“Bidt, dat gij niet in verzoeking komt” – Lucas 22:40 en 46.
Op deze Goede Vrijdag van het jaar 2016 schrijf ik graag iets naar aanleiding van bovenstaande woorden. Ze komen twee keer voor in één perikoop.
Ze zijn blijkbaar geweldig belangrijk.
De leerlingen moeten ervoor waken om zich van Jezus Christus af te keren en niet langer op Hem te vertrouwen. Het wordt hen op het hart gedrukt. Die opdracht moet goed tot hen doordringen.
En ook wij moeten daar blijvend oog voor houden!
Het was al in 1959 dat de vrijzinnig hervormde predikant P. Smits zei: “Het is ook mijn eer te na, dat iemand voor míjn schuld zou moeten boeten. Ik wens te stáán voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie”.
Vandaag is dat motto, mutatis mutandis, door duizenden mensen overgenomen.
Dat voorspelde de ‘religieuze humanist’ Smits trouwens ook al: “Smits voorspelde al in de jaren zestig van de vorige eeuw dat religie in de westerse samenleving zou ontwikkelen tot het ‘ietsisme’, een niet-dogmatisch, vaag en op emoties gebaseerd spiritueel gevoel. Ook zelf raakte hij meer en meer los van het christelijke gedachtegoed. Hij schreef over die ontwikkeling in ‘Veranderend wereldbeeld, mensbeeld, godsbeeld’ (1981)” [1].
De vraag is of wij ons, anno Domini 2016, helemaal over willen geven aan Jezus Christus die voor ons geleden heeft. Want de verleiding is vandaag de dag groot om water in de wijn te doen!
Overal op de wereld wordt Goede Vrijdag en Pasen gevierd.
Dat gebeurt vanuit het lijden van de wereld. Wij staan er midden in. We hebben er allen mee te maken. Aan den lijve, soms.
Ik denk aan de ramp met de MH17.
In het Reformatorisch Dagblad van 17 oktober 2015 stond een foto van een kruis. Het bijschrift was veelzeggend. Het luidde: “In Roszypne (een dorpje in Oekraïne, BdR) staat een kruis. Op de plek waar de cockpit van de MH17 neerstortte. Het is een monument als uiting van respect aan de slachtoffers en de nabestaanden. Met een boodschap.
In het Westen wijst het kruis (ook onder christenen) naar dood en lijden. Daarom staat het op een rouwkaart of op een graf.
In Rozsypne staat echter een Slavisch kruis. De bovenste balk is voor het opschrift INRI, de onderste voor Jezus’ voeten. Verder heeft alles nog een diepere betekenis.
Belangrijker is nog dat het kruis in de oosters-orthodoxe beleving niet van lijden (Goede Vrijdag) spreekt, maar getuigt van de overwinning (Pasen).
De boodschap van dit monument is dus: er is overwinning onder het kruis”[2].
In de bovenstaande alinea’s zijn twee uitersten uitgetekend:
* Christus’ lijden en opstanding zeggen niets meer
* Christus’ lijden en opstanding garanderen onze toekomst, vanwege Zijn reddingswerk.
“Leidt ons niet in verzoeking”.
Die bede richten we ook in onze tijd nog aan onze God.
Dominee Joh. Kapteyn – in 1941/1942 Gereformeerd predikant te Groningen – heeft over die bede eens gezegd: “Christus leert ons niet anders dan te bidden: ‘en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze’.
We mogen dus wel bidden om afwending van oorlogen en rampen en vervolging, maar slechts als geestelijke menschen. Wanneer ik bidden ga in vleeschelijken wellust, kan ik hier gemakkelijk de kerk vol krijgen. Maar doen de heidenen ook niet alzoo?
We moeten bidden naar de Schrift het ons leert, en dus als wetende, dat al deze dingen komen zullen, en in deze verzoeking bidden om staande te mogen blijven. We mogen niet bidden in kortzichtigheid, maar als menschen, die de Schrift kennen en uit de openbaring leven willen, hoe het ook gaan moge.
En dan zullen we niet vreezen hen die het lichaam kunnen dooden, maar veel meer Hem, die beide, lichaam en ziel, kan verderven in de hel. En daarom zullen we ook alle dingen ondergeschikt maken aan dit ééne: Jezus Christus komt om te oordeelen! We zullen dan niet meer bezield worden door de gedachte en de hoop, dat we het leven er af zullen brengen; maar hoe het ook ga, dat we mogen staan voor Hem!”[3][4].
Wij moeten geestelijke mensen zijn. Die term kennen we uit 1 Corinthiërs 3: “En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen”[5].
Omdat wij aan Christus verbonden zijn, kunnen wij heel veel dingen aan. En dat is heel, heel hard nodig.
De hierboven reeds geciteerde dominee Kapteyn zei daarover eens: “De grootste zwarigheid zal zijn, dat er schijnbaar nergens uitkomst zal wezen. Bedreigingen worden volvoerd en alles schijnt triumfantelijk uit te roepen: ‘Waar is nu uw God? Waar is de God op Wien gij bouwdet en aan Wien gij uw zaak vertrouwdet?
Maar Christus zegt: ‘Geloof mij. Ik kom!’.
Dat is: als gij niets dan verdervende machten voor oogen hebt, als in den gang der historie de ondergang der Kerk zich schijnt af te teekenen, houdt dan dit beloftewoord vast en zegt: ‘Hij komt, ik weet: Mijn Verlosser leeft!’.
Resultaat dus: in plaats van neergebogen, hoog opgericht!
Christus’ bedoeling is: dat wij in alle droefenis en vervolging het hoofd opsteken”[6].
Wij leven in een wereld vol dreiging en geweld. En laten wij maar eerlijk zeggen dat we daar totaal geen overzicht over hebben.
Op deze Goede Vrijdag moeten we echter vol overtuiging belijden dat onze Heiland vanwege onze zonden gestorven is.
Met die belijdenis moeten we, naar het lijkt, een beetje uitkijken. Uit het redactioneel commentaar in het Reformatorisch Dagblad van zaterdag 19 maart jongstleden citeer ik: “Preken over zonde en genade is niet verboden. Maar als de hoorder de boodschap niet pikt, moet de voorganger het zwijgen worden opgelegd. Dat is het standpunt van de Employment Appeals Tribunal (EAT), de Britse raad van beroep voor werknemers.
De EAT deed recent een uitspraak naar aanleiding van een klacht van de pinkstervoorganger Barry Trayhorn die op straat was gezet. Behalve dat hij predikant was, werkte hij ook als tuinman bij een gevangenis nabij Cambridge, waar vooral zedendelinquenten worden vastgehouden.
Op uitnodiging van een gevangenispastor had Trayhorn een dienst geleid. Aan de hand van 1 Corinthiërs 6 had de pinkstervoorganger gesteld dat onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen beërven. Een aantal zonden benoemde hij daarbij concreet. Hij wees erop dat alleen de genade van de Heere Jezus Christus verlossing brengt. Heel sterk beklemtoonde hij dat elk mens, ook hijzelf, die genade nodig heeft.
De preek viel niet in goede aarde. Enkele gedetineerden voelden zich gediscrimineerd en dienden een klacht in. De leiding besloot daarop om niet alleen de pinkstervoorganger de toegang tot de gevangeniskansel te ontzeggen, maar ook om hem te ontslaan. Dat de predikant aanvoerde zichzelf ook als zondaar te kennen en dus de gestraften niet had afgewezen, mocht niet baten”.
De schrijver van het commentaar concludeerde onder meer: “Wanneer de boodschap van zonde en genade door seculiere instanties wordt gesmoord, is een samenleving aan de verharding overgegeven. Moet de kerk dan maar zwijgen? Integendeel, ze moet schreeuwen tot God om een wederkeer tot Zijn geboden”[7].
De conclusie van die commentator lijkt mij volkomen terecht.
Goede Vrijdag: dat is voor Gereformeerde mensen, als het goed is, een dag van waarschuwing en troost.
Laten wij het slot van Gods Woord maar tot ons door laten dringen. Dan is alles gezegd.
Ik citeer:
“Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.
En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.
Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.
Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus!
De genade van de Here Jezus zij met allen”[8].
Noten:
[1] Zie: Albert-Jan Regterschot, “Biografie over P. Smits”. In: Kruispunt, katern van het Reformatorisch Dagblad, donderdag 19 november 2015, p. 4.
[2] “MH17: overwinning onder het kruis”. In: Reformatorisch Dagblad, zaterdag 17 oktober 2015, p. 13 (rubriek Beeldhoek).
[3] Rudolf van Reest, “Een bloedgetuige der kerk. Het leven en sterven van Johannes Kapteyn. Gereformeerd predikant”. – Groningen, 1946. – p. 60. Geraadpleegd via www.digibron.nl .
[4] Zie voor meer informatie over deze predikant http://www.protestant.nu/Encyclopedie/tabid/359/Default.aspx?page=Kapteyn%2c%20Johannes%20 . Geraadpleegd op zaterdag 19 maart 2016.
[5] 1 Corinthiërs 3:1 en 2 a.
[6] Rudolf van Reest, a.w., p. 63.
[7] “Zwijgen over zonde”. Commentaar in Reformatorisch Dagblad, zaterdag 19 maart 2016, p. 3.
[8] Openbaring 22:16 b-21.