Gereformeerde mensen moeten zich dagelijks bekeren[1]. Zij behoren zich dagelijks naar God toe te keren.
Dat moeten zij doen: enthousiast en zonder restricties.
Men zegt dat het in veel zogeheten “traditionele kerken” aan zulke Geestdrift schort. Er moet, zegt men, meer blijheid blijken.
Nu bestaat er een al wat ouder boekje over ‘geestelijk vlagvertoon’.
De schrijfster betoogt dat vlaggen passen in het doorbreken van oude structuren, en het componeren en gebruiken van nieuwe liederen. Het zwaaien met vlaggen en vaandels is een must. Het hoort er bij. Het is een uitdrukkingsvorm van de Heilige Geest. De auteur meent dat het wapperen met vlaggen “iets doet verschuiven in de atmosfeer”. Het heeft dus invloed. Daarom moeten we ons bekwamen in vlagtechnieken[2].
Mozes geeft in Exodus 17 een speciale naam aan een altaar. Die naam luidt: ‘De Here is mijn banier’[3].
Het volk Israël loopt door de woestijn, op weg naar de Sinaï. We kennen de geschiedenis: als Mozes zijn hand maar goed omhoog houdt, houdt Gods volk de overhand in de strijd met Amalek. Als de hand zakt, is het omgekeerde het geval.
Het is duidelijk dat het omhoog houden van die hand slechts een teken is. Niemand wint een gevecht met het omhoog heffen van een hand.
Nee, het is werk van de Here. En Hij zegt er bij: “Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen”[4]. De Here stelt orde op zaken.
Moeten wij de sfeer laten schuiven?
Moeten wij het werk van de Geest zichtbaar maken?
Ach, dat lukt ons slechts zeer ten dele. En het lukt ons alleen maar als Gods Geest heel intensief in ons leven werken gaat.
Ooit was ik in een baptistische dienst. En ja hoor, ook daar werd met vlaggen gezwaaid. Ik vond het indertijd een zeer zonderling gezwier. Dwaas gedwarrel met stoffen aan een stok. Moet je daar nou de Heilige Geest in zien? Het lijkt wel of men met al dat gezwaai het werk van Gods Geest zelf op gang wil brengen!
In Jesaja 11 vinden we een beschrijving van Gods vrederijk.
Er komt een nieuwe Koning, die vervuld zal wezen van Gods Geest. Die Koning zal ook een heel rechtvaardige Rechter zijn. Zwakke mensen worden eerlijk door Hem behandeld. Armen zijn bij die machtige Koning goed af.
Die Koning zal zorgen voor een heerlijke vrede op aarde. Moet u zich eens voorstellen: een wolf die met een lammetje speelt, een panter die vredig naast een bokje ligt, een kalfje dat samen met een leeuw aan het eten is. Die dieren hebben een oppas. En wie is dat? Een klein kindje…
Uiteindelijk is de aarde vol met mensen die een dagvulling hebben aan het dienen van die Koning. Zoals de zee vol is met water, zo is de aarde helemaal gevuld met ware godsdienst[5].
Is het niet ongelooflijk?
Daar wil je toch bij wezen?
Daar gaan we toch met z’n allen zo snel mogelijk naar toe?
Jesaja profeteert: “En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn”[6].
Die Koning is als een banier.
Iedereen ziet Jezus Christus staan, net als een vaandel op het slagveld.
En allen begrijpen: bij Hem moeten wij wezen!
Daar steken onze banieren schril bij af.
Onze vlaggen stellen bij Gods grootheid niets voor.
Laten we ervoor oppassen dat onze vlaggen beeld-spraak worden. Of, nog erger: beelden-dienst!
De Here is onze banier.
Daar zinspeelt Paulus in Romeinen 15 ook op.
Daar schrijft hij over de omgang met elkaar in de kerk: sterken met zwakken, en andersom. Het draait in de kerk niet om de wensen die wij zelf hebben, en de dingen die wij zouden willen doen. Wij moeten ons oefenen in eensgezindheid, in eendracht, in samen optrekken. En dan moeten we allemaal wel eens wat inleveren. Die eensgezindheid kunnen we bij Jezus Christus goed zien. Hij voerde Gods wil perfect uit.
In Hem, en in Zijn voorbeeld, ligt uiteindelijk de reden dat wij elkaar accepteren.
Dat geldt niet alleen voor Israël, maar ook voor de kerk in heel de wereld.
Samen moeten wij naar Christus toe.
En als Paulus zover gekomen is, wordt zijn brief aan de Romeinen opeens een jubelzang:
“Daarom zal ik U loven onder de heidenen en uw naam met snarenspel prijzen.
En verder zegt Hij:
Verheugt u, heidenen, met zijn volk.
En verder:
Looft, al gij heidenen, de Here, en laten alle volken Hem prijzen
En verder zegt Jesaja:
Komen zal de wortel van Isaï, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen
De God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof, om overvloedig te zijn in de hoop, door de kracht des heiligen Geestes”[7].
Moeten we nu toch hoopvol met vlaggen zwaaien?
Laten we vooral niet denken dat daar een bepaalde kracht van uit gaat. Of dat we daarmee het werk van Gods Geest zichtbaar kunnen maken.
We moeten beseffen dat onze Here Jezus Christus een banier is.
Met de kracht die Hem eigen is verzamelt Hij Zijn volk om Zich heen. Als het daarom gaat kunnen Zijn kinderen slechts instrumenten zijn van de grote God, die wonderen doet. Ook anno Domini 2016.
Noten:
[1] Dit is een uitwerking van een ‘weeknotitie’ die ik op zaterdag 4 oktober 1997 schreef. Die notitie heeft het volgnummer 540 en is getiteld ‘De Here is onze banier’.
[2] Jackie Howard, “Vlaggen en banieren”. – Vlissingen: Goed Nieuws Uitgevers, 1997. – 63 p. Het boekje werd besproken in de editie van het Nederlands Dagblad die verscheen op donderdag 2 oktober 1997. In 2012 verscheen van dezelfde auteur het e-book “Vlaggen en banieren – Creatieve expressie in de gemeente”. Zie http://www.vanstockum.nl/ebooks/theologie-algemeen/geloofsopbouw/nl/vlaggen-en-banieren-jackie-howard-9789081955126/ ; geraadpleegd op woensdag 6 juli 2016.
[3] Exodus 17:15.
[4] Exodus 17:14.
[5] Zie Jesaja 11:1-9.
[6] Jesaja 11:10.
[7] Romeinen 15:9 b-13.