gereformeerd leven in nederland

30 november 2020

Gezegend leven

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

Hij was met afstand de beste speler van zijn generatie en mogelijk de beste aller tijden. Na een gezegend maar moeizaam leven zal hij hopelijk wat troost vinden in de handen van God”.
Over wie gaat dit? Antwoord: over Diego Maradona, een voetballer die spelen met een bal tot een kunst verhief. De woorden werden gesproken door Gary Lineker, een voormalige voetballer uit Engeland. Ze werden geciteerd in het Nederlands Dagblad.
Na een omstreden doelpunt zei Maradona ooit: dit was de hand van God! Veel later gaf de getalenteerde Argentijn toe dat het eigenlijk een handsbal was.
Nog een paar trefwoorden uit Maradona’s leven: pijnstillers, maffia, cocaïne[1].

Hierboven wordt gesproken over een gezegend leven. Kunnen we daar in Maradona’s situatie van spreken? Met aan zekerheid waarschijnlijkheid kan dat niet. In Genesis 22 zegt de Here, de God van het verbond, tegen Abraham: “En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent”[2]. En een paar hoofdstukken verder, in Genesis 24, staat te lezen: “Abraham nu was oud en op dagen gekomen en de HEERE had Abraham in alles gezegend”[3].
Abraham heeft dus gehoorzaam gedaan wat de Here heeft gezegd. Betekent dat vervolgens ook dat Abraham onberispelijk geleefd heeft? Nee. Dat is op deze aarde ook onmogelijk. Want de zonde was diep in Abrahams aardse bestaan verankerd. Dat is in ieder mensenleven zo. Echter – zijn leven werd niet meer beheerst door de zonde. En hij wist: er is verlossing bij God. Hij wist: wie met de Verbondsgod leeft wordt gered!
Laten wij, nu het hier om gaat, er op letten dat Gods Woord zegt: “…in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden”. Nageslacht – met een hoofdletter: daarmee is Jezus Christus, aangeduid. Hij is de Redder van Abraham, en van heel de wereld.

Ontegenzeglijk is het waar dat wij niet in Maradona’s hart kunnen kijken. Feit is echter dat de levensstijl van de voetballer niet van veel Godskennis getuigde. Zijn leven kan worden beschouwd als één groot attentiesein voor de kerk anno Domini 2020: leef met de God van het verbond! Het is een luid alarm: als u te veel en te vaak op eigen kracht wilt leven, geraakt uw gehele bestaan zomaar totaal in de vernieling!
Het is dat luide alarm dat in deze dagen bijna alles overstemt. In Argentinië wordt Maradona als een god bejegend. Maar de kerk moet weten: Maradona was een afgod.
De kerk moet zich richten op de enige God die er in deze wereld is.
De kerk moet het Evangelie verkondigen: bij de Heiland, Jezus Christus, is redding!
De kerk moet, zeker ook in deze tijd, de oproep uit doen gaan:
“Kom tot uw Heiland, toef langer niet,
Kom nu tot Hem, Die redding u biedt,
Die ook voor u de hemel verliet,
Hoor naar Zijn roepstem: Kom!”.
en:
“Wil toch bedenken: Hij is nabij:
Volg dan Zijn stem, ook u maakt Hij vrij.
Luister, Hij spreekt tot U en tot mij:
Komt tot Mij, zondaars, komt!”[4].

Die Britse voetballer zei: hopelijk zal mijn collega Maradona troost vinden in de handen van God. Dat is mooi gezegd. En het klinkt ook reuze vroom. Maar de vragen zijn: wat hebben wij daar nu aan? en: wat doen wij daar nu mee?
In samenspraak met de dichter van Psalm 139 mogen en moeten wij zeggen:
“Nam ik vleugels van de dageraad,
woonde ik aan het einde van de zee,
ook daar zou Uw hand mij leiden
en Uw rechterhand mij vasthouden”[5].
Dat mag de kerk belijden! Dat behoort de kerk door te vertellen, aan ieder die het horen wil. Onze Heiland is – in alle eerbied gezegd – ons eten en drinken: wij leven van Hem. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis zeggen wij het zo: “Toch vergissen wij ons niet, als wij zeggen dat wat door ons gegeten en gedronken wordt, het eigen en natuurlijke lichaam en het eigen bloed van Christus is. Maar de wijze waarop wij deze nuttigen, is niet met de mond, maar geestelijk, door het geloof. Zo blijft Jezus Christus altijd gezeten aan de rechterhand van God, zijn Vader, in de hemel en deelt Hij Zichzelf toch aan ons mee door het geloof. Bij dit geestelijke feestmaal geeft Christus ons deel aan Zichzelf met al zijn schatten en gaven en doet Hij ons zowel Zichzelf als de verdiensten van zijn lijden en sterven genieten. Hij voedt, sterkt en troost onze arme, verslagen ziel door ons te eten te geven van zijn lichaam, en verkwikt en vernieuwt haar door ons te drinken te geven van zijn bloed”[6].
Onze Advocaat zit aan de rechterhand van Vader. De Hebreeënschrijver noteert daarover in hoofdstuk 7: “Maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten”[7].

Een getalenteerde voetballer is overleden. Van zijn leven gaat een boodschap uit: leef niet zoals hij.
Laten kerkmensen zich maar spiegelen aan Psalm 92:
“De vromen zullen bloeien
als palmen in de zon,
zoals op Libanon
de cederbomen groeien.
Zij heffen zich naar boven,
gekoesterd door Gods hand,
in ’s HEREN huis geplant
tot sieraad in zijn hoven”[8].

Noten:
[1] Zie: Herman Veenhof, ‘Met de hand van God – in memoriam Diego Maradona’. In: Nederlands Dagblad, donderdag 26 november 2020, p. 9.
[2] Genesis 22:18.
[3] Genesis 24:1.
[4] Dit zijn de coupletten 1 en 3 van Lied 210 uit de bundel van Johannes de Heer.
[5] Psalm 139:9 en 10.
[6] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 35.
[7] Hebreeën 7:24 en 25.
[8] Psalm 92:7 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.

27 november 2020

De kerk is niet populistisch

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: ,

Als het gaat om Nederlandse politieke partijen als de Partij voor de Vrijheid en het Forum voor Democratie valt niet zelden het woord ‘populisme’.

Wat is dat?
“Populisten delen de samenleving op in twee kampen: de elite en het volk. De elite zou corrupt zijn en niet goed luisteren naar wat het volk wil. Populisten zien het volk als één grote massa, waarvan alle neuzen dezelfde kant op staan.
Populisten onderscheiden zich van andere politici door de claim dat zij – als enige – het volk vertegenwoordigen”.
Er is meer te zeggen.
“Vertrouwen is een woord dat vaak valt als het over populisme gaat: de populistische kiezer voelt zich onbegrepen en miskend. Een grote groep mensen vindt dat hun problemen niet begrepen worden, hun zorgen niet gehoord, hun angsten weggelachen of weg-gerelativeerd. Deze burgers vertrouwen de machthebbers die er al jaren zitten niet meer. Ze kijken met wantrouwen naar de toekomst. Precies de gevoelens waar populisten op in weten te spelen”.
En ook nog:
“Populisten versimpelen de werkelijkheid vaak met makkelijke taal, die goed te begrijpen is en inspeelt op die gevoelens van frustratie. Grote woorden of even grote beloftes nemen populisten met gemak in de mond”[1].

Is de kerk ook populistisch? Zijn de mensen daar populistisch ingesteld?
Als het goed is staan in de kerk de neuzen dezelfde kant op. Want iedereen is gericht op Jezus Christus, de Heiland.

Maar nee, de kerk is niet populistisch. Kerkmensen weten namelijk dat er echt naar hen geluisterd wordt. David zegt in Psalm 6:
“De HEERE heeft mijn smeken gehoord,
de HEERE zal mijn gebed aannemen.
Al mijn vijanden worden zeer beschaamd en door schrik overmand;
zij deinzen terug, zij worden in een ogenblik beschaamd”[2].
De apostel Johannes schrijft in zijn eerste algemene brief: “En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil”[3].

De kerk is niet populistisch.
Het is niet zo dat er sprake is van elite, of van een volk dat kilometers lager is en God adoreert. God is genadig. Hij vergeeft Zijn volk de zonden, op grond van het verlossingswerk dat door de Heiland verricht is. Hij leeft samen met hen in het verbond. Laten wij elkaar wijzen op Romeinen 5: “God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn”[4]. En ook op Efeziërs 2: “Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden –”[5]

Men zegt: “De populistische kiezer voelt zich onbegrepen en miskend. Een grote groep mensen vindt dat hun problemen niet begrepen worden, hun zorgen niet gehoord, hun angsten weggelachen of weg-gerelativeerd”.
God kent de mensen die bij Hem horen. Dat betekent: Hij staat heel dichtbij hen. Dat zien we bijvoorbeeld in Psalm 138:
“Want de HEERE is verheven;
toch ziet Hij om naar de nederige,
maar de hoogmoedige kent Hij van verre”[6].
In Jeremia 12 zegt de profeet: “U echter, HEERE, kent mij, U ziet mij, U beproeft mijn hart, dat met U is”[7].
De Here kent Zijn kinderen. Dat blijkt ook in Johannes 1, in de conversatie tussen Nathanaël en Jezus: “Nathanaël zei tegen Hem: Vanwaar kent U mij? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom was, zag Ik u”[8].

Het Nederlandse volk vertrouwt de politiek en de ambtenarij vaak niet meer. En laten wij maar eerlijk zijn: dat is niet zo gek. Heel kort door de bocht gezegd: er worden soms merkwaardige stunts uitgehaald.
Echter – Gods kinderen mogen blijven vertrouwen op God in de hemel. Om het met Efeziërs 3 te zeggen: “In Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof in Hem. Daarom vraag ik u dat u de moed niet verliest vanwege mijn verdrukkingen omwille van u, want dat is uw heerlijkheid”[9].

Christenen, inclusief Gereformeerden, zijn wellicht geneigd om vaak welwillend te luisteren naar mensen van de PVV of het FvD. Na de luidruchtige aardverschuivingen in het Forum voor Democratie in de afgelopen week zal daarvoor wel minder enthousiasme zijn[10].
Maar de kerk is niet populistisch. Zeker niet. Kerkmensen vragen leiding en steun van hun Heer in de hemel. Zij gaan op weg naar de toekomst. Dat is een toekomst die niets met aards populisme te maken heeft. Dat is een toekomst waarin gelovige mensen uitzicht hebben op hemelse glorie.
En met Psalm 139 mogen al Gods kinderen vragen:
“Doorgrond mij, ken mijn hart, o Heer.
Zijn mijn gedachten tot uw eer?
Zie of mijn wegen heilig zijn,
mijn paden recht, mijn daden rein.
En doe mij toch met vaste schreden
de weg van eeuwig heil betreden”[11].

Noten:
[1] Bovenstaande citaten komen van https://npofocus.nl/artikel/7527/wat-is-populisme ; geraadpleegd op dinsdag 24 november 2020.
[2] Psalm 6:10 en 11.
[3] 1 Johannes 5:14.
[4] Romeinen 5:8 en 9.
[5] Efeziërs 2:4 en 5.
[6] Psalm 138:6.
[7] Jeremia 12:3.
[8] Johannes 1:49.
[9] Efeziërs 3:12 en 13.
[10] Zie hierover bijvoorbeeld https://nos.nl/artikel/2357835-is-de-razendsnelle-politieke-carriere-van-thierry-baudet-nu-voorbij.html , https://nos.nl/artikel/2357915-baudet-is-nog-niet-klaar-met-de-politiek.html en https://nos.nl/artikel/2357914-hiddema-fvd-verlaat-per-direct-de-tweede-kamer.html ; geraadpleegd op dinsdag 24 november 2020.
[11] Psalm 139:11 – berijmd; Gereformeerd-Kerkboek-1986.

26 november 2020

Afgoden? Afvoeren, zo snel mogelijk!

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

Het gebeurde tijdens een vergadering van een Bijbelstudievereniging voor vrouwen – lang geleden. Men verzuchtte aldaar dat er heel wat Bijbelgedeelten zijn die je aan tafel, met de kinderen, eigenlijk maar moeilijk lezen kunt. De vrouwen noemden stukken uit Genesis. En stukken uit Ezechiël. En gedeelten van het laatste Bijbelboek, Openbaring.
En inderdaad – wij hoeven er niet omheen te draaien: er staat heel wat in Gods Woord dat massa’s vragen oproept.

Neem nu de profetie van Ezechiël. Dat is zogezegd tientallen hoofdstukken ellende.
Men kan de volgende indeling maken:
Hoofdstukken 1 tot en met 3:21: inleiding en roeping van de profeet.
3:22 tot en met 7: in het vijfde jaar van de gevangenschap van Jojachin: aankondiging van strafgerichten over de Joden.
8 tot en met 19: in het zesde jaar verdere profetieën over de gerichten.
20 tot en met 24: in het zevende jaar: weer aankondigingen van oordelen over het volk.
25 tot en met 32: aankondiging van strenge oordelen over de omliggende volken, die de Joden onderdrukten”[1].
Pas vanaf hoofdstuk 33 wordt Ezechiël wat blijer. Wat optimistischer.

De argeloze lezer zegt wellicht: hadden ze al die oordelen niet beter weg kunnen laten?
Feit is echter dat al die moeilijke dingen wel in het Woord van God opgenomen zijn. We moeten die visioenen van Ezechiël blijkbaar wel kennen. Wij behoren op z’n minst te weten wat er in staat.
In die wetenschap laten we vandaag enkele woorden uit Ezechiël 8 tot ons doordringen. Nee, wij ontwerpen geen afgeronde exegese. Maar we kunnen er wel enkele notities over maken.

In dit artikel vormt het navolgende citaat het startpunt.
“Toen hief de Geest mij op tussen de aarde en de hemel en in visioenen van God bracht Hij mij naar Jeruzalem, naar de ingang van de poort van de binnenste voorhof die naar het noorden gekeerd is, waar zich de zetel van het afgodsbeeld van de na-ijver bevond, dat na-ijver oproept. En zie, daar was de heerlijkheid van de God van Israël, overeenkomstig de verschijning die ik in de vallei gezien had. Hij zei tegen mij: Mensenkind, sla toch uw ogen op in de richting van het noorden. Toen sloeg ik mijn ogen op in de richting van het noorden. En zie, ten noorden van de poort van het altaar stond in de ingang het afgodsbeeld van de na-ijver. Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruweldaden, die het huis van Israël hier doet, zodat Ik ver wegga van Mijn heiligdom. En u zult nog meer grote gruweldaden zien. Toen bracht Hij mij bij de ingang van de voorhof. Ik zag, en zie, een gat in de muur. Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, breek toch door de muur heen. Toen brak ik door de muur heen, en zie, er was een ingang. Toen zei Hij tegen mij: Ga naar binnen en zie de boosaardige gruweldaden die zij hier doen. Ik ging naar binnen en ik zag, en zie, alle vormen van kruipende dieren, afschuwelijke dieren en alle stinkgoden van het huis van Israël, helemaal in het rond in de muur gegrift”[2].

Ezechiël wordt opgetild en naar Jeruzalem overgeplaatst. Daar staat een stoel, waarop voorheen een afgodsbeeld stond.
Alleen dat al! Een afgod bij de kerk – als er iets is, wat laakbaar is, dan is het dat wel!
Ook in 2020 moeten wij dat goed bedenken. In de kerk moet het niet in de eerste plaats om gemeenschap gaan. En ook niet om ons gevoel. En ook niet om allerlei manieren om de kerk aantrekkelijk te maken voor mensen met diverse levensovertuigingen. En ook niet om een prettig ogende aanpassing aan de cultuur van onze tijd. Het gaat om Jezus Christus en Die gekruisigd. Van Hem moeten wij alles verwachten.

Dat afgodsbeeld is dus van die stoel af. Men zou denken: ze hebben het weggehaald; het volk is tot bezinning gekomen – een goede zaak. Maar nee, dat is niet waar. Het beeld is verplaatst. Het staat verderop in de tempel. Er is, om zo te zeggen, een afgod bij de God van hemel en aarde in komen wonen. Maar dat kan niet. Dat is volslagen onmogelijk! Dat neemt God niet! En daarom is de Machthebber van deze wereld genoodzaakt om zich uit de tempel terug te trekken. De Here weigert om op deze manier onder Zijn volk te wonen.
Dat is een alarmsignaal voor de kerk.
De kerk is alleen maar kerk als de hemelse God daar woont. Als kerkmensen allerlei afgoden in de kerk introduceren verdwijnt God uit de kerk. Zijn Heilige Geest gaat ergens anders heen.
Aldus ontstaat een situatie die allengs beter vergelijkbaar is met een typering van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “Wat de valse kerk betreft, deze schrijft aan zichzelf en haar verordeningen meer gezag toe dan aan Gods Woord en wil zich niet aan het juk van Christus onderwerpen. Zij bedient de sacramenten niet zoals Christus in zijn Woord geboden heeft, maar naar eigen goedvinden voegt zij eraan toe en laat zij eruit weg. Zij grondt zich meer op mensen dan op Christus. Zij vervolgt hen die heilig leven naar Gods Woord en die haar bestraffen over haar zonden, hebzucht en afgoderij”[3].

In de tempel zijn allerlei inscripties in de muur gemaakt. Van dieren. En van andere afgoden. Blijkbaar worden die inscripties aanbeden. Vanuit de mens bezien is dat niet zo gek. Een kerkmens wil graag iets zien. Een kerkmens wil graag iets voelen. Desnoods in en aan de muur.
Ezechiël 8 leert ons dat het zo beslist niet moet.
Onze God is “een geheel enig en éénvoudig geestelijk wezen. Hij is eeuwig, niet te doorgronden, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig. Hij is volkomen wijs, rechtvaardig en goed, en een zeer overvloedige bron van al het goede”[4].
Hem moeten we aanbidden. Hem moeten we om hulp vragen als er opeens ongeneeslijke ziekte is; bij familie, broeders en zusters in de kerk, bij vrienden en kennissen of misschien wel bij onszelf. Wij moeten Zijn steun vragen als we in nood zijn. We moeten Hem zoeken als wij niet meer weten hoe het verder moet. Wij mogen Zijn troonzaal binnentreden als we dankbaar zijn over voorspoed en levensvreugde!

Het kon wel eens zijn dat Ezechiël 8 actueler is dan menigeen denkt.

Noten:
[1] Deze indeling is afkomstig van http://www.christipedia.nl/index.php?title=Artikelen/E/Ezechiël_(bijbelboek) ; geraadpleegd op maandag 23 november 2020.
[2] Ezechiël 8:3 b-10.
[3] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29.
[4] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 1.

25 november 2020

Weg met figuurlijke trapjes!

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

Onlangs stond in een bijlage van het Nederlands Dagblad een vraaggesprek met de dichter en schrijver Roelof ten Napel. Ter oriëntatie: Ten Napel werd geboren te Joure. Hij is de zoon van een dominee die onder meer in de Nederlands Gereformeerde Kerken preekt.
 Roelof ten Napel is 27 jaar. Hij werd reeds genomineerd voor diverse prijzen. De dichter/schrijver is atheïst. Maar met ‘geloven’ kan hij nog veel.
In het interview zegt hij onder meer het volgende.
“‘Ondanks welke vervreemding dan ook blijf ik onlosmakelijk verbonden met een bepaalde geschiedenis, en mijn eigen jeugd. Als ik de Matthäus-Passion hoor, hoor ik die anders dan iemand die seculier is opgevoed. Dat kan ik niet aan- of uitzetten. Ex-gelovig is daarom een verkeerde term, want het geloof is nooit weg. Daarnaast heb ik het gevoel dat ik aansluiting vind bij mensen als Kierkegaard, Meister Eckhart, Simone Weil …”.
Voelt Ten Napel zich thuis in de mystiek? Is hij ten diepste een mysticus?
“Ik weet niet of ik mezelf zo zou noemen, maar de manier waarop zij geloof beschrijven, lijkt op mijn ervaring. De vertwijfeling speelt vaak een grotere rol dan geloven zelf, en die vertwijfeling gaat verder dan de vraag: wel of geen God? God is geen opvatting. Ik herinner me een mooie passage – ik ben de auteur vergeten – over Christus aan het kruis. Op het meest donkere moment, was hij daar nog gelovig? Misschien leek hij op het meest cruciale moment in de heilsgeschiedenis wel meer op een atheïst. Als geloven betekent dat we die vragen durven te stellen waardoor ons zelfbegrip gaat wankelen, dan ben ik gelovig. Als het te maken heeft met het risico jezelf te durven verliezen. Zelfs iemand als C.S. Lewis schreef soms zo, bijvoorbeeld na de dood van zijn vrouw. Of hij zijn vrouw zou terugkrijgen of niet, hij rouwt om het feit dat ze er nú niet meer is”[1].

Iemand die een opvoeding heeft gehad waarin het geloof een grote rol speelde, raakt dat nooit helemaal kwijt. Die levenshouding blijft – hoezeer hij zich er ook tegen afzet – een deel van zijn leven. Dat deel kan men nimmer geheel verloochenen. Dat blijkt hierboven eens te meer!

Ten Napel sluit onder meer aan bij de filosofie van Kierkegaard.
 “De belangrijkste vraag in het werk van Søren Aabye Kierkegaard is misschien wel ‘Hoe wordt de mens zichzelf?’ De existentie van de mens, zijn bestaan en de manier waarop hij dit vorm geeft, staan centraal in de filosofie van de Deense filosoof. Volgens Kierkegaard is de mens echt zichzelf wanneer hij een enkeling is. Daarom wordt hij door velen gezien als de grondlegger van het existentialisme. Dat later met Sartre en De Beauvoir vooral bekend zal worden als de stroming die de mens doemt tot vrijheid.
Kierkegaard verzet zich tegen de alomvattende systeemfilosofie van zijn voorgangers -met name Hegel- waarmee alles vanuit één uitgangspunt wordt begrepen”[2].

Ten Napel noemt ook de naam van Meister Eckhart.
Hoe redeneerde Meister Eckhart?
“God is voor de mens volstrekt onkenbaar en iedere eigenschap die we aan Hem willen toekennen schiet te kort. Hij is als het ware de afgrond van het niets, waar alles in verdwijnt. De menselijke ziel is geschapen naar het evenbeeld van God en bestaat uit een drie-eenheid: kennen, voelen en willen, wat overeenkomt met de deugden geloof, hoop en liefde. Boven deze drie staat de Goddelijke vonk. De taak van de mens is het nu om met zijn ziel op te stijgen naar God. Concreet betekent dit dat alle zonden geweerd worden, er gestreefd wordt naar gelatenheid en er afstand wordt gedaan van alles wat werelds is. Het uiteindelijk ideaal is afstand doen van het eigen ik en opgaan in Gods wil”[3].

En dan is daar nog Simone Weil.
“Een terugkerend begrip in haar werk is aandacht. Het vermogen tot aandacht is wat ons menselijk maakt. Het zal niet lukken om aandacht met inspanning af te dwingen. Het heeft meer te maken met afwachten, je open stellen en het je laten overkomen. Daarbij wis je je eigenbelang uit. Voor Weil is aandacht veel meer dan een manier om kennis te verwerven; aandacht brengt licht in de ziel. 
Haar solidariteit met de onderdrukten, ongelukkigen en armen liet ze niet alleen zien in haar werk, maar ook in haar manier van leven. Zo weigerde ze een salaris hoger dan een bijstanduitkering toen ze werkte als filosofiedocent, en wilde ze toen ze ziek was niet meer eten dan de geldende rantsoenen in bezet Frankrijk. Mede door ondervoeding stierf ze in 1943 aan tuberculose”[4].

Die drie filosofen zijn allen op zoek naar vrijheid. Je moet steeds meer jezelf worden, zegt Søren Kierkegaard. Onze ziel moet naar God opstijgen, zegt Meister Eckhart. Je moet aandachtig leven en je open stellen, zegt Simone Weil. Het leven zit vol vraagtekens. En Ten Napel suggereert: ach, misschien had Jezus ook zo Zijn vraagtekens. Je moet jezelf durven verliezen.

Die drie filosofen en Roelof ten Napel lijken te zeggen: ‘Hoe ontmoet je God? Antwoord: door op een ander niveau te gaan leven’. Ten diepste wil men God snappen. Men wil geheel doorzien hoe Hij werkt. Men wil Zijn werkwijze op de voet kunnen volgen.
Daar zit het probleem.
En dat terwijl Elihu, één van Jobs vrienden, ons in Job 36 ons leert:
“Zie, God is groot, en wij begrijpen Hem niet;
het getal van Zijn jaren is niet te doorgronden.
Want Hij trekt de waterdruppels omhoog,
die na Zijn damp regen uitgieten.
Zij laten de wolken stromen,
zij druipen overvloedig op de mensen neer.
Kan iemand ook begrijpen hoe de wolken zich uitbreiden,
en het dreunen uit Zijn hut?”[5].

Dominee F. van Deursen schrijft over Job 36 in ‘De Voorzeide Leer’: “De grondfout van iedereen die tegen God mort is de ontkenning van de waarheid, dat Hij groter is dan de mens. Wie Gods grootheid voor ogen houdt, zal Hem niet licht kapittelen. Hiermee kwam Elihu ook dicht bij wat Jahweh straks zelf tot Job zal zeggen. Dan zullen Gods grootheid en de onbegrijpelijkheid van zijn werken nog veel krachtiger onder Jobs aandacht gebracht worden. Ook om Job er toe te brengen Gods bestel niet langer te veroordelen, maar het nederig te bezingen. Want Job diende zich te verootmoedigen, dat had Elihu juist gezien”[6].

De God van hemel en aarde omvat de geschiedenis. Hij omsluit heel de wereldhistorie. Jesaja zegt daarover: “Toch bent U onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet. U, HEERE, bent onze Vader; onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam”[7].
De Hebreeënschrijver typeert het, met een schuin oog op Psalm 102, zo: “In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen. Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen alle verslijten als een gewaad, en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld worden; maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden”[8].

Het Woord van God leert ons dat wij ons moeten verootmoedigen. Zonden en zwakheden behoren wij leren erkennen. En wat meer is: wij moeten ons leven in handen geven van de grote God.
Echter – wijzelf hoeven ons leven niet op niveau te brengen. Paulus schrijft in Romeinen 10: “De gerechtigheid echter die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal naar de hemel opklimmen? Dat is Christus naar beneden brengen. Of: Wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden naar boven brengen. Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken: Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden”[9].

Wat betekenen die woorden? In ieder geval wel dit: de Here God is heel dichtbij. Onze ziel hoeft niet omhoog. Het beklimmen van figuurlijke trapjes is onnodig. Het is niet de bedoeling om, al of niet filosoferend, met vijftienhonderd vraagtekens door de wereld te wandelen.
Laten wij ons leven maar gewoon toevertrouwen aan de genadige God. En laten we, met Psalm 89, maar eenvoudig belijden:
“Oudtijds hebt Gij, o HEER, uw hoge plan ontvouwd,
 aan mensen naar uw hart uw woorden toevertrouwd”[10].
Laten die woorden bij al onze activiteiten het uitgangspunt blijven!

Noten:
[1] Maurice Hoogendoorn, “Ex-gelovig zal Roelof ten Napel nooit worden”. In: Gulliver, bijlage bij het Nederlands Dagblad, vrijdag 20 november 2020, p. 4 en 5.
[2] Geciteerd van https://www.filosofie.nl/filosoof/soren-kierkegaard/ ; geraadpleegd op zaterdag 21 november 2020.
[3] Geciteerd van https://www.filosofie.nl/filosoof/meister-eckhart/ ; geraadpleegd op zaterdag 21 november 2020.
[4] Geciteerd van https://www.filosofie.nl/filosoof/simone-weil/ ; geraadpleegd op zaterdag 21 november 2020.
[5] Job 36:26-29.
[6] F. van Deursen, “De voorzeide leer”, deel I m: Job. – Barendrecht: Liebeek & Hooijmeijer, 1984. – p. 299.
[7] Jesaja 63:16.
[8] Hebreeën 1:10, 11 en 12.
[9] Romeinen 10:6-9.
[10] Psalm 89:9 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.

24 november 2020

Meer dan Confusius is hier

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Kent u Confucius? Deze Chinese filosoof leefde van 551 tot 479 voor Christus. De internetencyclopedie Wikipedia vermeldt over hem onder meer: “De naam Confucius is de gelatiniseerde variant van zijn oorspronkelijke naam (….) die ‘Meester K’ong’ betekent. Het was waarschijnlijk de Italiaanse Jezuïet Matteo Ricci die de gelatiniseerde vorm introduceerde in Europa. Ricci vertaalde ook de Gesprekken naar een Europese taal”[1].
Confucius was een man van de praktijk. Zijn filosofie bestaat uit gedragsregels en zedelijke voorschriften. Zijn leer kenmerkt zich, zo schrijft iemand,  door “onophoudelijke zelfopvoeding, zedelijke ernst, oprechtheid, respect voor zichzelf en anderen, streven naar uiterlijk en innerlijk evenwicht”.
Van Confucius zijn onder meer de volgende citaten bekend.
“1. Leg nooit aan anderen op wat je zelf niet zou kiezen.
2. Ware kennis is het bereik van zijn eigen onwetendheid kennen.
3. Ik hoor en vergeet. Ik zie en onthoud. Ik doe en begrijp.
4. Alles heeft schoonheid, maar niet iedereen ziet dat.
5. De hogere mens is zich bewust van rechtvaardigheid, de lagere mens is zich bewust van zijn eigen voordeel.
6. Waar je ook heen gaat, ga met heel je hart.
7. Onze grootste roem is niet nooit te vallen, maar weer op te staan elke keer dat we vallen.
8. Hij die leert maar niet denkt is verloren. Hij die denkt maar nooit leert is in groot gevaar.
9. Hij die zijn werk perfect wil doen, moet eerst zijn gereedschap slijpen.
10. Als je je eigen hart onderzoekt en je vind daarin geen kwaad, waar zou je je dan zorgen om maken? Wat zou je moeten vrezen?”[2].
Bovenstaande wijsheden zien er hier en daar nogal Schriftuurlijk uit. Maar dat is, bij nadere beschouwing, gezichtsbedrog. Men ziet vooral trekken van het humanisme. Het kost bovendien weinig moeite om hedendaagse levensbeschouwingen te herkennen.
Met name in dat tiende statement zien we het moderne denken terug. Als u volstrekt eerlijk bent en u vindt na ernstig zelfonderzoek nergens kwaad… waar zou u dan nog bang voor wezen? Dan is er niets om voor te vrezen.

Er is niets om voor te vrezen… – is dat waar?

Dat woord ‘vrezen’ komen wij ook tegen in Deuteronomium 6: “En de HEERE gaf tekenen en wonderen, groot en onheilbrengend, in Egypte, aan de farao en aan zijn hele huis, voor onze ogen. Maar ons leidde Hij daarvandaan, om ons hierheen te brengen en ons het land te geven, dat Hij onze vaderen onder ede beloofd had. En de HEERE gebood ons al deze verordeningen te houden, om de HEERE, onze God, te vrezen, ons ten goede, alle dagen, om ons in leven te houden, zoals het op deze dag is”[3].

Dat woord ‘vrezen’ betekent in Deuteronomium 6 niet: bang worden, maar: dienen, respecteren. En voor die dienst is alle reden. De farao van Egypte, zijn complete hofhouding en heel het land hebben te maken gekregen met Gods macht. En die macht is vernietigend. Zeg maar gerust: ruïnerend. Er is heel wat vernield in het land van de farao. 
En waarom? Omdat de farao zijn land zelf besturen wil. Hij wil niet toegeven dat de God van hemel en aarde aanzienlijk machtiger is dan hij. Zie bijvoorbeeld Exodus 7: “Maar Ík zal het hart van de farao verharden en Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte talrijk maken. De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Mijn hand op Egypte leggen en Mijn legers, Mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte wegleiden onder zware strafgerichten. Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid”[4].
Zeg het maar zo: de Here bevrijdt de kerk. In Deuteronomium 6 draait het om de kerk van het Oude Testament. Maar dat ‘bevrijden’ klinkt heel de Bijbel door.
Twee voorbeelden:
* De dichter van Psalm 91 zegt:
“Omdat hij liefde voor Mij opgevat heeft, zegt God, zal Ik hem bevrijden;
Ik zal hem in een veilige vesting zetten, want hij kent Mijn Naam.
Hij zal Mij aanroepen en Ik zal hem verhoren,
in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn,
Ik zal hem eruit helpen en hem verheerlijken”[5].
* Paulus schrijft in 2 Timotheüs 4 aan Timotheüs: “En de Heere zal mij bevrijden van alle boze opzet en mij verlossen tot de komst van Zijn hemels Koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen”[6].
De hemelse God is structureel bezig met bevrijdingswerk!

Confucius zei: ‘Ik hoor en vergeet. Ik zie en onthoud. Ik doe en begrijp’. Daarmee wil onder meer gezegd zijn: een mens leert het allermeest door ervaringen op te doen. Maar men kan die stelling ook lezen als: u moet zichzelf weten te redden. ’t Is maar net wat u er zelf van maakt…
Confucius zei: ‘Hij die leert maar niet denkt is verloren. Hij die denkt maar nooit leert is in groot gevaar’. Men moet kritisch blijven nadenken. En wie niet reflecteert op eerdere gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis vervalt tot dwaasheid.
Confucius zei: ‘Onze grootste roem is niet nooit te vallen, maar weer op te staan elke keer dat we vallen’. Blijkbaar moeten we steeds vertrouwen op onze eigen flexibiliteit. Blijkbaar moeten we ons trainen in persoonlijk doorzettingsvermogen. Individuele volharding, daar gaat het om. Eigenlijk zitten wij bij Confucius vast in onszelf: wij storten onszelf in de ellende, en wij moeten proberen om er op eigen kracht uit te komen.

Confucius redeneerde als volgt.
Als men tot de Grote Leer komt dan heeft men zekerheid.
Als men zekerheid heeft, dan heeft men innerlijke rust.
Als men rust heeft, dan is men in evenwicht.
Als men in evenwicht is, dan kan men zuiver denken.
Als men zuiver kan denken, dan heeft men het doel bereikt.
Confusius redeneerde ook:
Als je weet waar je moet stoppen dan heb je stabiliteit.
Als je stabiliteit hebt dan ben je kalm.
Als je kalm bent dan ben je op je gemak.
Als je op je gemak bent dan kan je bedachtzaam zijn.
Als je bedachtzaam bent dan kun je je doelen verwezenlijken[7].

In Deuteronomium 6 wordt ons ingeprent dat er hulp is. En ondersteuning. En leiding. Wij wandelen samen met God door het leven heen. Dat is een actuele boodschap. Immers – juist in onze wereld, waar de COVID 19-pandemie dagelijks bewijst hoe machteloos mensen kunnen zijn, proclameert God dat er bevrijding is!

En in Psalm 17 mogen wij om die bevrijding bidden. En let daarbij maar eens extra op de cursief gedrukte woorden:
“Bevrijd mij van de mannen, HERE,
wier hart bij deze wereld is,
die spottend met uw erfenis,
dit leven als hun deel begeren”[8].

Deuteronomium 6 is nog maar het begin. Laten wij 2 Timotheüs 4 nog maar eens repeteren: “En de Heere zal mij bevrijden van alle boze opzet en mij verlossen tot de komst van Zijn hemels Koninkrijk”.
Daar is zelfs Confusius uitgepraat!

Noten:
[1] Geciteerd van https://nl.wikipedia.org/wiki/Confucius ; geraadpleegd op vrijdag 20 november 2020.
[2] Geciteerd van https://www.theosofie.nl/2016/tien-citaten-van-confucius/ ; geraadpleegd op vrijdag 20 november 2020.
[3] Deuteronomium 6:22, 23 en 24.
[4] Exodus 7:3, 4 en 5.
[5] Psalm 91:14 en 15.
[6] 2 Timotheüs 4:18.
[7] Zie https://www.scholieren.com/verslag/praktische-opdracht-geschiedenis-confucius ; geraadpleegd op vrijdag 20 november 2020.
[8] Dit zijn regels uit Psalm 17:6 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.

23 november 2020

Goed burgerschap

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

Wat is goed burgerschap?
Goede burgers leven in vrede met elkaar. Als zij daar gelegenheid voor hebben helpen goede burgers elkaar verder in het leven. Goede burgers laten elkaar vrij in elkaars levensovertuigingen.
Vandaag de dag worden over deze dingen lessen gegeven over middelbare scholen. Dat is een goede zaak.

Niet zo lang geleden praatte men in de Tweede Kamer ook over goed burgerschap. Dr. R. Bisschop schreef er in het Reformatorisch Dagblad een column over.
De heer Bisschop schreef onder meer: “Omdat hij een spotprent van Mohammed in de klas had besproken, werd in Parijs een leraar door een islamitische extremist onthoofd. Een paar leraren in Nederland moesten wegens bedreiging onderduiken, eveneens vanwege spotprenten over de islam. Dan mag je verwachten dat Kamerleden deze weerzinwekkende feiten bij hun beoordeling van het wetsvoorstel betrekken. Die raken immers de kern van onze democratische rechtsstaat.
Maar in het debat ging het nauwelijks over dergelijke terreurpraktijken, hoewel scholieren daarin óók een aandeel hadden. En het ging zeker niet over het kernprobleem: dat er islamitische scholen zijn die, onder invloed van radicale elementen, leerlingen onvoldoende voorbereiden op een plaats in de samenleving en de democratische rechtsstaat van Nederland. Die grote roze olifant in de Kamer werd opzichtig vermeden.
Het debat ontaardde al snel in een actie ‘beschadiging reformatorisch onderwijs’. Een verouderde identiteitsverklaring fungeerde als rode vlag. En toen minister Slob, staatsrechtelijk geheel terecht, verklaarde dat scholen op basis van de grondwettelijk verankerde vrijheid van onderwijs een homoseksuele levenspraktijk mogen afwijzen, waren de rapen helemaal gaar. Door zijn collega’s werd hij de volgende dag nog eens op z’n vestje gespuugd. Premier Rutte plantte tijdens een ander Kamerdebat nog eens een extra dolk in Slobs rug.
Onderzoeken die de Onderwijsinspectie de afgelopen jaren uitvoerde naar de manier waarop scholen invulling geven aan het kerndoel seksualiteit en seksuele diversiteit leverden geen munitie op om tegen reformatorische scholen te velde te trekken. In 2016 concludeerde de inspectie: ‘Al valt op dat scholen met een specifieke levensbeschouwelijke identiteit [lees: onder meer reformatorische scholen] over meer uitgewerkte visies beschikken dan andere scholen. Bij de invulling van het onderwijs rond seksuele diversiteit leggen ze het accent vaker op het bevorderen van een respectvolle opstelling ten opzichte van seksuele verscheidenheid of het tegengaan van vooroordelen’.
Ja, dat schoot voor de criticasters natuurlijk niet op. Dus eisten ze in 2019 opnieuw een onderzoek. Conclusie? ‘De inspectie stelt vast dat de sturing en borging van het burgerschapsonderwijs in het algemeen beperkt ontwikkeld is. Een uitzondering daarop vormen scholen met een specifieke levensbeschouwelijke identiteit (…). Voor scholen met een meer algemene identiteit is dat beduidend minder het geval. (…)’. Tja, ook dat hielp dus niet. Daarom dus maar een hetze. Hoef je je niet meer te bekommeren om waarheid of nuance. Ernstig, en buitengewoon laf dat het kabinet zich daarvoor laat lenen.
Hier is de vrijheid in het geding. Vrijheid van onderwijs is vrijheid van opvoeding. Blijven ouders verantwoordelijk of gaat de staat -lees: politieke meerderheid van dit moment- dat overnemen?
Als burgerschapsvorming op school meer invulling krijgt, zou ik overigens de opnames van het debat van vorige week maandag en de nasleep ervan daarin zeker een plaats geven. Om jongeren te leren hoe je niet met elkaar omgaat. En hoe een slecht debat over een wetsvoorstel eruitziet”[1].

Wat zal men van deze dingen zeggen?

Het valt op dat de Tweede Kamer moeilijk doet over zaken die, fysiek gezien, weinig gevaar opleveren. Dood en verderf dat gezaaid wordt door extremisten – uit welke hoek die scherpslijpers ook afkomstig zijn – is veel bedreigender.
Waarom dan die actie ‘beschadiging reformatorische scholen’? Misschien wordt die actie gestart omdat er, gelet op de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021, veel eer in te leggen valt. Daarmee kan een politieke partij zich namelijk vrij duidelijk profileren. Populair gezegd: daarover kan een politicus een grote mond opzetten. Bovendien: de sfeer in Nederland is momenteel zo dat de gemiddelde burger, als het over reformatorische scholen gaat, naar zijn idee weinig nuance nodig heeft. De stemming is veelal: medemensen in de reformatorische hoek zijn wereldvreemd – punt. Als politicus kun je dan makkelijk scoren.
Als het over extremisme gaat, is dat scoren nogal wat moeilijker. Er hoeft, bij wijze van spreken, maar één extremist op een ongunstig moment een paar goed gerichte geweerschoten te lossen. Vervolgens gaan mensen roepen: die politici van tegenwoordig doen daar ook niks aan; aan al die parlementpraters heb je ook niks…

Les in burgerschap – wat houdt dat in? In zo’n les beantwoordt men vragen als: wat is een democratie? En: hoe ga je in dialoog met iemand die anders denkt dan jij? En: wat draag jij bij aan de samenleving?[2]
Leerlingen leren kritisch denken. Dat betekent dat men in staat moet worden geacht een definitief oordeel over bepaalde denkbeelden en situaties uit te stellen. Dat betekent ook dat men leert om diverse interpretaties van de werkelijkheid met elkaar te vergelijken. De vragen zijn: hoe kan men tegen de realiteit aan kijken? en: wat denk je er zelf van?
Het lijkt erop dat de Tweede Kamer zelf best een lesje in burgerschap kan gebruiken. Wat men in bovenstaande debatten heeft laten zien gaat niet veel verder dan een paar op de volksopinie gebaseerde knulligheden.

Het denken van Gereformeerd mensen gaat wellicht als vanzelf naar Philippenzen 3: “Want velen – ik heb dikwijls met u over hen gesproken en zeg het nu ook onder tranen – wandelen als vijanden van het kruis van Christus. Hun einde is het verderf, hun god is de buik en hun eer is in hun schande; zij bedenken aardse dingen. Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen”[3].

Kritische studenten worden – zegt men – weerbaar, zelfstandig en wendbaar. En dat is heel goed.
Maar voor Gereformeerde mensen is er meer. Het was de Gereformeerd-vrijgemaakte dominee J. van Bruggen (1909-1965) die eens in een preek zei: “Precies genomen zouden we hier het beste kunnen lezen: Onze burgerlijke stand, onze domicilie is in de hemelen.
U kent dat woord domicilie wel. Wij staan allen ergens als burgers ingeschreven. Daar is dan ons domicilie. In die stad of dat dorp horen we thuis. We kunnen daar wel buiten verblijven, maar dan nog worden we gerekend daar te behoren en geteld te worden bij de burgerij van de plaats, waar onze naam in het register staat. Zelfs een overal heenzwervende schipper heeft zo ergens zijn domicilie. En dat is het, waar Paulus hier allereerst van spreekt. Hij beschouwt hier de hemel als het vaderland van de gelovigen. Daar hebben zij hun domicilie. Zij zijn burgers van het rijk daar in de hemelen.
Juist voor de Philippenzen was dit een gemakkelijk verstaanbare manier van spreken. Hun stad was een kolonie. Velen van haar inwoners waren Romeinen. Mensen, die in Rome thuis hoorden al woonden zij nu in Philippi. Natuurlijk hadden deze Romeinen, daar in Philippi de belangen van Rome in het oog te houden en te bevorderen. Zij mochten geen gemene zaak maken met de vreemden in wier midden zij zich bevonden, maar hadden in leven en gewoonten zich te voegen naar de wetten van Rome. Welnu, zegt Paulus, wij zijn hier op aarde ook kolonisten, kolonisten van de hemel. We zijn burgers van het rijk daarboven. Maar dan is toch ook duidelijk, dat we hier niet ‘aardsgezind mogen wandelen maar in alles ‘hemelsgezind’ behoren te wezen, en hebben te bedenken de dingen, die bóven zijn.
En dit geldt van ons allen. De apostel zegt hier niet van sommigen, maar van ons allen, zonder onderscheid, dat we burgers zijn van het rijk daarboven. Zijn we dat ook niet door Gods belofte, die Hij ons in de doop verzegelde? Zijn we niet gedoopt als erfgenamen van dat rijk? Dat is het uitnemende voorrecht, dat Christus ons door zijn verzoenend en zegevierend werk verworven heeft, dat we geschreven staan in de boeken van het rijk daarboven”[4].
Ja, er is meer. Het leven gaat verder. Sterker nog: ons leven houdt nooit meer op. Halleluja!

Noten:
[1] R. Bisschop, “Burgerschapsvorming”. Column in: Reformatorisch Dagblad, dinsdag 17 november 2020, p. 27 – rubriek: Samenleving en politiek –.
[2] Geciteerd van https://newsroom.didactiefonline.nl/uploads/PDF/Specials/Special%20Les%20in%20kritisch%20burgerschap%20Didactief.pdf (= DidactiefSpecial, jaargang 46 nr 4 – december 2016); geraadpleegd op donderdag 19 november 2020.
[3] Philippenzen 3:18-21.
[4] De preek van dominee van Bruggen is niet gedateerd. De tekst is Philippenzen 3:17-4:1. Thema en verdeling van die preek luiden als volgt:
Paulus vermaant ons hem te volgen in hemelse wandel. Daarbij wordt gewezen op:
1. de reden, waarmee hij deze vermaning motiveert (18-19)
2. de reden, waarmee hij deze vermaning aandringt (20-21)
3. de standvastigheid, die voor het opvolgen van deze vermaning nodig is (17 en 4:1).

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.