Het is, meen ik, zeker in onze tijd nodig om het belang van de doop te benadrukken. Van steeds meer mensen geldt dat zij, zoals zij zelf zeggen, best wel een beetje christelijk zijn. De inhoud daarvan verschilt sterk per persoon.
Daarom is het goed om ons te blijven realiseren wat de doop betekent.
Daarover peinzend en schrijvend citeer ik eerst een stukje uit Zondag 26 van de Heidelbergse Catechismus.
“Wat betekent dat: met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn?
Antwoord:
Dat wij van God vergeving van de zonden hebben uit genade, om het bloed van Christus, dat Hij in zijn offer aan het kruis voor ons vergoten heeft. Verder ook, dat wij door de Heilige Geest vernieuwd en tot leden van Christus geheiligd zijn, zodat wij hoe langer hoe meer van de zonde afsterven en godvrezend en onberispelijk leven”[1].
Wat een prachtige troost is dat, in een schier dolgedraaide wereld!
Onze zonden worden vergeven!
Te midden van alle kleine problemen in ons persoonlijk leven, en de grote vraagstukken van de wereld in de eenentwintigste eeuw wordt er in ons leven een proces van vernieuwing gestart.
Dat is toch geweldig?
Massa’s mensen hebben het met deze wereld eigenlijk wel een beetje gehad. Ze zouden, diep in hun hart, wel graag opnieuw willen beginnen.
Welnu, de hemelse God geeft Zijn kinderen daarvoor iedere dag een kans.
Is dat niet schitterend?
Is dat niet alleszins hoopgevend?
Maar het moet duidelijk zijn: bij die doop komt ook de kerk in zicht.
Leest u maar mee in de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “Wij geloven en belijden dat Jezus Christus, die het einde van de wet is (…), door het vergieten van zijn bloed een eind gemaakt heeft aan elke andere bloedstorting die men zou kunnen of willen doen tot verzoening voor onze zonden. Hij heeft de besnijdenis, waarbij bloed vloeide, afgeschaft en in plaats daarvan het sacrament van de doop ingesteld. Hierdoor worden wij in de kerk van God opgenomen en van alle andere volken en vreemde godsdiensten afgezonderd, om helemaal het eigendom te zijn van Hem, van wie wij het merk en veldteken dragen. Dit dient ons tot een getuigenis dat Hij eeuwig onze God en onze genadige Vader zal zijn”[2].
Daar staat het.
Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
“Hierdoor worden wij in de kerk van God opgenomen en van alle andere volken en vreemde godsdiensten afgezonderd”.
Maar zo gewoon is dat niet.
Niet zo lang geleden, het was op dinsdag 10 januari jongstleden, stond in het Nederlands Dagblad een verhaal over een echtpaar dat het kerkplein willens en wetens verlaten heeft.
Ik citeer:
“Vraag je Mark Eikema waarom hij zich christen noemt, dan is zijn antwoord: ‘Ik geloof in God, die een bedoeling heeft met zijn schepping, en in de sleutelrol die Jezus daarin speelt door zijn sterven en opstanding. Ik ben christen, ik heb niet veel dingen losgelaten, mijn geloof is denk ik best orthodox.’
Toch is hij niet meer lid van een kerk. Niet uit afkeer of andere negatieve gevoelens, maar domweg omdat de diensten voor hem geen meerwaarde hebben. Om te ontdekken of er nog andere christenen zijn die om vergelijkbare reden geen kerk bezoeken, begon hij met zijn vrouw Elsa met het initiatief De Kerklozen.
De Kerklozen heeft een pagina op Facebook, een Twitteraccount en een website in wording. Op 3 januari verscheen het eerste bericht op de sociale media en sindsdien komen er veel reacties binnen. Ook de vrijgemaakt-gereformeerde dominee Jos Douma prees het initiatief aan als ‘boeiend en inspirerend’”`.
En:
“Op Facebook prijst De Kerklozen het boek Unchurching aan, geschreven door een voormalige voorganger. Onkerkelijk christen zijn is een internationaal fenomeen. In Nederland is er, behalve in Zwolle, ook een vergelijkbaar initiatief in Utrecht”
Eikema staat niet negatief tegenover de kerk. Hij laat zich inspireren door christelijke denkers als Tom Wright en Richard Rohr, die zelf wél stevig in de kerk geworteld zijn”[3].
Waar beginnen we, als wij over het bovenstaande nadenken?
Laten wij Romeinen 10 als uitgangspunt nemen. Ik citeer: “Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft”[4].
Wie gelooft, komt bij Christus terecht. Gods kind komt bij zijn Heiland terecht. Want het gelovig kind van God weet: ik ben het eigendom van de machtigste Man van heel de wereld!
Dat is trouwens al eeuwen geleden aan de wereld duidelijk gemaakt.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit Exodus 12.
“Als er nu een vreemdeling bij u verblijft en als die voor de HEERE het Pascha wil houden, laat dan al wie mannelijk is bij hem, besneden worden. Dan mag hij naar voren komen om het Pascha te houden, en zal hij zijn als een ingezetene van het land. Niemand echter die onbesneden is, mag ervan eten”[5].
In Israël mogen slaven, vreemdelingen en bijwoners deelnemen aan de maaltijden. Maar voor het Pascha geldt een uitzondering. Daaraan mogen niet-Israëlieten alleen deelnemen als zij besneden zijn. Zij mogen alleen aan het Pascha meedoen als zij het merk- en veldteken van het verbond dragen. Het dragen van dat merk- en veldteken is beslissend.
Die lijn wordt in 1 Petrus 2 doorgetrokken.
Kijkt u maar.
“Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht”[6].
Op grond van het bovenstaande concludeer ik: wie gedoopt is, hoort in de kerk thuis.
De verkondiging van het blijde perspectief van de toekomst en permanente troost gebeurt in de kerk.
Wie gelooft in Jezus Christus moet daar, in de kerk wezen.
Wie zijn Heiland wil volgen, moet zich bij de kerk melden!
Ja maar, vraagt iemand, heeft u nu helemaal geen begrip voor al die frustratie?
U begrijpt toch wel waarom De Kerklozen op de kerk stuk gelopen zijn?
U weet toch wel dat er in de kerk een overvloed van regels is?
U weet toch wel van de geringe betrokkenheid en de lauwheid?
Ja, dat alles is bekend.
Maar in de kerk moeten wij niet naar mensen kijken. Wij moeten ons in alles op de Here God richten.
De Kerklozen beginnen gewoon voor zichzelf. Maar dat lost niets op. Sterker nog, ten diepste is het een zich afkeren van de heilige vergadering die door God vorm gegeven wordt. Het betreft een miskenning van Christus’ kerkvergaderend werk.
Tenslotte, de Gereformeerd-vrijgemaakte predikant dr. Jos Douma blijkt het initiatief van De Kerklozen “boeiend en inspirerend” te vinden.
Dat begrijp ik niet helemaal.
Zeker, het is een opvallend initiatief. Maar gedoopte mensen horen in de kerk thuis. En nergens anders.
Ik zou willen zeggen: de kerklozen moeten niet afkerig wezen; zij moeten zich bekeren!
Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 26, antwoord 70.
[2] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 34.
[3] “Kerkloos uit overtuiging”. In: Nederlands Dagblad, dinsdag 10 januari 2017, p. 2.
[4] Romeinen 10:4.
[5] Exodus 12:48.
[6] 1 Petrus 2:9.