De apostel Paulus is, naar het lijkt, zijn leven lang ongetrouwd gebleven[1]. Het zou trouwens ook kunnen zijn dat hij weduwnaar was.
Hoe dan ook – de apostel is lang alleengaand geweest. En dat was goed, vond hijzelf.
Want in 1 Corinthiërs 7 schrijft hij onder meer: “Want ik zou wel willen dat alle mensen waren zoals ikzelf, maar ieder heeft zijn eigen genadegave van God, de één op deze wijze, de ander op die wijze”[2].
In de Basisbijbel worden die woorden aldus geparafraseerd: “Ik zou best willen dat iedereen ongetrouwd was zoals ik. Maar ieder mens krijgt van God zijn eigen gave. De één krijgt de gave om te trouwen, de ander de gave om níet te trouwen”[3].
Het gaat Paulus erom dat hij in ongetrouwde staat de Here optimaal kan dienen.
Maar dat is voor alle mensen verschillend.
De één is getrouwd, en wellicht ook vader of moeder.
De ander is weduwe of weduwnaar.
Een derde persoon is alleengaand.
Voor iedereen geldt echter: ieder krijgt in zijn of haar omstandigheden de gaven en mogelijkheden om voor de Here te leven.
Overigens zijn daarmee niet alle problemen als bij toverslag opgelost.
Sommige alleengaanden zouden graag getrouwd willen zijn. Maar soms kan dat niet. Bijvoorbeeld omdat er geen geschikte kandidaat is. Of omdat er, bijvoorbeeld, psychische belemmeringen bij de alleengaande man of vrouw zijn.
Er zijn heel wat mensen die hun leven heel graag in een andere richting zouden willen sturen; niettemin hebben zij geen keus.
Hoe dat zij – voor ieder geldt voluit: gebruik Gods gaven goed!
In dit verband mogen we elkaar wijzen op 1 Corinthiërs 12: “Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere. Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander. Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest; en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest; en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen. Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil”[4].
En: “Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden. God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen. Zijn zij soms allen apostelen? Zijn zij soms allen profeten? Zijn zij soms allen leraars? Zijn zij soms allen krachten? Hebben zij soms allen genadegaven van genezingen? Spreken zij soms allen in talen? Zijn zij soms allen uitleggers? Streef dus naar de beste genadegaven”[5].
Hoe moet men, gelet op het bovenstaande, tegen seks en seksualiteit aankijken?
Professor J. van Bruggen schrijft: Een mens is “niet geschapen tot het uitleven van zijn natuurlijke verlangens, maar tot het goed beheer ervan. Buiten het huwelijk en in het huwelijk. Het feit dat ons lichaam een tempel van de Heilige Geest is, is nu eenmaal meer bepalend voor het christelijk leefpatroon dan al het andere”[6].
We moeten waken voor verslaving aan seks en porno. Het leven is aanzienlijk meer dan geslachtsdrift!
Nogmaals noteer ik: het leven is aanzienlijk meer dan geslachtsdrift.
Het is belangrijk om dat laatste vast te houden. Vandaag zijn er ontelbaar veel huwelijken die verbroken worden omdat het, naar men zegt, niet meer gaat. Men vindt elkaar niet meer. Men helpt elkaar niet meer in de gewone dingen van het leven. Als het niet spannend genoeg is, houdt het op.
De vraag ‘hoe kan ik de Here het beste dienen?’ is voor massa’s mensen niet, of niet meer, aan de orde.
In de kerk moeten we die vraag echter blijven beantwoorden. In dat antwoord is het woord ‘trouw’ zonder twijfel een sleutelwoord. Misschien zeggen sommigen: ‘trouw-zijn – in het huwelijk is dat voor mij zo goed als onmogelijk geworden’. Jazeker, zo kan dat gaan. Maar laten we dan niet vergeten dat de Here trouw is. Denkt u in dit verband bijvoorbeeld maar aan Psalm 36:
“HEERE, Uw goedertierenheid reikt tot in de hemel,
Uw trouw tot de wolken”[7].
En bijvoorbeeld aan Psalm 100:
“Want de HEERE is goed,
Zijn goedertierenheid is voor eeuwig,
Zijn trouw van generatie op generatie”[8].
In ons huwelijk, en overigens ook in onze vriendschappen, kunnen we iets van Gods trouw laten zien. Gods liefde overkoepelt het leven van Zijn kinderen!
Laten wij, ieder in zijn of haar eigen omstandigheden, Geestdriftig gebruik maken van de gaven die God ons geeft. Laat ons werk alle kenmerken van trouwe dienst aan God houden!
Laten wij er voor zorgen dat ons doen en laten, binnen en buiten het huwelijk, past in het kader van Psalm 90:
“Laat, Heer, uw volk uw daden zien en leven
en laat uw glans hun kinderen omgeven”![9]
Noten:
[1] Afgelopen woensdag, 13 februari 2019, woonde ik een vergadering bij van de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Aldaar werd gesproken over 1 Corinthiërs 7:1-9. Dat gebeurde naar aanleiding van schets 8 uit: Ds. G. van Rongen, “Jaagt de liefde na – schetsen over de eerste brief van de apostel Paulus aan de gemeente te Korinthe”. – Nederlandse Bond van Gereformeerde Jeugdverenigingen, [ca. 1984]. In dit artikel is enige voorstudie samengevat.
[2] 1 Corinthiërs 7:7.
[3] Geciteerd van https://www.basisbijbel.nl/boek/1_korinti__rs/7 ; geraadpleegd op woensdag 13 februari 2019.
[4] 1 Corinthiërs 12:4-11.
[5] 1 Corinthiërs 12:27-31 a.
[6] Dr. J. van Bruggen, “Het huwelijk gewogen – 1 Korinthe 7”. – Amsterdam: Uitgeverij Ton Bolland, 1978. – p. 43.
[7] Psalm 36:6.
[8] Psalm 100:5.
[9] Dit zijn de eerste twee regels van Psalm 90:8 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.