gereformeerd leven in nederland

22 oktober 2015

Verantwoorde keuzes

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , ,

De kernvraag in ons leven is: wat wil de Here dat wij doen zullen[1]?
Die vraag is ook belangrijk als we onze dankbaarheid vorm geven. Dat blijkt uit de Heidelbergse Catechismus. Als het in Zondag 1 over dankbaarheid gaat fungeert een vers uit Efeziërs 5 als Schriftbewijs. Het is het tiende vers uit dat hoofdstuk: “…en toetst wat de Here welbehagelijk is”[2]. Het verband waarin die woorden staan is dit: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid –, en toetst wat de Here welbehagelijk is. En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer…”[3].
Er zijn mensen die zeggen dat we niet zoveel nadruk moeten leggen op dat dankbaarheidsleven van ons. En daar bedoelen zij dan vooral mee: die dankbaarheid moet geen verplichting worden. Dankbaarheid moet ons niet opjagen. We leven van genade, zo redeneert men.

Wie aldus spreekt zou daarmee kunnen suggereren dat ons leven hier op aarde op de ‘automatische piloot’ gezet is. Om het maar eens modern te zeggen: intelligent cruise control in de godsdienst. Oftewel: we blijven automatisch op koers. Wij hoeven immers niet meer zo nodig dankbaar zijn?
Een dergelijke zienswijze leert Efeziërs 5 ons definitief af. Juist omdat wij dankbaar zijn voor Gods redding moeten we niet alles maar over ons heen laten komen. We moeten de dingen toetsen. Onze taak is: duidelijk neerzetten wat de Verbondsgod er van zegt.

Dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden.

Kiezen: Anno Domini 2015 is dat in onze samenleving een modewoord geworden. U moet leren voor uzelf op te komen, zeggen ze. Assertiviteit noemen ze dat. U moet er eindelijk eens serieus werk van maken om allerlei zaken af te grenzen en in te perken. Zorg goed voor u zelf (en ook een beetje voor ons), zo roept men allerwegen.
In de kerkelijke wereld hebben we inmiddels ook al aardig geleerd hoe dat moet.
Want daar hoppen velen zonder hartzeer van de ene naar de andere kerk: van gereformeerd vrijgemaakt naar christelijk gereformeerd, of naar de protestantse kerk, of naar de al dan niet vrije baptisten. Ieder doet wat goed is in eigen ogen.
De scheuren lopen door de gezinnen heen. Maar ja – het is ieders hoogst individuele keus nietwaar? Al te veel kan men er niet van zeggen.
Hooguit schrijft een teleurgestelde predikant in een kerkblad dat de overgang wordt betreurd. En daarmee houdt het dan zo ongeveer op.

Welnu, in Efeziërs 5 leren wij hoe wij op een verantwoorde wijze keuzes kunnen maken.  Het gaat er om dat die keuzes kunnen worden beargumenteerd vanuit Gods Woord.
Nog maar eens: we moeten duidelijk neerzetten wat de Verbondsgod ervan zegt. Het valt op dat men daar vandaag de dag maar al te vaak bijzonder weinig moeite voor doet. We zijn daar, in het algemeen gesproken, niet zo goed in.
Nee – ik pleit er niet voor om de Bijbel als handboek te gaan gebruiken. Dat is wel het laatste waar ik aan denk. Het gaat me er wel om aan te tonen dat onze dankbaarheid blijkt uit onze omgang mét en ons lezen ván Gods Woord.

Het verhaal over die keuzes is hierboven ietwat scherp neergezet. Dat besef ik terdege. Het staat er recht toe recht aan. Maar daarmee doe ik niet anders dan de apostel Paulus volgen. Efeziërs 5 staat namelijk bol van de – soms vlijmscherpe – tegenstellingen:
* offergave en slachtoffer tegenover hoererij en zotte taal[4]
* vroom klinkend gezwets tegenover eenvoudige gehoorzaamheid[5]
* duisternis tegenover licht[6]
* ontwaken tegenover slapen[7]
* onwijzen tegenover wijzen[8]
* onverstandig gedrag tegenover de wil van de Here[9]
* dronkenschap tegenover het vervuld zijn met de Heilige Geest[10].

Het is, kortom, niet de bedoeling dat we in de kerk, en in ons dagelijks leven, nonchalant om de antithese heen wandelen. Er moeten Schriftuurlijke keuzes gemaakt worden.
Zaken die tegen Gods Woord ingaan, moeten we zonder aarzeling benoemen.

Een meedenkende lezer kan opmerken dat dit alles voor Gereformeerd mensen toch vanzelf zou moeten spreken.
Dat moge waar zijn. Maar we moeten in dezen goed onderscheiden!

Het schoolonderwijs van 2015 is vooral gericht op kritisch leren. Echter: Gereformeerden moeten de Heilige Schrift niet kritisch gaan lezen.
We moeten wel kritisch tegenover de wereld staan!
Nu het hierom gaat, vraag ik graag uw aandacht voor een symposium over Bijbellezen dat de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) onlangs organiseerde.
Dominee P. Mulder, predikant in het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten, had daar de jeugd op het oog toen hij zei: “Ze moeten gehoorzaam de Bijbel lezen en doordrongen zijn van de eerbied voor de Heere en Zijn Woord”.
Hij zei ook: “Al de Schrift is van God ingegeven. De Heilige Geest inspireerde de schrijvers en bracht deze Bijbelboeken in canon, zonder dat de kerk dit besloot”. En: “Gods Woord is regel en richtsnoer in leer en leven. Bijbelse waarden en normen zijn niet tijdgebonden, wel tijdbetrokken”[11].
Dat is heldere taal, als u het mij vraagt.

Wij moeten kritisch naar onszelf kijken, zeggen de mensen.
We willen bovendien nergens ons toe gedwongen worden. We hebben, op de keper beschouwd, een hekel aan kerkelijke verplichtingen en Bijbelse voorschriften. Meestal zijn die niet meer van deze tijd, mompelt het onwillig gepeupel. Zo doen we dat niet meer vandaag.
Welnu, in die omstandigheden is Efeziërs 5 heel helder. Wellicht zelfs hinderlijk helder.

Laten we het maar niet vergeten: dankbaarheid wordt binnen het verbond onder anderen gekenmerkt door duidelijkheid!

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op woensdag 25 oktober 2006.
[2] Efeziërs 5:10.
[3] Efeziërs 5:8-11.
[4] Efeziërs 5:1-5.
[5] Efeziërs 5:6 en 7.
[6] Efeziërs 5:8, 11, 12 en 13.
[7] Efeziërs 5:14.
[8] Efeziërs 5:15.
[9] Efeziërs 5:17.
[10] Efeziërs 5:18 en 19.
[11] Zie: “Lezen vol eerbied als basishouding”. In: Reformatorisch Dagblad, donderdag 1 oktober 2015, p. 2. Ook te vinden op www.digibron.nl .

21 oktober 2015

Gebed is geen product

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

De christenheid in Nederland is niet zo ijverig. Dat bleek jaren geleden al uit een religievergelijkingsonderzoek[1].
Religievergelijkingsonderzoek: vindt u ’t geen mooi woord voor Scrabble?

Er werd indertijd een onderzoek gedaan onder vierhonderd christenen, moslims en niet-gelovigen. Dat onderzoek werd gedaan door Vergelijk.nl. Dat is een internetpagina waar het aanbod van 2602 winkels voor ons wordt geselecteerd en vergeleken[2]. Je vraagt je af of de bollebozen achter die consumentensite wel verstand hebben van kerkzaken. Maar goed…

In de krant las ik indertijd: “Bijna de helft van de gelovigen leest nooit in het voor hen heilige boek (Koran, Bijbel of Thora). Daarnaast gaat 40 procent van hen nooit naar een religieuze dienst”. En: “Ook blijkt dat een op de drie Nederlanders dagelijks bidt, terwijl een op de vijf dit alleen doet op religieuze dagen”. Nog een zin: “Een kwart van de moslims bezoekt minimaal één keer per week de moskee, terwijl slechts 12 procent van de christenen eens per week een dienst bezoekt”.
De directeur van Vergelijk.nl orakelde sarcastisch: “Het is opmerkelijk dat zo veel gelovigen kritiek hebben op andere religies terwijl ze hun eigen Heilige Schrift niet lezen, laat staan die van anderen”[3].

Onlangs kwam ik dat verhaal weer tegen.
Tja – wat valt er heden ten dage na lezing van zulk een bericht nog aan bemoedigends te zeggen?
We weten allemaal wel dat dit alles er, in het algemeen gesproken, de laatste jaren niet veel beter op is geworden.
Ach, uiteraard kan ik u aansporen en opschrijven dat Gereformeerd-zijn echt zichtbaar moet wezen.
Verder kan ik hier vrijmoedig publiceren dat christen-zijn om daden vraagt. Woorden alleen zijn volstrekt onvoldoende.
En ik denk wel dat u het vervolgens heel erg met mij eens bent.

Vandaag vraag ik echter graag uw aandacht voor iets anders.
Gaarne wijs ik u op de waarde van het stille en rustige leven van 1 Timotheüs 2. U weet wel: ons leven in alle godsvrucht en waardigheid.
Nee, zo’n stil en gerust leven is niet meetbaar. Want zo’n leven speelt zich niet zelden buiten de schijnwerpers af. Echte Godsdienst is geen product. Op geloof zit bij mijn weten geen levertijd. Wat doet zo’n product- en prijsvergelijker nu toch in een gebied waar geleefd wordt van genade? Onze zonden zijn al betaald. Dat gebeurde één keer. Die prijs drukken we niet uit in euro’s. En omdat het lijden van onze Heiland eenmalig was valt er verder in het geheel niets te vergelijken. Ik gun Vergelijk.nl graag z’n business. Maar als het over geloof gaat, zeg ik tegen dat internetbedrijf: scheer u weg!

Aldus kort door de bocht gegaan zijnde, kom ik alras bij de kern van de zaak.
Laten wij nog wat nauwkeuriger naar 1 Timotheüs 2 kijken.
Ik citeer nu even: “Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid. Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland, die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen”[4].

Paulus deelt in 1 Timotheüs 2 een vermaning uit. Juist het gebed is dringend nodig. Juist die vaak zo onzichtbare activiteit is van groot belang. Dat is het eerste wat Paulus duidelijk maakt.

Dat gebed heeft heel wat toonhoogten.
Het gaat om smekingen, maar ook om dankzeggingen. Allerlei emoties komen voorbij.
Die emoties zijn niet te meten. En u kunt ze in íeder geval niet vergelijken. U kunt niet zeggen: kijk, dat is nou een geloofsproduct. De buurman kan niet zeggen: nu kan ik zien dat u een christen bent; en eigenlijk bent u een veel betere christen dan meneer Pietersen van drie deuren verderop!

Bidden moet dus.
Tegenwoordig roept men al snel dat ‘moeten’ wettisch is. In dit verband betekent dat dan zoiets als: bidden wordt te gauw gebruikt als graadmeter voor het christen-zijn. Hoe beter de voorbede, hoe beter uw geloofskwaliteit. Hoe intenser uw dankzegging, hoe gereformeerder uw leven. Onzin natuurlijk. Wie het hierboven geciteerde begin van 1 Timotheüs 2 leest begrijpt alras dat dat niet de bedoeling kan zijn.

Onze bede is aangenaam voor God.
Om het maar met het Bijbelboek Openbaring te zeggen: de gebeden der heiligen fungeren als reukwerk voor het Lam[5]. Gebeden zijn dus niet in de eerste plaats prettig voor ons. Of voor onze familie en vrienden. Of bijvoorbeeld voor productvergelijkers. Nee, ze zijn goed en aangenaam voor het Lam. Het Lam: dat is de aanduiding voor Jezus Christus, onze Heiland, die aan het kruis hing om voor onze zonden te betalen.

Het is die waarheid die overal in de wereld bekend en erkend moet worden. Wie denkt dat bidden puur een persoonlijke zaak is komt in 1 Timotheüs 2 derhalve bedrogen uit. Dat bidden van ons is van belang voor de wereld om ons heen. Voor regeringsleiders, jazeker. Maar ook voor gewone mensen. Voor meneer Pietersen. En voor jan met de pet.

Bidden is een geloofsactiviteit. Die is niet samen te vatten in een kleurig staafdiagram. U kunt die activiteit ook niet zien in leuk oplichtende cijfertjes op een fraai afgewerkte display. Jammer voor kwaliteitsvergelijkers als boven bedoeld.

Juist dat gebed is vandaag de dag bijzonder dringend nodig. Niet omdat wij van alles móeten. Maar omdat Gereformeerde mensen Godvruchtig en blijmoedig wandelen met God. Ze lopen aan Vaders hand door de wereld. En dan beseffen ze dat ze niet alleen zijn:
“Door heel uw kerk wordt steeds, daarboven, hier beneden,
in strijd en zegepraal, uw grote naam beleden.
Zij looft, o Vader, U, oneindig in vermogen,
onpeilbaar in verstand, onmeetbaar in meedogen”[6].

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een artikel dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op vrijdag 20 oktober 2006.
[2] Zie http://www.vergelijk.nl/ . Geraadpleegd op woensdag 21 oktober 2015.
[3] “Moslims zijn serieuzer dan christenen”. In: Reformatorisch Dagblad, donderdag 19 oktober 2006, p. 2. Ook te vinden op www.digibron.nl .
[4] 1 Timotheüs 2:1-4.
[5] Zie Openbaring 5:8: “En toen het de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de vierentwintig oudsten zich voor het Lam neder, hebbende elk een citer en gouden schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen”.
En Openbaring 8:4: “En de rook van het reukwerk, mèt de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de engel voor Gods aangezicht op”.
[6] Gezang 30:2 (Gereformeerd Kerkboek).

20 oktober 2015

Het werk van Gods Geest

“De eeuwige Zoon van God, die echt en eeuwig God is en blijft, heeft door de werking van de Heilige Geest echte menselijke natuur aangenomen uit het vlees en bloed van de maagd Maria, om het ware zaad van David te zijn, zijn broeders in alles gelijk, maar zonder zonde”.
Zo is het Evangelie van de komst van Jezus Christus in Zondag 14 van de Heidelbergse Catechismus samengevat[1].
In Zondag 14 is het dus Kerstfeest.

Dat Kerstevangelie – de geboorte van Jezus – belijden wij. We geloven het.
Wat is het meest bijzondere van dat Evangelie? Antwoord: de werking van de Heilige Geest. Want zegt u nu zelf: de komst van Jezus is op een unieke manier gebeurd. Daar is geen man aan te pas gekomen. Jozef en Maria hebben voor hun huwelijk geen gemeenschap met elkaar gehad. Het is een werk van de Heilige Geest geweest.
Dat de Catechismus daar zo de nadruk op legt is geen uitglijder. Het is geen toevalligheid. Het is zelfs niet bijzonder. Want dat accent wordt ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis gelegd: “Hij is ontvangen in de schoot van de gezegende maagd Maria door de kracht van de Heilige Geest, zonder toedoen van een man”[2]. De belijdenisgeschriften ontlenen dat aan Mattheüs 1: “Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest”[3].

Dat alles zo zijnde kunnen wij ons afvragen waarom dan Jozef toch de aardse vader van Jezus wezen moest. Kreeg hij op deze manier niet een bijrol? Dat dergelijke vragen opkomen is, zeker nu in onze tijd zoveel accent op de seksualiteit gelegd wordt, niet zo’n wonder. Maar we hoeven er geen antwoorden op te zoeken.
Weet u waarom niet? Omdat Jezus Christus Zijn komst op aarde Zelf gewild heeft.

Dat laatste is uniek op deze wereld.
Als wij hadden geweten wat wij hier op aarde zouden meemaken – alle teleurstellingen, alle verdriet, alle zonden, al onze verkeerde keuzes… –, zouden wij er dan wel aan begonnen zijn? Zouden wij ons leven dan geaccepteerd hebben? Waarschijnlijk hadden wij dat niet gedaan. Maar Jezus deed dat wel. Hij onderging het allemaal niet. Het was Zijn eigen keus om naar de aarde te gaan om Zijn kinderen te redden.
Uit vrije wil kwam Hij naar de aarde om de schepping – die zo perfect gemaakt was, maar door de mensen bedorven wordt – voor de ondergang te behoeden. Vrede heeft plaatsgemaakt voor een schepping die in barensnood is. Denkt u maar aan Romeinen 8: “Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. En niet alleen zij, maar ook wij zelf”[4].
In sommige dingen gaan mensen op de duivel lijken. Op die manier laat God, de almachtige Heerser in de hemel en op de aarde, blijken hoe toornig Hij is over de zonde die gepraktiseerd wordt. De aarde is doortrokken van de zonde. Ten diepste is de kwestie dat mensen het leven negeren, en met hun gezicht naar de dood toe gaan staan.
Om het met Psalm 115 te zeggen:
“De hemel is de hemel van de HEER.
De aarde heeft Hij tot zijn lof en eer
de mensen eens gegeven.
In ’t stille graf brengt niemand Hem nog eer…”[5].
Jezus Christus, de Zoon van God, wist van te van te voren in welke ellendige chaos Hij terecht zou komen. En toch zette Hij Zijn plan door.

Als er een kindje geboren wordt, is het eerste dat wij in de kerk zeggen: “wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Daarom rust Gods toorn op ons, zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen, of wij moeten opnieuw geboren worden”[6].
Als wij dat bedenken, dan beseffen wij eens te meer dat Jezus’ komst op aarde zo ongeveer de belangrijkste gebeurtenis in de wereldhistorie is!

Wij moeten dit alles goed vasthouden.
Want de belijdenis dat Jezus Christus Gods eeuwige Zoon is – die ontvangen werd uit de Heilige Geest – wordt al heel lang tegengesproken.
Johannes had er in zijn tijd – zeg maar: rond het jaar 100 na Christus – al mee te maken. Leest u maar mee: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader”[7].
Er waren in Johannes’ tijd ook al mensen die zeiden: ach, met die zonde en die erfzonde van de mensen valt het wel een beetje mee; er zit nog wel wat goeds in. Dat blijkt uit 1 Johannes 1: “Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet”[8].

Terecht zei de Gereformeerd-vrijgemaakte predikant J. Verkade eens in een preek: “Ziet u: deze twee gaan altijd samen. U kunt ervan op aan, dat waar men loochent, dat Jezus Christus is de eeuwige Zoon van God en dus ontvangen van de Heilige Geest, dat men daar óók de erfzonde ontkent, de totale verdorvenheid en doemwaardigheid van de menselijke natuur-reeds-van-het-eerste-begin. En andersom: wie zijn zonde, zijn werkelijke verlorenheid, voor God niet erkent en belijdt, die verwerpt in feite Christus’ ontvangenis uit de Heilige Geest; die vindt dat niet belangrijk; het zègt hem niets. Zo iemand kan nog wel sympathieke en verheven gedachten hebben omtrent Jezus, die edele mens, die de ellendigen hielp en zichzelf verloochende – en zo zijn er duizenden in ons vaderland, die zó over Christus denken, en nog voor ‘christelijk’ doorgaan ook, maar zij doen toch niets anders en niet minder, dan de Christus van de Bijbel, de ware Christus, verwerpen. En die verwerpen óók …. de Vader, zegt Johannes, zegt dus …. God zelf”[9].

Als wij de moeilijkheden van het leven amper meer aan kunnen mogen we zeggen: ik geloof dat Jezus Christus ook voor mij gekomen, door de kracht van de Heilige Geest.
En als wij er eigenlijk nooit bij stil staan dat wij zeer zondig zijn, dan moeten wij het maar een keer extra repeteren: Jezus Christus is ook voor mij gekomen, door de kracht van Gods Heilige Geest!

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 14, antwoord 35.
[2] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 18.
[3] Mattheüs 1:18.
[4] Romeinen 8:22 en 23 a.
[5] Psalm 115:8 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[6] Formulier voor de bediening van de Heilige Doop aan de kinderen van de gelovigen, uit het Gereformeerd Kerkboek. Citaat van p. 512.
[7] 1 Johannes 2:22 en 23.
[8] 1 Johannes 1:8, 9 en 10.
[9] Dit citaat komt uit een preek van de Gereformeerd-vrijgemaakte predikant J. Verkade. Thema en verdeling van de preek, die op zondag 17 november 1957 gedateerd is, luiden als volgt:
Het evangelie van Christus’ ontvangenis uit de Heilige Geest en zijn geboorte uit de maagd Maria
Naar dat evangelie belijden wij, dat onze Verlosser is:
1. de Zoon van God
2. de Zoon der mensen
3. de Zoon van David.
In dit artikel heb ik dankbaar van die preek gebruik gemaakt. De preek is indertijd via de radio uitgezonden.
Dominee Verkade leefde van 1920 tot 1995.

19 oktober 2015

Marketing

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Kerkgang is niet meer zo modern[1]. Religie is dat wel. En geloof ook. Maar de kerkdienst is een stiefkind geworden.
Moet de kerk zichzelf beter verkopen? Je zou haast denken dat het antwoord op die laatste vraag kort en bondig ‘Ja’ moet luiden.
Wordt het tijd dat de kerk marketingtechnieken gaat benutten om een goed bezoek van de kerkdiensten te bevorderen?

Jaren geleden al maakte de godsdienstsocioloog Erik Sengers duidelijk dat er volgens hem op het kerkplein te weinig aandacht voor marketingtechnieken is. Niemand bedenkt dat er vanuit de kerken een systematische analyse van de omgeving plaats dient te vinden. Heel vervelend.
Want: “De groei van de evangelicale kerken wordt niet enkel verklaard door hun afwijkende opstelling, maar ook door de manier waarop ze inspelen op de religieuze markt.
Marketing biedt ‘bruikbare handvatten’ aan kerken en lokale geloofsgemeenschappen om met de voor hen nieuwe en onzekere situatie van een markt om te gaan, aldus Sengers.
Binnen de marketing wordt de nadruk gelegd wat een organisatie wil bereiken, op een systematische analyse van de omgeving, op een duidelijke concentratie van de middelen op een beperkt aantal groepen, op het programmatisch uitwerken van een aanbod voor deze groepen en op evaluatie van deze activiteiten”.
Sengers concludeerde: “Dat zijn volgens mij de bepalende elementen in een dergelijke maatschappelijke situatie, wil men als (religieuze) organisatie effectief en efficiënt zijn en op de lange duur overleven. Het is daarom des te merkwaardiger, en vanuit het oogpunt van kerkopbouw zorgwekkender, dat deze elementen nog niet of nauwelijks ingang hebben gevonden in de grote kerken”[2].
Weet u wat ik indertijd dacht bij het lezen van voorgaande volzinnen?
In mijn brein zag ik neonletters in alle kleuren van de regenboog. Zij vormden samen de navolgende gedachte: Help! Daar heb je weer zo één!

Toegegeven: inhoudelijk laat die oprisping ernstig te wensen over. Laten we eerlijk zijn: hier hebben wij van doen met een deskundige die op de verkeerde plaats over verkooptechnieken en public relations begint.

Ik zie de STER-reclame op de televisie reeds vóór mij.
Het is een PR-spotje van een ijverige gemeente uit het fictieve dorp Kerkendaal.
Scherm 1: een zwart scherm met hier en daar een vleug rood. Linksonder een visje. Rechtsboven een Bijbel.
Scherm 2: ‘(Niet) te koop: genade, geluk en eeuwig leven’.
Scherm 3: foto van het kerkgebouw van de Vrije Kerk te Kerkendaal.
Scherm 4: ‘Tenminste houdbaar tot einde: zie Bijbel. Of bel …’.
Om nog maar even in reclametermen te blijven: wat koop ik daar nou voor? Kerkmensen wachten ongeduldig op het journaal van 20.00 uur en de niet-kerkmensen mompelen: ‘ze nemen zichzelf al niet meer serieus tegenwoordig; rare jongens, die gelovigen’. En dan te bedenken dat de gelovigen uit Kerkendaal er een smak geld voor over hebben gehad om in het STER-blok van vijf voor acht te komen. Want dat kost een paar lieve centen – echt waar. En “den eerste boer den beste” – u weet wel: uit dat liedje over zoete lieve Gerritje die naar Den Bosch toe ging – wil voor al die door hem geïnvesteerde euro’s natuurlijk wel iets terugzien. Kerkgangers liefst. Als die na die STER-spot nog altijd niet komen, kan hij zijn geld beter anders besteden. Aan een goede maaltijd, bijvoorbeeld. Of aan brandewijn met suiker. Net zoals in dat spraakmakende geval van zoete lieve Gerritje[3].

En voorts, geachte lezer, vraag ik mij in gemoede af waarom men toch zo vaak hoort spreken over een religieuze markt. Want voor zover ik weet ontvangt men op de markt weinig of geen garanties. Terwijl we in de kerk spreken over zekerheden die het aardse leven overstijgen.

Jesaja toont het overlevingspakket van de kerk: “O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Waarom weegt gij geld af voor wat geen brood is en uw vermogen voor wat niet verzadigen kan? Hoort aandachtig naar Mij, opdat gij het goede eet en uw ziel zich in overvloed verlustige. Neigt uw oor en komt tot Mij; hoort, opdat uw ziel leve; Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David[4]”.
Hier is, als ik het goed zie, Gods Heilige Geest volop actief!

Water is in Jesaja’s profetieën wel vaker een beeld voor de activiteit van Gods Geest[5]. Denkt u maar aan Jesaja 44: “Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge; Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost en mijn zegen op uw nakomelingen. Zij zullen uitspruiten tussen het gras, als populieren langs de beken”[6].
Gods zegen wordt op de markt gratis uitgedeeld.
In Jesaja 44 hoort u in de verte nog de roep van Vrouwe Wijsheid uit Spreuken 9:
“De Wijsheid heeft haar huis gebouwd,
zij heeft haar zeven pilaren uitgehouwen,
zij heeft haar slachtvee geslacht, haar wijn gemengd,
ook heeft zij haar tafel bereid.
Zij heeft haar dienstmaagden uitgezonden,
zij roept boven op de hoogten der stad:
Wie onverstandig is, kere zich hierheen;
tot de verstandeloze zegt zij:
Komt, eet van mijn brood
en drinkt van de wijn die ik gemengd heb;
laat varen het onverstand, dan zult gij leven,
en betreedt de weg van het verstand”[7].
Als wij dat alles tot ons door laten dringen, beseffen wij alras dat we in de kerk weinig met verkooptechnieken te maken hebben. Immers: Gods Geest heeft dag en nacht werk aan de kerk.
In de kerk hoeven wij maar één ding te doen: luisteren. Zorgvuldig luisteren.

Trouwens, Paulus schreef aan Timotheüs over “geharrewar bij mensen die niet helder meer zijn van denken en het spoor der waarheid bijster geraakt zijn, daar zij de godsvrucht als iets winstgevends beschouwen”[8].
Ach, laat die marketing maar zitten.

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op donderdag 14 september 2006.
[2] “Kerk sluit te weinig aan bij religieuze markt”. In: Reformatorisch Dagblad, woensdag 13 september 2006, p. 2. Ook te vinden op www.digibron.nl .
[3] Zie over zoete lieve Gerritje https://nl.wikipedia.org/wiki/Dat_gaat_naar_Den_Bosch_toe .
[4] Jesaja 55:1, 2 en 3.
[5] In deze alinea maak ik onder meer gebruik van de internetversie van de Studiebijbel. Commentaar bij Jesaja 55.
[6] Jesaja 44:3 en 4.
[7] Spreuken 9:1-6.
[8] 1 Timotheüs 6:5.

16 oktober 2015

God creëert de historie

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

“God is Maker van de historie”. Dat is de kop boven een interview met dominee I. de Wolff[1]. Vandaag wil ik het betreffende vraaggesprek aan de vergetelheid ontrukken[2].

Graag ga ik met u terug naar het najaar van 1970.
De interviewer wordt binnengelaten aan de Lasondersingel 11 in Enschede. De begroeting is hartelijk: “Kom in, gij gewenste man”.
Op 20 september 1970 is dominee De Wolff met emeritaat gegaan, na 40 jaar ambtsdienst. Hij is nu 69 jaar. Vijfendertig jaar heeft hij in Enschede gestaan.
“Als je zolang in één gemeente staat, dan krijg je op de duur een moreel overwicht. Veel catechisanten van vroeger zijn nu kerkeraadslid en dat kan bezwaren met zich brengen. Er dreigt dan een éénhoofdig bestuur te ontstaan”.

Wat is het mooiste van de ambtelijke arbeid?
Daar is dominee De Wolff heel duidelijk over: “het onderzoek der Schrift, de arbeid in het Woord en in de leer”.
Er is nog iets dat voor de pas geëmeriteerde predikant zonneklaar is: er moet gestudeerd worden. “Je kunt niet aktief zijn, als je eerst niet passief bent. Alles wordt beheerst door de Schrift, want anders spreekt men uit eigen ervaring en uit eigen hart. En dan is de weg geopend voor de valse profetie. Als predikanten niet studeren, dan wordt het volk van profetie ontbloot. Niet-studeren is een vorm van ontrouw”[3]. En: “de studie moet rijp zijn en dat kan niet in een snel tempo gebeuren”.
Merken de gemeenteleden ook iets van die studie? Als het goed is, bemerken de gelovigen dat in “de prediking en het geven van onderwijs. De studie moet daaraan ten goede komen en ook het ziekenbezoek en het huisbezoek kunnen daarvan de vruchten plukken”.
Het lijkt mij van enig belang om dat laatste te accentueren. In onze tijd hebben dominees het vaak zo druk met het oplossen van problemen en het bezweren van crises in hun gemeente dat het lezen en studeren er zomaar bij in schiet. Dat betekent dat dominees er tijd voor vrij moeten maken. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om ervoor te pleiten dat predikanten wekelijks studietijd inplannen.

De Enschedese predikant spreekt uitgebreid over de Vrijmaking van 1944.
Gaarne geef ik een lang citaat.
“In het begin heb ik niet alles doorgehad. Ik zag nog niet helder voor ogen wat de consequenties waren van de vrijmaking, maar achteraf heb ik steeds meer de goede lijn gezien. Het wezen van geschiedbeschrijving is eigenlijk dat men het werk Gods ziet, de straffen Gods in de historie en ook de zegeningen die Hij geeft aan Zijn kerk. We moeten zien dat het geen werk van mensen is, maar we dienen in alles Gods werk te zien.

In de dagen der vrijmaking waren er mensen die zeiden: het geeft niet hoe de leer is, als het juridisch maar in orde is. Anderen redeneerden andersom. Er waren mensen die partijzuchtig waren door hun vasthouden aan de gemengde school, aan de A.R. Partij, aan het CNV enz. Ze hebben het niet gezien dat God werkte. Mensen die mede daardoor nu buiten de kerken zijn gekomen hebben geen kennis. Trouwens in het algemeen gezegd kan het kennispeil nog wel omhoog.

Toen Rehabeam Jeruzalem afstootte, lag dat niet zozeer aan de politieke lijn, maar de omwending was van den HEERE. God bewerkte dat de gedachten van Rehabeam een andere kant opgingen. De motieven van Rehabeam waren uit de mens, doch we zien er Gods voorzienigheid in. We constateren een element van straf, doch ook worden er antithesen gesteld, waardoor de kerk genoodzaakt wordt zich te verdiepen in de waarheid. We zien dat steeds in de geschiedenis. Een dieper ingeleid worden in de waarheid gaat vaak gepaard met schokkende gebeurtenissen. Dat schokmotief treffen we niet alleen aan – zoals K. Schilder het schreef – bij het einde der wereldhistorie, maar we merken dat steeds in de geschiedenis op. Mensendaden treden in de geschiedenis op de achtergrond, al gebruikt God die daden wel. Maar God zelf is de Maker van de historie”.
Het is goed om het tot ons door te laten dringen:
* wij kunnen de historie niet goed overzien
* soms weten wij niet precies waarom we iets doen; wellicht zien we dat pas achteraf
* wij dienen altijd het werk van God te zien.

Wat moet er gedaan worden als in de kerk dwalingen te horen en te zien zijn?
Dominee De Wolff heeft daar het volgende over te zeggen.
“Men zegt wel: zand erover, maar wat je levend begraaft, kom er soms wel weer uit. Van roomse zijde zegt men: de paus moet vrij zijn naar zijn geweten de kerk te besturen. Zo willen ook gereformeerden zich vandaag op het geweten beroepen, zonder dat geweten te normeren aan de Schrift. Hier dreigt het gevaar van het subjectivisme. De Cock schreef eens terecht: dwalingen zijn venijnige beesten, die je zo gauw mogelijk grijpen moet”.
Wij leven vandaag in een andere tijd. Maar nog altijd geldt dat we er in de kerk goed aan doen om ons gezond verstand, ons gevoel of onze intuïtie niet op de voorgrond te plaatsen. Het Woord van God moet onze norm wezen!

Dominee De Wolff geeft ook een typering van de situatie in Nederland en in de wereld.
“In Nederland hebben we de tuchtiging des HEEREN te vrezen, hoewel Hij nog geen afgesneden zaak gemaakt heeft. Het is net als in de dagen van Rehabeam. Maar als de kerk in elkaar zou storten, wat blijft er dan over?”.
De predikant zegt ook:
“We zien Gods oordelen, net als in de dagen vlak voor de Afscheiding. Toen heerste er de cholera en waren er grote overstromingen. Zo bereidt God de akker der wereld. De kerk zal klein worden en het is niet gezegd dat de kerk op elke plaats zal blijven. Het is wel merkwaardig, dat terwijl het in het Westen achteruit gaat, we een opbloei zien in West- Irian en in andere streken van de wereld. Op de zendingsvelden zijn veel bekeerlingen en er is veel jeugd die tot de belijdenis komt dat Christus de Verlosser is. Wat er van Nederland terecht moet komen weet ik niet. Het is een slap zaakje op alle gebied”.
Sprekend over de Troonrede blijkt dat er anno 2015 niets nieuws onder de zon is.
“Daar zit iets moedgevens in, maar de goede gronden ontbreken. Over het leven naar de Schrift, daar spreekt de Troonrede niet over. Het is alles tolerantie wat de klok slaat. De zaken worden teveel afgemeten naar de materie”.

Dominee De Wolff wordt geïnterviewd in 1970.
Inmiddels is het heel wat jaren later.
Maar in de grond van de zaak is er, wat dat laatste betreft. nog maar weinig veranderd!

Noten:
[1] Dominee De Wolff leefde van 1901 tot 1976.
[2] Het interview staat in het Nederlands Dagblad, zaterdag 3 oktober 1970, p. 3.
[3] In de eerste zin van dit citaat wordt aktief met een k gespeld. In de jaren ’70 van de vorige eeuw is het een tijd lang gewoonte geweest om ‘uitheemse’ woorden – actief is afkomstig van het Franse activer – te vernederlandsen.

15 oktober 2015

Reuzentaak

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Heden ten dage is er geen zinnig mens die een slaaf wil zijn van zichzelf[1]. Of van zijn agenda. Of van zijn werk. Geen kwestie van! Men wil vooral en allereerst niet-slaafs zijn. Want mensen zijn mondig, moet u weten. Derhalve: weg met de knoet…
Als het gaat over geloof verkeert men veelal in éénzelfde sfeer. Er zijn velen die zeggen: in de kerk leggen ze je vast op allerlei regels. Men beweert bij hoog en bij laag dat je in de kerk een slaaf bent van de groepscode. En als u dat nog niet bent, dan wordt u dat wel.

Het moet ons opvallen dat de apostel Paulus voor dergelijke slavernij niet zo bang is.
Zonder omhaal schrijft hij in Romeinen 6: “Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Maar Gode zij dank: gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is”[2].

Dus: in beide gevallen moet er hard gewerkt worden.
In de wereld waar de zonde heerst, wordt activiteit gevraagd. In het Koninkrijk van God is ook meer dan voldoende te doen. Daar zit het verschil niet in. Het onderscheid is dit: de Satan eist onbarmhartig de inzet van zijn knechten; de genadige God vraagt in het verbond gehoorzaamheid van Zijn kinderen. Ziet u het? Het is hier: knechten versus kinderen! Paulus vat de kwestie aan het einde van Romeinen 6 kernachtig samen: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here”[3].

Wie de grens overschrijdt komt dus meteen in een heel andere wereld terecht. U voelt dat de sfeer verandert. Opeens is het klimaat totaal anders!

Het is belangrijk om dat te accentueren.
Want over die grens wordt tegenwoordig nogal eens makkelijk gedaan. De Here wordt, zo poneert men zonder blikken of blozen, zo’n beetje in alle kerken gediend. Dat geeft een stuk minder gedoe. Zelfs door voorgangers worden dergelijke meningen geventileerd.
Maar denk niet dat dat alleen vandaag gebeurt.
Welnee.

Neem nou die Nederlands Gereformeerde dominee die zo’n tien jaar geleden een beroep aannam naar een Voortgezette Gereformeerde Kerk[4].
De predikant oreerde indertijd: “Ik ben dienaar van het goddelijk Woord. Nederlands-gereformeerden hebben dat Woord nodig, andere kerken hebben dat Woord evenzeer nodig, iedereen heeft dat nodig. Ik ben geroepen om dat Woord te verkondigen. Als dan een beroep op mijn weg komt, maak ik op basis van een afweging een keuze. Die moet ik voor de Here verantwoorden. Dat wil niet zeggen dat dat voor mensen altijd goed te begrijpen is. God gaat zijn eigen weg, die ik ook vaak niet begrijp”[5].
Ik constateer dat die dominee geen slaaf van de groepscode wilde zijn. Dat mensen het niet snapten, dat was jammer. Maar ach…, de dominee kon het niet helpen. Leek hij te zeggen. En de Here zal het vast wel begrijpen. Suggereerde hij.

Dat de strijd tussen God en Satan een harde strijd is, dat leek de dominee toen in het geheel niet te deren. Dat de grens tussen definitieve dood en eeuwig leven te maken heeft met het streven naar de grootst mogelijke zorgvuldigheid, leek bij de predikant enigszins buiten beeld te blijven. Maar ik lees toch echt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “Wij geloven dat men nauwgezet en met grote zorgvuldigheid…,” – daar hébt u dat woord! – “…vanuit Gods Woord, behoort te onderscheiden welke de ware kerk is, omdat alle sekten die er tegenwoordig in de wereld zijn, zich ten onrechte kerk noemen”[6].

De dominee was, zo sprak hij vol overtuiging, in de Gereformeerde kerken tot een levend geloof gekomen. “Wat weer niet betekent dat ik vast zit aan dat verleden”.
Die manier van zeggen ziet er in dit verband ietwat vreemd uit.
Want een Gereformeerd mens zit per definitie vast aan een verleden; laten we dat even zonder omwegen vaststellen. Het verleden namelijk waarin Jezus Christus voor onze zonden betaalde. En dat belijden wij – zo zeggen dominees tijdens kerkdiensten telkenmale – met de kerk van alle tijden en plaatsen. De kerk: enkelvoud! Van alle tijden en plaatsen: meervoud!
Tegenwoordig komt zo’n overgang van het ene naar het andere kerkverband bij predikanten wel vaker voor. Wij kijken daar meestal niet meer van op.
Grensverkeer tussen kerkverbanden? Nee, dat is eigenlijk niets nieuws meer. U en ik zijn er bijna aan gewend.
Niettemin is dat in heel veel gevallen verkeerd. Fout. Zondig.

Wij moeten – zo zei K. Schilder eens – “niet nalaten te zoeken naar een kerkgemeenschap, die een afspiegeling is van wat in Gods boeken is. Daarom moet de kerk maatstaven hebben om te zeggen: wij zweren dat wat wij doen, geen botvieren is van religieuze verlangens, maar het in de tijd vormen van de stad Gods, die Hij aanwijst. Voor die reuzentaak staan wij elke dag. Om die taak te volvoeren worstelen we om hier te volbrengen de dienst aan de Vader. Als de kerk de maatstaven zoekt moet ze die vinden in Gods Woord”[7].

De conclusie ligt voor de hand: Gereformeerde mensen moeten zich, ook als het over deze dingen gaat, steeds weer laten reformeren.
In dat kader citeer ik tenslotte nog één keer Romeinen 6: “Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen”[8].

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op woensdag 13 september 2006.
[2] Romeinen 6:16 en 17.
[3] Romeinen 6:23.
[4] De predikant in kwestie is J. Maliepaard. Hij is momenteel predikant van de Voortgezette Gereformeerde Kerk te Noordwijk.
[5] Nederlands Dagblad, dinsdag 12 september 2006.
[6] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29.
[7] Prof. drs. D. Deddens, “Cursus bij kaarslicht; Lezingen van K. Schilder in de laatste oorlogswinter”, deel 1. – Uitgeverij Woord en Wereld, 1997 (Woord & Wereld; 36). – p. 20.
[8] Romeinen 6:1-4.

« Vorige paginaVolgende pagina »

Blog op WordPress.com.