Het nieuwe kerkelijk seizoen komt er weer aan.
Derhalve wordt er weer driftig nagedacht over de preek. De preek is een wekelijks weerkerend fenomeen. Voorgangers en gemeenteleden zijn allen bij de preek betrokken. Geen wonder dus dat de predicatie onderwerp van bespreking is.
Er moet profetisch worden gepreekt, zei de hervormde dominee Van Ekris uit Zeist laatst; hij gaf een werkcollege tijdens een studieweek voor theologiestudenten uit de Gereformeerde Bond.
In een profetische preek wordt inzichtelijk wat in een maatschappij doelbewust verborgen wordt gehouden.
In zo’n preek wordt het kwaad ontregeld en het heil op de voorgrond geplaatst.
In zo’n preek wordt benadrukt dat God aanwezig is.
In zo’n preek wordt ook naar de toekomst gekeken: het wordt duidelijk hoe die toekomst er op een bepaald punt uitziet[1].
Betekent dit dat de verkondiging van Gods Woord een toespraak over de hedendaagse politiek worden moet? Nee, zeker niet. De christelijk-gereformeerde professor dr. W.H. Velema zei aangaande dat punt eens: “We preken geen politiek. We preken het handelen van God door Jezus. We roepen op tot gehoorzaamheid aan het Woord van God en daarmee aan de Here Jezus Christus zelf, ook in politieke aangelegenheden”[2].
In dit verband merk ik op dat het belangrijk is om een helder zicht hebben op de positie van een dominee. Een predikant is een herder. Een herder leidt zijn schapen naar veilig terrein. Hij maakt duidelijk: daar moet je niet heengaan, want er is gevaar.
Kerkmensen moeten weten welke bedreigingen er in onze maatschappij zijn. De secularisatie, bijvoorbeeld. En de individualisering.
Kerkmensen moeten zich realiseren hoe ze zich tegen al die gevaren moeten wapenen[3].
Laat ik in de beeldspraak van de herder en zijn schapen blijven. De herder brengt zijn dieren naar grazige weiden. Hij leert ze: dit kun je eten; maar dat is voedsel dat er lekker uitziet, maar intussen wel onzichtbaar gif bevat.
Preken zijn soms tijdloos: je kunt ze in 1990 houden, maar als je ze in 2013 opnieuw houdt lijkt dat niet al te ernstig. En toch word ik telkenmale een tikje narrig van zo’n tijdloos sermoen. Want een preek moet waarschuwen tegen het onheil dat in een bepaalde periode dreigt.
K. Runia schreef in 1985: “We zullen goed [naar het Woord] naar moeten luisteren, het zorgvuldig bestuderen en het duidelijk actualiseren. We zullen bereid moeten zijn om het volle Woord te brengen en het te brengen in al zijn scherpte. Ik ben bang dat wij vaak lang niet durven zeggen wat de bijbel zegt. Dat daarom de profetische kracht ook aan veel van onze preken ontbreekt. Want profetisch spreken in onze tijd is niets anders dan dat volle Woord, in al zijn duidelijkheid en concreetheid, in de situatie van de gemeente neerleggen. Het is spreken ‘zur Zeit und zur Situation’”[4].
Het volle Woord – dat wil zeggen dat wij bij het lezen en uitleggen van de Heilige Schrift altijd het geheel van de Bijbel meerekenen.
Wij leven, zoals reeds genoegzaam bekend kan zijn, in een verdorven wereld.
Zijn Gereformeerde preken om die reden evenzovele uitingen van simpele somberheid?
Zeker niet.
Het was de Engelse prediker Martyn Lloyd-Jones (1899-1981) die ooit zei dat ‘de aarde een zeer slecht oord is’[5]. Die zienswijze lijkt mij wel erg pessimistisch. Zulk een opinie gaat voorbij aan het feit dat Jezus Christus Zijn uitverkorenen in de wereld verzamelt.
De profeet Jesaja heeft dat werk ooit eens in een gebed omschreven. Leest u maar mee in hoofdstuk 63: “…zij waren wederspannig en bedroefden zijn heilige Geest; daarom veranderde Hij voor hen in een vijand. Hij zelf streed tegen hen. Maar Hij dacht aan de dagen van ouds, aan Mozes, aan zijn volk.
Waar is Hij, die de herders zijner kudde voerde uit de wateren? Waar is Hij, die zijn heilige Geest in hun binnenste gaf? Die zijn luisterrijke arm aan de rechterhand van Mozes deed gaan, die vóór hen de wateren kliefde om Zich een eeuwige naam te maken; die hen deed gaan door de waterdiepten? Evenmin als een paard in de woestijn struikelden zij; als aan het vee, dat afdaalt in de vallei, gaf de Geest des HEREN hun rust. Zo hebt Gij uw volk geleid om U een luisterrijke naam te maken”[6].
Jesaja laat het zien: we leven in een wereld die doortrokken is van zonde. Maar hij toont ook aan dat de Here Zelf ingrijpt. De Here vestigt een reputatie die niet kapot kan, zegt Jesaja. In ééuwigheid niet.
De taak van de kerk is: God eren. De kerk moet demonstreren waar en hoe de Here vandaag werkt. Wij hoeven niet etaleren hoe de mensen klungelen en knoeien. Wij hoeven niet aanwijzen hoe de wereldburgers modderen en prutsen. Wij mogen met Salomo, de dichter van Psalm 72, instemmen:
“Zijn naam moet eeuwig lof ontvangen,
aan Hem alleen de eer.
De aarde juiche met haar zangen:
Ja, amen! Looft de HEER!”[7].
Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 1 aan christenen in Thessalonica: “En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Here en gij hebt het woord onder zware verdrukking met blijdschap des heiligen Geestes aangenomen, zodat gij een voorbeeld geworden zijt voor alle gelovigen in Macedonië en in Achaje”[8]. De Heilige Geest geeft geloofsvreugde. Door Zijn toedoen kunnen wij voorbeelden zijn voor de mensen om ons heen: in en buiten de kerk.
In 1990 – dat is inmiddels al drieëntwintig jaar geleden! – zei de hervormde dominee A. Beens tijdens een conferentie tegen zijn collega’s: “Broeders, we zijn er als dienaren des Woords in de eerste plaats om te preken, om profetisch te preken. Het gaat in die prediking nooit om dominees, die de profeet uithangen. Een predikant die zijn taak en plaats niet weet, in geen enkel opzicht weet te relativeren, is een ramp voor het volk”.
En:
“Die zich oefent in het horen, krijgt inzicht in het handelen van God. De profetische prediking is bediening van het Woord van God. Een prediker moet een man zijn met een geheiligde visie. En geen gemeenteopbouwer; daar zijn we niet voor”[9].
Waarvan akte!
Noten:
[1] “Profetie hoort thuis in een preek”. In: Nederlands Dagblad, woensdag 28 augustus 2013, p. 2.
[2] K. Runia, “Prediking en politiek-sociale vragen”. In: Theologia Reformata, 1 juni 1985, p. 15-30. Ook te vinden op http://www.digibron.nl .
[3] Zie hierover ook: “Laat kerk niet zwijgen over antichristelijke ontwikkelingen”. In: PuntKomma, bijlage bij het Reformatorisch Dagblad, woensdag 24 augustus 2011, p. 6 en 7. Ook te vinden op http://www.digibron.nl .
[4] K. Runia. Zie noot 2.
[5] Zie: P.J. Vergunst, “Biddend in een boze wereld”. In: De Waarheidsvriend, 30 december 2008, p. 4 en 5. Ook te vinden op http://www.digibron.nl . Zie over Martyn Lloyd-Jones http://nl.wikipedia.org/wiki/Martyn_Lloyd-Jones .
[6] Jesaja 63:10-14.
[7] Psalm 72:10 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[8] 1 Thessalonicenzen 1:6 en 7.
[9] “Predikant die zijn plaats niet weet, is ramp voor het volk”. In: Reformatorisch Dagblad, 5 september 1990, p. 2. Ook te vinden op http://www.digibron.nl .