dage zijn er nogal wat mensen die zeggen: als de verantwoordelijkheid bij God ligt, kunnen wij niet aansprakelijk gesteld worden. Waar hébben we het dan nog over?
Wij dienen echter goed te zien hoe de verhoudingen tussen God en mensen liggen. God is niet Iemand waarmee je iets regelen kunt over taken en verantwoordelijkheden. De Here heeft de mensen gemaakt. Onze positie wordt gemarkeerd in Genesis 2: de Here God creëerde de mens “van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen”[10]. Dan is het toch een regelrecht mirakel dat Hij uitgerekend via óns “de rijkdom zijner heerlijkheid” bekend wil maken? Het is een wonder dat Hij ook voor óns de heerlijkheid heeft voorbereid. Dan heb je niks te discussiëren of te mopperen. Lees Romeinen 9 er maar op na[11]!
Nog één ding.
De rijkdom zijner heerlijkheid: wat moeten wij ons daarbij voorstellen?
Misschien wordt dat duidelijk via de gelijkenis van de verloren zoon in Lucas 15.
Als die zoon bij zijn vader terugkomt, zien we eerst vaders barmhartigheid: hij omhelst zijn zoon, en kust hem. Daarna zien we ook het beeld van de heerlijkheid: de zoon krijgt het beste kleed aan dat er te vinden is; zoonlief krijgt een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten[12].
Onze God is de Here Zebaoth; dat wil zeggen: Here der heerscharen, de God die machtige legers tot Zijn beschikking heeft[13].
Daarom: het eeuwige geluk van Zijn kinderen is gegarandeerd!
Noten:
[1] Op 16 november jl. publiceerde ik op deze internetpagina een artikel over Romeinen 8. Wie dat nog eens lezen wil kan terecht op https://bderoos.wordpress.com/2011/11/16/romeinen-8/ .
Vanavond, woensdag 30 november, vergadert de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Vanavond wordt Romeinen 9:1-29 besproken. Dit artikel is één van de resultaten van mijn voorstudie.
[2] Zie http://www.goedbericht.nl/NT/Romeinen/9-pottenbakker.html .
[3] Genesis 16:11 en 12.
[4] Hebreeën 11:8: “Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou”.
[5] Genesis 21:12.
[6] Romeinen 9:8.
[7] De gegevens van de betreffende roman zijn: Peter ter Velde, “De vader en de zoon”. – Schoorl: Uitgeverij Conserve, 2011. – 224 p.
[8] Exodus 33:19.
[9] Romeinen 9:16.
[10] Genesis 2:7.
[11] Romeinen 9:22 en 23: “En als God nu, zijn toorn willende tonen en zijn kracht bekend maken, de voorwerpen des toorns, die ten verderve toebereid waren, met veel lankmoedigheid verdragen heeft – juist om de rijkdom zijner heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid?”.
[12] Zie Lucas 15:20-24. Zie ook http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=1761 .
[13] Zie http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=830 . De term ‘Here Zebaoth’ staat in Romeinen 9:30: “En gelijk Jesaja tevoren gezegd had: Indien de Here Zebaoth ons geen zaad overgelaten had, als Sodom zouden wij geworden zijn en aan Gomorra zouden wij gelijk gemaakt zijn”.