De geschiedenis van de drijvende bijl heb ik – eerlijk gezegd – altijd een tamelijk zonderling wonder gevonden[1].
Elisa woont, samen met een aantal andere profeten, in één huis. Maar de broeders zijn eigenlijk te klein behuisd. Om een aanbouw te kunnen realiseren willen zij hout gaan hakken. Dat hout is afkomstig van bomen bij de Jordaan. Op verzoek van de profeten gaat Elisa mee.
Juist als er druk gewerkt wordt verdwijnt een geleende bijl in de Jordaan. Dat wordt aan Elisa gemeld. Op de plaats waar de bijl in het water is gevallen gooit Elisa een stuk hout in de rivier. Prompt komt de bijl weer bovendrijven. Gelukkig maar!
Wat kunnen wij van dit mirakel leren?
Hoe moeten wij tegen dit wonder aan kijken?
Vandaag wil ik mijn gedachtegang als volgt samenvatten:
* De God van het verbond toont Zijn macht
* De God van het verbond redt de kerk
* De God van het verbond let op de kleintjes
In de eerste plaats dit: onze God is almachtig.
Hij stuurt niet alleen de kerk aan. En ook niet slechts het instrumentarium waarmee voor de bescherming van de kerk gezorgd wordt.
De Here heeft, om het zo maar uit te drukken, ook het buitenland in de hand.
In 2 Koningen 5 lezen we over de Syriër Naäman. Uiteindelijk doet Naäman gewoon wat Hem, via de profeet Elisa, door de Here bevolen wordt. God is ook buiten de grenzen van Israël actief[2]!
In 2 Koningen 6 gaat het over de manier waar de Here Zijn volk voor Aram afschermt. Letterlijk: door blindheid van de Arameeërs[3].
Jarenlang al wordt er op het kerkplein van gedachten gewisseld over de werfkracht van de kerk. Men praat over missionair werk. En over uitstraling.
Nee, dat is helemaal niet verkeerd. Integendeel.
Als wij ons daarbij maar wel realiseren dat de uitstraling van de kerk in feite door de God van het verbond wordt verzorgd.
In verband met de historie rond Naäman schreef de Gereformeerd-vrijgemaakte predikant G. van Rongen (1918-2006) eens: “Israël moest niet importeren, maar exporteren. Het moest niet ontvangen maar juist omgeven. Niet zich laten beïnvloeden van buitenaf maar zijn eigen invloed naar buiten laten gelden. Zij hadden zoveel te bieden!”[4].
Waarvan akte.
In de tweede plaats gaat het hier over profetenzonen.
Er zijn er zoveel dat het huis waar zij in wonen te klein wordt.
En dat terwijl Izebel haar uiterste best heeft gedaan om alle profeten van de Here uit te roeien.
Totale uitroeiing is echter door Gods macht voorkomen.
Leest u maar mee in 1 Koningen 18:
“Obadja was iemand, die de Here zeer vreesde. Toen Izebel de profeten des Heren uitroeide, had Obadja honderd profeten genomen en hen, vijftig bij vijftig, in een spelonk verborgen en met brood en water verzorgd”[5].
En:
“Is het mijn heer niet meegedeeld, wat ik gedaan heb, toen Izebel de profeten des Heren doodde? Toen heb ik van de profeten des Heren honderd man verborgen, vijftig bij vijftig in een spelonk, en ik heb hen met brood en water verzorgd”[6].
Obadja is niet de eerste de beste. Hij is de directeur van de koninklijke hofhouding. Vandaag de dag draagt zo iemand meestal de titel ‘grootmeester’[7].
Welnu, deze grootmeester is een instrument in de handen van God. Obadja heeft, om zo te zeggen, de opdracht om het werk in de kerk voort te laten gaan.
Wellicht zijn wij geneigd om, vervuld van somberheid, op te merken dat zulke mensen er amper meer zijn. Mensen die de kerk dapper dienen – als we hen zoeken, mogen wij wel een lantaarntje meenemen.
Maar in 1 Koningen 18 wordt duidelijk dat er maar één of twee mensen nodig zijn om de kerk verder te helpen. Zo groot is Gods macht!
In de derde plaats dit: laat niemand denken dat de Here God alleen maar groot denkt[8].
Hij heeft ook aandacht voor een bijl, die geleend is.
En voor de moeilijkheden die het zinken van die bijl voor de lener meebrengt. Het lijkt er op dat die lener ook geen geld heeft om een nieuwe bijl te kopen.
De Here heeft zeker aandacht voor de enkeling.
Ja, ook voor kleine Gereformeerde kerken in Nederland, zoals DGK: De Gereformeerde Kerken in Nederland. Kerken waar groot denkende Nederlanders – om het maar modern te zeggen – helemaal niets mee hebben. Kerken die zelfstandig werkende Nederlanders een beetje vergeten.
Die paar verzen uit 2 Koningen 6 maken ons duidelijk dat dapper dienen in de kerk zeer de moeite waard is!
Om weer met dominee Van Rongen te spreken: “Dit verhaal laat zien: De Here staat achter de zijnen. Hun zaak is zijn zaak! Deze geschiedenis is een nieuw bewijs: Gaat die ‘rest’ behouden en bouwt ze uit tot een nieuw Israël”[9].
De kerk wordt beschermd.
Ook in Nederland.
Soms lijkt dat niet zo.
Maar 2 Koningen 6 bewijst ons dat het wel zo is.
Noten:
[1] Bij het schrijven van dit artikel gebruikte ik een notitie die ik op zaterdag 9 mei 1998 schreef. Die notitie heeft het volgnummer 566 en is getiteld ‘Elisa en Nederlandse linksigheid’.
[2] Over hem schreef ik op deze plaats onder meer in het artikel ‘Het voorbeeld van Naäman’; hier gepubliceerd op vrijdag 23 januari 2015. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2015/01/23/het-voorbeeld-van-naaman/ .
[3] Zie hierover mijn artikel ‘Gods wil en 2 Koningen 6’; hier gepubliceerd op maandag 1 december 2014. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2014/12/01/gods-wil-en-2-koningen-6/ .
[4] G. van Rongen, “Elisa, de profeet”. – Groningen: De Vuurbaak, z.j. – 195 p. – Citaat van p. 128.
[5] 1 Koningen 18:3 b en 4.
[6] 1 Koningen 18:13.
[7] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Grootmeester_(hofhouding) ; geraadpleegd op zaterdag 6 augustus 2016.
[8] In de alinea hieronder maak ik onder meer gebruik van http://www.oudesporen.nl/Download/OS1848.pdf ; pagina 84 en volgende. Geraadpleegd op zaterdag 6 augustus 2016.
[9] Van Rongen, a.w., p. 128.