Bij al onze dagelijkse bezigheden staan wij rechtstreeks in verbinding met God[1]. Wij hebben contact met de Maker van de schepping.
Wij moeten ons door Hem laten leiden. Dat is dus wat anders dan Hem toelaten in ons leven. Het is wat anders dan Hem binnen laten, teneinde een aantal zaken met Hem te bespreken. Het initiatief gaat van God uit. Hij maakt uit waar wij terecht komen. Hij bepaalt wat er van ons terecht komt.
De oude uitdrukking ‘Het leven is één’ is uit de praktijk van het leven verdwenen.
“We hebben het leven in vakjes verdeeld. Een vakje voor ons werk, voor onze hobby’s, en zo is er ook een vakje voor ons geloof”, zei een Gereformeerd-vrijgemaakte dominee jaren geleden al. Eén van z’n collega’s constateerde indertijd dat er maar al te vaak sprake is van een ‘twee-werelden-geloof’[2].
Laat ik, nu het om deze dingen gaat, een tekst uit Jeremia 17 voor het voetlicht halen: “Ik, de HERE, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden”[3].
In Jeremia 17 gaat het over Juda’s zonde: de afgoderij[4]. De zonde is in het hart gegrift. De zonde is, met andere woorden, volkomen in het leven geïntegreerd. Het bestaan is een monument van de zonde geworden .
De zonde zit zelfs op de horens van de altaren. Een hoorn spreekt van kracht. De zonde is echt een energie in het leven geworden: men wordt er door voortgedreven. De zonde is de motor van het dagelijkse doen.
De Here zet Godvrezenden en goddelozen tegenover elkaar.
Kennen goddelozen de Here niet? Ach, misschien wel. Het springende punt is echter: menselijke verwachtingspatronen prevaleren boven de godsdienst. Oftewel: onze ideeën met betrekking tot de nabije toekomst zijn van veel meer belang dan de raad en wil van de hemelse Heer.
Maar waarom kiest een mens voor de zonde?
Een exegeet schreef eens: “De bron van alle moeilijkheden die een mens over zich afroept, is zijn hart”.
Op de bodem van onze harten ligt de zonde. En dat, geachte lezer, is niets meer of minder dan een vuilnisbelt. Iedere vorm van transparantie is daar ver te zoeken.
Daarom begrijpen we ook niet hoe verdorven mensen zijn. Daarom vragen wij ons regelmatig af: hoe komen mensen er toch toe om dit of dat te doen? En ook: hoe komt het toch dat zelfs in de kerk soms een keten van verkeerde beslissingen te zien is?
Mensen weten niet hoe zij de bron van al die vuiligheden kunnen droogleggen. Mensen kunnen niet door de rommel heen kijken. Mensen hebben uit zichzelf niet eens de behoefte om de fontein van viezigheid te laten stoppen met spuiten.
Welnu, de Heiland kan wel dwars door alles heen kijken.
“Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen”. Zo staat dat in Hebreeën 4[5].
Voor de Here God zijn onze levens transparant.
Het is Hem volkomen duidelijk wat daar gebeurt.
En Hij doet er wat aan.
Wie Jeremia 17 leest moet eigenlijk ook even terug bladeren naar hoofdstuk 16.
Jeremia 16 is een Bijbelgedeelte dat vol staat met rampspoed en oordeel.
Vaders, moeders en kinderen zullen sterven. Een rouwsamenkomst? Die is er niet bij. Leest u maar mee: “Ook kwam het woord des HEREN tot mij: Gij zult u geen vrouw nemen en gij zult geen zonen of dochters hebben te dezer plaatse; want zo zegt de HERE van de zonen en de dochters, die te dezer plaatse geboren worden, en van hun moeders die hen baren, en van hun vaders die hen verwekken, in dit land: aan dodelijke ziekten zullen zij sterven, zij zullen niet beklaagd noch begraven worden, tot mest op de akker zullen zij zijn; of door het zwaard en de honger zullen zij aan hun eind komen, en hun lijken zullen tot voedsel zijn voor het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde. Want zo zegt de HERE: Gij moogt geen klaaghuis binnentreden, gij moogt niet gaan om rouwbeklag te doen en hun geen deelneming betonen, want Ik neem van dit volk mijn vrede weg, luidt het woord des HEREN, de genade en het erbarmen!”[6].
Rouwen en begraven: daar is geen ruimte meer voor .
Een leuk feestje vieren dan? Daarvoor wordt ook geen gelegenheid meer geboden. Kijkt u maar: “Gij moogt ook geen huis van feestgelag binnentreden om bij hen te zitten en te eten en te drinken; want zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik doe in deze plaats voor uw ogen en in uw dagen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid!”[7].
Alles ademt: het is afgelopen.
Uit alles blijkt: het is te laat.
De lijn van het verhaal is volstrekt duidelijk: de Here ruimt de rommel op.
Het is, kortom, zonneklaar: de Here maakt een nieuw begin.
Als een notaris zich zelfstandig vestigt komt er een bericht in de krant: ‘gevestigd per die en die datum: notaris Huppelepup’. Denk erom: bij die notaris kunt u vanaf die datum terecht.
Welnu, nog degelijker gaat God Zijn naam vestigen. Zijn naam zal nimmer worden vergeten!
Hoe doet Hij dat?
Hij geeft ons een hecht fundament onder het leven. Hij maakt een nieuwe ondergrond, waarop wij stevig kunnen staan.
In 1 Petrus 5 wordt er niet omheen gedraaid.
Want daar kunnen wij lezen: “Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem zij de kracht in alle eeuwigheid! Amen”[8].
De God van hemel en aarde fundeert ons leven.
Hij geeft ons vaste grond onder de voeten.
Als we ons dat realiseren, beseffen we ook dat die uitspraak ‘het leven is één’ ook in 2014 nog uiterst actueel is.
Want zegt u nu zelf: het is, op z’n zachtst gezegd, uitermate onhandig om het ene stukje van het leven op het ene fundament te zetten, en het andere stukje van ons bestaan op een andere ondergrond.
Een ieder begrijpt: dat werkt niet.
Een klein kind snapt: dat gaat fout.
Jan en alleman ziet het aankomen: de hele zaak stort op de lange duur in elkaar.
En dat is een implosie die niemand beleven wil.
Laten wij ons erin trainen om te blijven staan op de vaste grond van het Woord van God.
Dat is een grondslag waarmee ons bestaan de eeuwigheid in kan!
Noten:
[1] Dit artikel is een uitwerking van een ‘weeknotitie’ die ik op 22 juni 1996 schreef. Die notitie heeft het volgnummer 478.
[2] De eerste uitspraak is van Ds. C. van der Leest, de tweede van ds. A.M. de Hullu. Ze staan in het artikel “’We zijn God-lozer geworden dan we denken”. In: ZoZ, bijlage bij het Nederlands Dagblad (15 juni 1996), p. 2.
[3] Jeremia 17:10.
[4] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://www.oudesporen.nl/Download/OS2016.pdf .
[5] Hebreeën 4:12 en 13.
[6] Jeremia 16:1-5.
[7] Jeremia 16:8 en 9.
[8] 1 Petrus 5:10 en 11.