Vanouds is Psalm 56 onder het kerkvolk een zeer geliefde psalm. Velen kennen de berijming uit 1773 nog:
“Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.
‘k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat sterv’ling zou mij schenden?”[1].
Dat klinkt blij. Triomfantelijk bijna.
Even zo goed is de aanleiding voor de psalm aanzienlijk minder glorieus.
David componeert de psalm namelijk naar aanleiding van zijn belevenissen in het land der Filistijnen.
David is, op de vlucht voor koning Saul, in Gath is aangekomen. Gath, dat ligt in Filistea. Daar zal Saul hem vast niet zoeken.
Maar al spoedig herkent het paleispersoneel hem. Blijkbaar zien ze in hem een machtige tegenstander. En die hebben zij nu in handen gekregen! Opgetogen brengen ze David naar hun werkgever, koning Achis.
Dat maakt David bang. Wat gaan ze hier met hem doen?
Hij stelt zich aan als een krankzinnige.
Laten we wel wezen: dat getuigt niet van veel vertrouwen op de Here. Het lijkt wel alsof David eensklaps de wanhoop nabij is en met eigen gewiekstheid de zaak wil oplossen[2].
De koning van Gath weet niet wat hij met David aan moet vangen. Wat moet je met zo’n gestoorde figuur beginnen? Weg met die man!, beveelt hij.
En zo wordt David opnieuw verdreven. En opnieuw schrijft hij een psalm; wij kennen die als Psalm 34.
Hoe dat zij: in Gath staat David angsten uit.
De vijanden komen op hem aan. Ze zitten hem op allerlei manieren dwars. Ze leggen hem woorden in de mond die hij nooit heeft gezegd.
Als die vijanden een methode vinden om hem weg te drukken uit de maatschappij, dan gebruiken ze die onmiddellijk. Voortdurend zitten ze achter David aan.
Diep-verdrietig wordt David ervan!
Hoe moet het toch verder?
Met zijn nood gaat hij naar het juiste Adres.
En hij schrijft het lied dat wij kennen als de zesenvijftigste Psalm.
Daar zakt de wanhoop weg.
David weet: de Machthebber van de wereld is mijn God. En David weet ook: als de God van hemel en aarde aan mijn kant staat, gaat het goed; dan kan mijn leven nooit structureel worden vernield.
In de Nederlandse samenleving hebben veruit de meeste mensen niet met achtervolging of vervolging te maken.
Maar natuurlijk hebben we wel te maken met verdriet. En met tegenstand, soms. Met teleurstellingen, ook.
Toch gaat het daar in Psalm 56 niet om.
Kijkt u maar even met mee.
“Wees mij genadig, o God”[3].
En:
“Op de dag dat ik vrees,
vertrouw ík op U.
In God prijs ik Zijn woord,
op God vertrouw ik, ik vrees niet”[4].
En:
“Stort de volken neer in toorn, o God!
Ú hebt mijn omzwervingen geteld;
doe mijn tranen in Uw kruik.
Staan zij niet in Uw register?”[5].
En:
“Dit weet ik: dat God met mij is.
In God prijs ik het woord,
in de HEERE prijs ik het woord.
Ik vertrouw op God, ik vrees niet”[6].
En:
“U hebt mijn ziel gered van de dood,
– hebt U niet mijn voeten voor struikelen behoed? –
zodat ik voor Gods aangezicht zal wandelen
in het licht van de levenden”[7].
Nee, het gaat in Psalm 56 niet om David. Alles draait niet om de deplorabele toestand van de vluchteling. De God van het verbond staat hier centraal!
David leert alle zangers van deze psalm dat God genadig is.
Op Hem kunt u vertrouwen, zegt David. Met de Verbondsgod komen u en ik altijd goed uit. Dan zakt de wanhoop weg. Dan staat de angst niet meer vooraan.
David zegt: God ziet ons overal. En: de God van hemel en aarde weet van onze frustraties, van onze teleurstellingen, van ons verdriet en van onze tranen. Onze verdrietelijkheden staan in Zijn boek; Hij weet er alles van.
Dat is, juicht David ten langen leste, een geweldige troost. God is erbij. Hij is present. En Hij is volop actief.
Uiteindelijk is het onze God die ervoor zorgt dat er perspectief is in het leven. Hij draagt er persoonlijk zorg voor dat wij verder kunnen op aarde!
Dat is de les die David ons hier leert.
En dan begrijpen wij het wel: ook wij kunnen Psalm 56 zingen.
Nee, onze omstandigheden zijn vaak niet om over naar huis te schrijven. Wij voelen ons eenzaam. Ziek. Verdrietig of moe. Enzovoort.
Maar Psalm 56 leert ons: hou maar gauw op over uw eigen omstandigheden.
Daar kunt u ongetwijfeld van alles over zeggen. U kunt vertellen dat het lang niet altijd makkelijk was.
Ja, daar kan schrijver dezes – die vandaag de leeftijd van 56 jaar bereikte – ook een heel verhaal over houden. Als het moet kan hij er bovendien een hele verhandeling over schrijven.
Maar nogmaals: Psalm 56 leert het ons af.
David leert ons in Psalm 56 om eenvoudig in God te blijven geloven.
Geloof maar dat Gods genade er altijd is.
Laat de wanhoop niet in uw brein zegevieren.
Laten wij ons maar realiseren dat God alles ziet.
Laten wij maar beseffen dat de goede God altijd weer openingen biedt om verder te gaan met ons leven op aarde.
Dan kunnen wij ’t vol overtuiging blijven zingen:
“Ik heb, o God, geloften u gewijd.
Ik breng het offer van mijn dankbaarheid
en prijs U om uw goedertierenheid,
uw hand kwam mij bevrijden.
Ik zal in ’t licht uws aanschijns mij verblijden,
zodat ik U mijn leven kan gaan wijden,
daar U mijn voet bewaarde tegen glijden,
naar ’t licht mij hebt geleid”[8].
Noten:
[1] Psalm 56:4, berijming-1773.
[2] Zie hierover ook http://www.oudesporen.nl/Download/OS1201.pdf .
[3] Psalm 56:2.
[4] Psalm 56:4 en 5.
[5] Psalm 56:8 en 9.
[6] Psalm 56:11 en 12.
[7] Psalm 56:14.
[8] Psalm 56:4, Gereformeerd Kerkboek-1986.