Godsdienst staat als een enorme paraplu boven ons leven[1]. Die beschermt ons tegen ongewilde invloeden, tegen ongewenste ‘intimiteiten’ van buiten. Die paraplu heeft onze God boven ons ontplooid. Hij heeft daartoe het initiatief genomen. Hij deed dat binnen het Verbond.
Dat verbond komt in Gods Woord voor het eerst voor in Genesis 6: “Maar met u zal Ik mijn verbond oprichten, en gij zult in de ark gaan, gij en uw zonen en uw vrouw en de vrouwen uwer zonen met u”[2].
In de perikoop waar die woorden in staan, gaat het over de zondvloed. God zegt tegen Noach: ”Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen”[3]. Noach en zijn familieleden zullen overleven. Want met hen sluit de Here een verbond.
De aarde zal nooit meer helemaal onder water komen te staan.
Dat verbond is eenzijdig: alles komt van Gods kant.
Dat verbond is universeel: het geldt voor alle schepselen en op heel de aarde.
Dat verbond is ook fundamenteel: het is de ondergrond voor het verbond dat God later met Abraham en Israël sluiten zal[4].
De Here God maakt kenbaar dat hij intiem met Noach om wil gaan; wat je noemt: gewenste intimiteit.
Hij geeft een eenzijdige beschikking af[5]. Als iemand in onze wereld een beschikking afgeeft betekent dat: iets moet zo en zo gebeuren; de instructies van hogerhand zijn duidelijk. En hier wordt dus van Hogerhand ingegrepen.
Het is echter ook een genadige beschikking. Daarom spreken we van een genadeverbond. Iemand omschreef ‘genade’ als volgt: “Hij die sterker is dan wij, buigt zich ontfermend over ons neer”[6].
In de kerk gaat het om het reddende initiatief van de Here.
Wij dienen Hem.
Wij loven Zijn naam.
En dat doen wij op basis van de mogelijkheden die de Here ons biedt.
Dat zeggen wij zo. Dat spreken we, als het goed is, steeds heel expliciet uit.
Wij vragen soms wellicht ook: is het echt nodig om steeds zo nadrukkelijk te zeggen dat we met de Here leven? Jazeker, dat is nodig. Want als de mensen zelf de regie in handen hebben glijden ze, langzaam doch gestadig, terug naar de leefsituatie van Genesis 6.
Dit geconstateerd hebbende, kom ik bij een bericht dat zaterdag 24 mei in het Nederlands Dagblad stond.
“De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt aanvaarden het nieuwe Liedboek voor gebruik in de kerken.
Dat heeft de synode gisteren in Ede besloten. Ze laat het daarbij aan plaatselijke kerkenraden over welke liederen er wel of niet gezongen worden. Dat is een breuk met het verleden. Tot nu toe werd juist op landelijk niveau vastgesteld wat in kerkdiensten gezongen mocht worden. Die werkwijze kwam steeds verder onder druk te staan doordat plaatselijke ontwikkelingen onomkeerbaar bleken, bijvoorbeeld het zingen van evangelische Opwekkingsliederen.
Het nieuwe Liedboek, met meer dan duizend Psalmen en liederen, werd vorig jaar in Monnickendam gepresenteerd. De Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied werkte er vele jaren aan, sinds 2008 deden de vrijgemaakt-gereformeerden mee. Daarom sprak ds. Pieter van den Berg, deputaat Liturgie en Kerkmuziek, met nadruk van ‘ons liedboek’, niet voor niets vorig jaar bij de presentatie ook overhandigd aan oud-synodevoorzitter ds. Pieter Niemeijer.
Rondom het verschijnen was er meteen ook forse kritiek op het Liedboek, bijvoorbeeld van Hans Maat, voorman van het Evangelisch Werkverband in de Protestantse Kerk, en later vanuit de Nederlands Gereformeerde Kerken. Maar aan dergelijke kritiek wijdde de synode nauwelijks woorden”[7].
Die kritiek van Hans Maat kwam op het volgende neer. “De balans in de nieuwe bundel is volgens hem totaal zoek. Er staan veel liederen in van dichters als Huub Oosterhuis, maar amper opwekkings- en worshipliederen, zegt hij. De bundel biedt jongeren en kerkleden die houden van de eigentijdse worship en de ‘Nederland Zingtcultuur’ te weinig, aldus Maat”[8].
Laat ik er niet omheen draaien: ik mis hier de naam van de Here.
In de berichtgeving ontbreekt het antwoord op de vraag: dienen en loven wij de Here hier mee?
Wordt hier gedaan wat de Here behaagt?
Als ik zulk een bericht tot mij neem, realiseer ik mij hoe belangrijk het is om de naam van de Here in heel ons leven, op alle terreinen van ons bestaan, expliciet te noemen!
Ik denk nu ook aan een typering van het levensgevoel, die ik in de jaren ’90 van de vorige eeuw in een kerkbode tegenkwam. Als we die typering nu nog eens lezen, ontdekken we al snel hoe die vrijwel naadloos op de omstandigheden van 2014 past.
“Elk mens – hoogmoedig als hij al is – stelt uiteindelijk, met behulp van allerlei verschillende elementen en gegevens, eventueel afkomstig uit allerlei verschillende achtergronden, hoogstpersoonlijk zijn eigen hemel, zijn eigen god, zijn eigen redder, en zo zijn eigen heil samen”[9].
In zo’n situatie moet de kerk in alle situaties haar afhankelijkheid van de Here expliciet benoemen en belijden!
Graag grijp ik nu weer terug op Genesis 6.
“Gij zult in de ark gaan”, zegt de Here. Daar klinkt een bevel. Geen inspraakprocedures, geen tegenwerpingen – daar gunt de Here de mensen geen tijd voor. Vooruit, in de ark!
Noach moet in de ark gaan wonen. En zijn familie moet daar ook haar intrek nemen.
Wordt de menselijke verantwoordelijkheid in dit Schriftgedeelte volledig uitgeschakeld? Natuurlijk niet. Want Noach en zijn familie moeten wel zelf die ark binnengaan.
Maar de hele geschiedenis rond die ark is duidelijk door God geïnitieerd.
In heel dat Schriftgedeelte dringt het zich onweerstaanbaar aan hedendaagse Bijbellezers op: u moet doen wat de Here zegt!
Er is nog één ding dat in Genesis 6 opvalt.
Vrijwel alles wat op aarde leeft, komt aan z’n einde.
Maar juist dan gaat de hemelse Heer over een verbond spreken. Verbond betekent dus ook: redding. Verlossing van de dood. Die verbondsverhouding kreeg uiteindelijk een hoogtepunt op Golgotha.
Maar hier, in Genesis 6, wordt al heel duidelijk er van verlossing sprake is!
Ziet u Gods reddende regie?
Die beschermt ons, tot in lengte van dagen, voor ongewenste intimiteiten van buitenaf!
“Maar met u zal Ik mijn verbond oprichten”.
Dat zegt de Here ook tegen de kerk van 2014.
De kerk die naar de Schrift luistert.
De kerk die doet wat de Here zegt.
De kerk die Zijn naam belijdt. Dat is: de kerk die in Hem gelooft, en overal en altijd met Hem leeft. Dat is de kerk die bij alle beslissingen die genomen worden, Zijn naam met dankzegging prijzen kan.
Noten:
[1] Dit artikel is een uitwerking van een ‘weeknotitie’ die ik op 29 juni 1996 schreef. Die notitie heeft het volgnummer 479.
[2] Genesis 6:18.
[3] Genesis 6:13.
[4] Zie: A.L. van Zwet, “Rode draad door de Bijbel”. In: De Waarheidsvriend (21 juli 2011), p. 6 en 7. Ook te vinden op www.digibron.nl .
[5] De term ‘eenzijdige beschikking’ wordt ook gebruikt door G.Ch. Aalders, “Korte Verklaring op Genesis”, p. 211.
[6] Dat was dr. W.G. de Vries. In: “Van Adam tot Abram”. – Goes: Oosterbaan & Le Cointre, 1994. – 144 p. Citaat van p. 59.
[7] Gerard ter Horst, “Vrijgemaakten geven nieuwe Liedboek vrij voor gebruik”. In: Nederlands Dagblad, zaterdag 24 mei 2014, p. 5.
[8] Zie http://www.nd.nl/artikelen/2013/maart/16/stevige-kritiek-op-inhoud-liedboek .
[9] De typering van het levensgevoel is van Ds. G.J. van Enk. Gepubliceerd in de Gereformeerde Kerkbode voor Groningen, Fryslân en Drenthe (28 juni 1996), p. 404 en 405.