gereformeerd leven in nederland

30 oktober 2015

De drijfveer van de Vrijmaking

In dit artikel gaan we terug in de tijd.

Het is maandag 2 november 1970.
In de op die dag verschijnende editie van het Nederlands Dagblad is de rubriek ‘Persschouw’ opgenomen. Er wordt een artikel geciteerd, dat geschreven is door dominee P. van Gurp. De predikant dient de Gereformeerde kerk te Bunschoten-Spakenburg[1].

In het plaatselijk kerkblad Inverdân schrijft Van Gurp iets naar aanleiding van een door professor C. van der Woude geschreven artikel, dat op 16 oktober in het Gereformeerd Weekblad wordt gepubliceerd.

Van der Woude?
Wie is dat?
Professor C. van der Woude (1896-1983) is tussen 1960 en 1966 aan de Theologische Hogeschool te Kampen (Oudestraat) hoogleraar kerkgeschiedenis, kerkrecht en Latijn.
Van der Woude hecht zeer aan de eenheid binnen de Gereformeerde Kerken. Die eenheid moet zijn inziens worden gehandhaafd door de binding aan de belijdenis.
De kerkelijke strijd die leidt tot de Vrijmaking acht Van der Woude onvermijdelijk. Maar die Vrijmaking vloeit – naar zijn idee – niet zozeer voort uit dogmatische verschillen. Nee, K. Schilder is volgens hem de man van de partijvorming.
Binnen de Gereformeerde Kerken (synodaal) is Van der Woude een gezaghebbend man. Vier keer is hij preses van een Generale Synode; en ook nog een aantal keren scriba[2].
Deze emeritushoogleraar bespreekt in het Gereformeerd Weekblad het Handboek van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Dat handboek bevat belangrijke bijlagen. Zo is de tekst opgenomen van de toespraken die gehouden zijn op de Vrijmakingsmakingsvergadering, die op vrijdag 11 augustus 1944 te Den Haag gehouden werd. Ook zijn er een aantal verslagen van samenkomsten van bezwaarden uit die tijd.

In het Nederlands Dagblad staat te lezen:
“Inderdaad blijkt uit de notities treffend, hoe weloverwogen en doordacht de actie was, die destijds een scheur door de Gereformeerde Kerken trok, en hoe verantwoord en noodzakelijk tot bewaring van de eenheid der kerken het werk van hen, die deze scheur trachtten om te keren of in te perken. De bedoeling is duidelijk. De vrijmaking was weloverwogen en doordacht, namelijk strategisch helemaal uitgedacht. Er was om zo te zeggen een plan de campagne. Een grijpen naar de macht. En daarom was het zo nodig om daartegen op te treden.
Het is bekend dat men van Hervormde zijde geen goed woord over heeft over de Doleantie en dan met name over de rol van dr. Kuyper daarin. Dat is, zegt men dan van a tot z allemaal van te voren berekend. Neen, dan de Afscheiding. Daar kun je tenminste nog respekt hebben voor de geloofsmoed van die mensen. Dat was van hen echt een zaak des harten. Die wisten niet waar ze zouden uitkomen maar werden gedreven door consciëntienood.
Dus wordt nu in het Geref. Weekblad eigenlijk eenzelfde oordeel geveld over de vrijmaking. Een weloverwogen doordachte actie”.

Dominee van Gurp zet in Inverdân de puntjes op de i.
Dat doet hij als volgt.

“Nu moeten we zeggen, dat inderdaad de vrijmaking weloverwogen is geweest. Maar anders dan prof. v. d. Woude bedoelt. Niet in de zin van een strategisch plan opstellen. Maar weloverwogen in de zin zoals Christus heeft gezegd; als ge een toren wilt bouwen, moet u eerst nederzitten en de kosten berekenen. Dat is: gehoorzamen aan de Heere – en dan voor de toekomst maar verwachten dat er lijden en moeite door komt.
Dat is in die tijd ook duidelijk beheersend geweest in de vrijmakingen die er toen kwamen.
Eén voorbeeld. Van Prof. Dr. K. Schilder. Het was op 11 augustus 1944 voor ons, zijn studenten, een hoogtepunt dat we onze professor weer mochten ontmoeten. Hij was jaren lang ondergedoken geweest. En had juist wat meer bewegingsvrijheid gekregen. Na de vergadering van die dag mochten wij een ogenblik met hem samenspreken in de consistorie van de Lutherse kerk.
Daar was hij dan met zijn studenten. Niet licht vergeten we de woorden die hij toen tot ons sprak. Want er was geen spoor van berekening of tactiek in. Integendeel. Hij zette ons vlak voor de rauwe werkelijkheid. Want hij zei tegen ons: mijne heren, ik zie voor u geen toekomst meer in de Gereformeerde Kerken.
Prof. Schilder bedoelde te zeggen: er zullen enkele gemeenten zich vrijmaken en misschien tien of vijftien predikanten. Maar dat is alles. Hij rekende er beslist niet op, dat er plaats zou komen voor ons, studenten. Dat we nog ooit een beroep zouden kunnen krijgen. Dat was een schriftuurlijk woord. Weloverwogen. In de stijl van Christus: je voorbereiden op moeiten en kruis.
En tegelijk blijkt daar wel heel duidelijk uit: hij had niet gerekend op dat verrassende wonder des Heeren, dat zoveel gemeenten zich gingen vrijmaken. Ook de synode had er toen niet op gerekend. Ze zijn ervan geschrokken en hebben al gauw wat water in de wijn gedaan, anders raakten ze nog meer mensen kwijt.
Weloverwogen en doordacht? Ja, in die zin: het was uit geloof. Niet uit berekening. Het was gewoon: neen-zeggen tegen de zonde. En het dan verder aan den Heere overlaten”[3].

Dominee Van Gurp wijst op die bekende gelijkenis uit Lucas 14: “Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien”[4].
Met andere woorden: wie Christus volgen wil, moet goed overwegen of hij de consequenties daarvan wel aan kan. Wie het niet volhoudt, haalt zich de spot van allerlei toeschouwers op de hals.

Wij zijn, om het zo maar uit te drukken, inmiddels alwéér een reformatie verder.
De vrees die professor Schilder in de jaren ’40 van de vorige eeuw in het contact met zijn studenten uitsprak is nu wel werkelijkheid geworden: slechts weinigen zijn echt Gereformeerd gebleven.
Het is, naar de mens gesproken, maar een paar klein en onbetekenend groepje mensen dat nog werkelijk Gereformeerd is.
Maar dat groepje mensen leeft niet bij rekensommen.
Al die mensen leven uit geloof.

In 2015 twijfelen wij wellicht wel eens: doen we dat wel goed, met die afscheidingen en die vrijmaking?
Mijn antwoord is: wij doen het goed als wij de Here eenvoudig gehoorzaam zijn en het verder aan Hem overlaten. Wat dat betreft is er sinds de vorige eeuw nog niets veranderd.

Noten:
[1] Dominee van Gurp diende de gemeenten van Bunschoten-Spakenburg en Spakenburg-Zuid tussen 1968 en 1975.
[2] Zie http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp/ (zoekterm: Van der Woude).
[3] “Geloof of berekening”. In: Nederlands Dagblad, maandag 2 november 1970, p. 2 (rubriek Persschouw). Ook te vinden via www.delpher.nl .
[4] Lucas 14:28, 29 en 30.

29 oktober 2015

Diepgang

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Diepgang: als het goed is, is dat een kenmerk van Gereformeerde preken[1]. De prediking blijft niet steken bij dagelijkse dingen, maar steekt af naar de diepte.
In onze belijdenisgeschriften komen we veel diepgang tegen.
Een voorbeeld: Gods Zoon heeft geleden onder Pontius Pilatus, “is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel; op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden”[2]. Diepgang betekent: we doen ons best om iets te laten zien van de dimensies waarin God denkt en werkt.

Als ik mij niet vergis, wordt dat woord ‘diepgang’ in de kerk wel eens een beetje gedachteloos gebruikt. We willen meer diepgang, zegt men. Maar wat men daar dan mee bedoelt blijft vaak in het midden.

De diepgang van een schip is, als ik het goed weet, de afstand tussen het wateroppervlak en de onderkant van de kiel. De ‘officiële’ diepgang wordt op een bepaalde plek van het schip gemeten.
Gereformeerde diepgang begint, dunkt mij, bij het volbrachte werk van Christus, de Zoon van God. Hij is neergedaald in de hel. Hij was ver weg. Maar Hij is ook weer opgestaan. In de kerk gaat het er om de gevolgen van Zijn werk in ons leven te belichten.
Die consequenties zijn er altijd. Die voortvloeisels bepalen de manier waarop we met de dingen in de wereld omgaan. Onze leefomgeving verandert voortdurend. Maar onze God is Dezelfde. Zijn openbaringswoord is volkomen. Er hoeft niets meer bij gezegd te worden. En er gaat ook niets meer af. Gods Woord geeft ons voldoende ‘munitie’ om antwoorden te geven op alle situaties die zich aan ons voordoen. En van kinderen van God mag verwacht worden dat we die antwoorden ook echt geven. Want wij zijn niet van de wereld. Maar we staan er wel middenin.

De drukte in onze wereld maakt het vandaag de dag moeilijk om diepgaand te studeren.

In het Reformatorisch Dagblad blikte niet zo lang geleden de psycholoog Maarten Burggraaf terug op de door hem verrichte arbeid. Hij heeft een lange loopbaan in de zorg en het onderwijs achter de rug.
Burggraaf draait er niet omheen: vergeleken met de jaren ’60 van de vorige eeuw is er veel veranderd.
De zielkundige typeert de kwestie zo: “Ze lazen veel, diepten onderwerpen uit. Ze groeiden op in een sterk verzuilde om­geving. Tegenwoordig is er minder diepgang. Jongeren weten weinig van veel dingen, ze handelen vluchtiger, wereldser ook. Dat komt door de moderne media”.
Het geweldig grote aanbod aan informatie verlokt al snel tot een zekere oppervlakkigheid. De psycholoog zegt: “Jongeren van nu blijven niet meer opgesloten in de zuil, en haken soms af. Maar ook vroeger werden er jongeren onkerkelijk. Tegenwoordig is ook de vraag belangrijk hoe we verantwoordelijk met de toegenomen weelde moeten omgaan. Elke tijd heeft zijn eigen vragen”[3].

Er valt in onze tijd veel te kiezen. En in de komende jaren zullen er alleen maar meer keuzes mogelijk zijn.
Juist in zo’n tijd is het belangrijk om ons te realiseren hoe wij onze keuzes maken. Wat is de basis waarop wij onze keuzes bepalen? Wat is onze levensrichting? Waar willen wij naar toe?
Vroeger riep de kerk op tot geloof in Jezus Christus. Dat is vandaag nog net zo. Maar het aantal verleidingen is wel explosief toegenomen. In deze prikkelende tijd wordt concentratie gevraagd; op Woord en prediking, namelijk.

We moeten er elkaar in dit verband op attenderen dat geloof iets heel anders is dan religie.
Religie is het geloof in allerlei goden. In het publieke domein draait op dat punt een meningencarrousel. Mijns inziens terecht zei iemand daarover: “Je hoort er weinig genuanceerde meningen, iedereen profileert vooral zichzelf”[4].
Geloof heeft te maken met het feit dat wij weten dat Gods Woord betrouwbaar is. We vertrouwen erop dat onze zonden vergeven zijn, door het verzoenende werk van onze Heiland. Uit het Woord van God leren wij wat dat voor ons dagelijks leven, hier en nu, betekent. Daar mogen we ons in verdiepen. Die studie levert diepgang op. En degelijkheid.

Van Polycarpus van Smyrna (70-156 na Christus) is het volgende gebed bekend:
“O Heere God,
laat mij sterven,
opdat ik ophoud
te sterven [in het hier en nu].

Want zolang wij hier leven,
voelen wij onophoudelijk
de prikkel van de dood,
zijn wij ziek en
sterven elke dag.

Maar wanneer we voor de wereld dood zijn,
dan leven wij pas echt en hoeven wij in eeuwigheid
niet bang te zijn voor gevaar en ook niet voor de dood.

Want onze dood in de tijd
betekent een einde van de dood
en de aanvang van het eeuwige leven.
Amen”.
Polycarpus zegt het ronduit: wanneer we voor de wereld dood zijn, dan leven we pas echt.
Dit gebed kan tot troost zijn voor zieken en ouderen, die het op deze aarde vaak zo moeilijk hebben[5].
Maar dat gebed leert ons ook: christelijke diepgang gaat uiteindelijk omhoog. Want echte diepgang legt het leven op koers naar de hemel.

Diepgang in ons leven: die komt er niet vanzelf.
Maar alles komt goed als wij ons houden aan de bondige instructie, bemoediging en troost van Spreuken 4:
“Mijn zoon, sla acht op mijn woorden,
neig uw oor tot mijn uitspraken;
laat ze niet wijken uit uw ogen,
bewaar ze diep in uw hart.
Want zij zijn leven voor wie ze vinden,
genezing voor hun ganse lichaam”[6].

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op maandag 24 oktober 2005.
[2] Deze woorden komen uit de Apostolische Geloofsbelijdenis.
[3] Gijsbert Wolvers, “Murmelen op zolder”. In: PuntKomma, katern bij het Reformatorisch Dagblad, dinsdag 18 augustus 2015, p. 4. Ook te vinden op www.digibron.nl . Geraadpleegd op donderdag 8 oktober 2015.
[4] “Religie en theologie, een lastige relatie”. In: Reformatorisch Dagblad, 30 mei 2015, p. 15. Ook te vinden op www.digibron.nl . Geraadpleegd op donderdag 8 oktober 2015.
[5] Het gebed is te vinden in: M.A. van Willigen, “Naar U verlang ik”. In: De Waarheidsvriend, vrijdag 20 maart 2015, p. 21. Ook te vinden op www.digibron.nl . Geraadpleegd op donderdag 8 oktober 2015.
[6] Spreuken 4:20, 21 en 22.

28 oktober 2015

Over het verbond

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , , , ,

Het verbond dat God met mensen sloot is vandaag goeddeels uit beeld[1]. Echter: de manier waarop wij tegen het verbond aankijken is beslissend voor onze relatie met God.

Dr. Abraham Kuyper zei indertijd: omdat niet alle gedoopte kinderen tot geloof komen, werkt de doop in het geval van onbekeerde kinderen niet[2].
Dat was een heel geleerd klinkende theorie. Maar zijn verhaal riep toch wel vragen op. Want als de stelling van Kuyper klopte zou het zo zijn dat Gods werk soms niet goed is. Sterker: men zou zelfs kunnen zeggen dat de God van hemel en aarde zo nu en dan faalt. Gods verlossingswerk zou ontoereikend wezen.
De eminente theoloog onderscheidde de echte en de onechte doop. Echte doop zou onherroepelijk tot wedergeboorte leiden. Als kerkmensen niet tot geloof kwamen, was de doop blijkbaar niet echt. Die mensen waren uiteraard wel echt gedoopt. Maar de innerlijke kracht van die doop hadden zij niet ontvangen.
In het verlengde daarvan sprak Kuyper over twee verbonden:
* een uitwendig verbond: dat is met alle leden van de kerk gesloten
* een inwendig verbond: dat is enkel en alleen met de uitverkorenen gesloten.
De kerkleider koos voor een positieve insteek: alle kinderen moesten gedoopt worden. Met die doop werd over de kinderen gezegd: zij worden verondersteld wedergeboren te zijn, totdat het tegendeel bewezen is.

De hypothese van Kuyper klopt niet.
Want wat moeten we dan aanvangen met Handelingen 2? U weet wel: “Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal”[3].
En hoe leggen we Efeziërs 4 dan uit? Want daar kunnen er niet omheen. Ik vermaan u, schrijft Paulus daar, “u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes: één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, én God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen”[4].
Wie geloof hecht aan Kuypers’ vooronderstelling gaat zich vervolgens afvragen of hijzelf wel een echte doop gekregen heeft. Zo iemand vraagt zich af of hij eigenlijk wel aan het Heilig Avondmaal mag deelnemen. Dat kan de bedoeling toch niet wezen?

De leer van Abraham Kuyper werd tot officiële leer van de Gereformeerde kerken verheven. Daarmee kwam de onzekerheid met vliegende vaandels de kerk binnen. En dat terwijl de Here Zijn kinderen in de kerk bijeen brengt om hen zekerheid te geven!

Wat is het verband tussen verbond en uitverkiezing?
Eén ding is zeker: God heeft geen enkele verplichting om welk mens dan ook uit te kiezen. Iedereen is even bedorven, in Gods ogen even smerig, even zondig.
God heeft ook geen plicht om een verbond met mensen te sluiten. Maar in Zijn genade doet Hij dat wel.
Uitverkiezing en verbond zijn beide gerelateerd aan het werk van God in Christus. Denkt u maar aan Efeziërs 1: “Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil”[5].
Er is verschil tussen de uitverkiezing en het verbond.
De uitverkiezing is een eenmalig en niet herroepbaar Goddelijk besluit.
Het verbond heeft een geschiedenis. Er zitten verschillende fasen in.
Bij het besluit met betrekking tot de uitverkiezing zijn wijzelf niet betrokken. Het verbond is een band tussen God en mensen. De mensen moeten vanaf het begin actief aan dat verbond deelnemen.
Wij weten niet wie de uitverkorenen zijn. Maar wij weten wel wie er tot het verbond behoren. En we weten wat zij behoren te doen. Als u ’t bij geval niet weet, leest u dan maar even mee in Deuteronomium 29: “De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen”[6]. De wet van God is geopenbaard. We lezen die in Exodus 20 en Deuteronomium 5; daar hebben bondelingen zich aan te houden.

Kan het verbond verbroken worden?
Ja, dat kan. Dat volgt trouwens uit het bovenstaande.
In Genesis 17 staat ook: “Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond. En de onbesnedene, de man namelijk, die het vlees van zijn voorhuid niet laat besnijden, die mens zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten: hij heeft mijn verbond verbroken[7].
Zo’n verbondsbreuk gebeurt niet in één dag. Stapje voor stapje verwijderen sommigen zich van broeders en zusters, en van de kerk. Heel vaak vindt men de kerk nog wel waardevol, maar van werkelijke toewijding is geen sprake meer.
Een voorbeeld hiervan is Esau. Naar aanleiding van diens levensgeschiedenis wordt in Hebreeën 12 gezegd: “Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht”[8].

We moeten er, als het om deze dingen gaat, om denken dat de Here in ons hart kijkt.
Dat is belangrijk. Want als we oppervlakkig naar het leven van Esau’s broer Jakob kijken, kunnen we vragen: Jakob was toch geen haar beter dan zijn oudste broer? Bedrog en leugens – daar staat Jakobs leven bol van. De klacht van Esau over zijn broer, in Genesis 27, is terecht: “noemt men hem niet terecht Jakob, omdat hij mij nu al tweemaal bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij weggenomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen weggenomen”[9]. Ondanks al die bedriegerij is de kwalificatie van het aardse leven van Jakob in Hebreeën 11 positief: “Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, leunende op het uiteinde van zijn staf”[10]. De Here kijkt in harten van mensen; Hij ziet veel meer dan wij!

Schrijven en lezen over het verbond is mooi.
Maar het kan ook vragen oproepen.

Bijvoorbeeld: kunnen bondelingen wel met anderskerkelijken bidden? In verband met die vraag wijs ik u op woorden uit Lucas 11: “En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? Of als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven?”[11].
Ieder die in oprechtheid naar de troon van de Here gaat, mag het woord tot Hem richten. Maar dat wil niet meteen zeggen dat die bidder ook een bondeling is.

Een andere vraag.
Mag een dominee, met het oog op het verbond tussen God en mensen, wel boven zijn preek zetten: ‘broeders en zusters, jongens en meisjes’?
Jawel, ik denk wel dat dat kan. Want met die aanhef heeft de dominee, denk ik, niet gezegd dat hij alleen bondelingen aanspreekt. Overigens weten we toch ook wel dat er ook huichelaars in de kerk zitten[12]?
Nee, strikt genomen is de hierboven geciteerde aanhef niet nodig. Alleen ‘broeders en zusters’ is genoeg. Maar het is helemaal niet verkeerd om de kinderen nadrukkelijk bij het luisteren naar de preek te betrekken. We mogen laten blijken dat de kinderen bij het verbond behoren!
En overigens zullen we er op moeten letten dat we niet op alle slakken zout leggen…

Nog een vraag: is het nuttig dat wij in onze tijd de belijdenis aanvullen met een artikel over doel en inhoud van Gods verbond met ons?
Mijn antwoord luidt vandaag als volgt.
In de Nederlandse Geloofsbelijdenis komt het verbond langs in de artikelen 25 en 34.
In de Heidelbergse Catechismus wordt het verbond genoemd in de Zondagen 25, 27, 28, 29, 30 en 37.
In de Dordtse Leerregels vinden we het verbond terug in de artikelen 8, 14 en 17 van hoofdstuk I. Ook in hoofdstuk II, artikel 8. En in hoofdstuk III/IV, artikel 6 en 7. Verder komt u het begrip tegen in de Veroordeling der dwalingen van dat belijdenisgeschrift.
Wat mij betreft is een aanvulling als bovenbedoeld niet verkeerd, maar ook niet noodzakelijk.

U begrijpt: over het verbond kan nog meer, heel veel meer worden geschreven.
Sterker – men kan, denk ik, zelfs zonder veel moeite een ganse bibliotheek vol zetten met boeken over het verbond.
Nogmaals noteer ik: de manier waarop wij tegen het verbond aankijken is beslissend voor onze relatie met God.
Laten wij, bij het blijmoedig denken over Gods verbond, woorden uit 1 Petrus 1 in gedachten houden: “Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God”[13].

Noten:
[1] Vanavond, woensdagavond 28 oktober 2015, vergadert Deo Volente de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Tijdens die bijeenkomst zal het onderwerp ’Het verbond in onze kerkgeschiedenis’ centraal staan. Het schrijven van dit artikel is een deel van mijn voorbereiding op die vergadering.
[2] In dit artikel gebruik ik onder meer: Ds. Clarence Stam, “Het verbond van Gods liefde”. – Uitgeverij Woord en Wereld, 2006 (Woord en Wereld; nr. 69). – met name p. 174 en 175, 186-189, 192 en 193.
[3] Handelingen 2:39.
[4] Efeziërs 4:3, 4 en 5.
[5] Efeziërs 1:3, 4 en 5.
[6] Deuteronomium 29:28.
[7] Genesis 17:13 en 14.
[8] Hebreeën 12:16 en 17.
[9] Genesis 27:36.
[10] Hebreeën 11:21.
[11] Lucas 11:9-12.
[12] Zie Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29: “Wij spreken hier niet over de huichelaars, die zich in de kerk tussen de oprechte gelovigen bevinden en toch niet bij de kerk horen, al zijn zij voor het oog wel in de kerk”.
[13] 1 Petrus 1:22 en 23.

27 oktober 2015

Gelovige eenvoud in Zondag 15

In Zondag 15 van de Heidelbergse Catechismus komen wij vertrouwde formuleringen tegen. Leest u maar mee: “Christus heeft heel de tijd van zijn leven op aarde, maar vooral aan het einde daarvan, de toorn van God tegen de zonde van het hele menselijke geslacht aan lichaam en ziel gedragen. Hij deed dit om door zijn lijden, als het enige zoenoffer, ons lichaam en onze ziel van het eeuwige oordeel te verlossen en Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven voor ons te verwerven”[1].
Van die woorden schrikken we niet op. We kennen ze al. We hebben ze reeds vaker gehoord.

Maar er zijn wetenschappers die er vragen bij stellen. Op wetenschappelijke wijze uiten zij hun verbazing en ongenoegen over deze gelovige eenvoud[2].
Sterker nog: zij denken dat het christelijk geloof gedoemd is te verdwijnen. Als er – bijvoorbeeld – buitenaardse intelligentie bestaat, haalt die meteen de Bijbel onderuit.

Er zijn geleerden die zeggen: wetenschappelijke ontdekkingen, technologische doorbraken en de evolutiegedachten van Charles Darwin zullen er voor zorgen dat zelfs de kerk er niet meer omheen kan: de Schrift is niet meer geloofwaardig.
Het probleem is natuurlijk dat iemand dan nog wel even uit moet leggen waarom de wereld zichzelf soms ijverig lijkt te vernietigen. Bovendien moet iemand dan ook nog een plausibele verklaring vinden voor al die oorlogen, aardbevingen, overstromingen en andere rampen die momenteel in de wereld plaatsvinden.

Sommige bestudeerde mensen gaan er van uit dat buitenaardse beschavingen op een aanzienlijk hoger niveau staan dan het menselijk vermogen.
Enig sluitend bewijs voor dergelijke stellingen is echter nog niet gevonden.

Erudiete geleerden roepen: hoe meer wetenschap en ontwikkeling, hoe meer religie en kerk zichzelf overbodig maken.
Maar als u het mij vraagt hebben wetenschap en techniek bij die mensen soms ook de status van geloof of religie.

Sommige deskundigen zeggen dat er een relatie is tussen religie en geweld. Je kunt dat al aan het taalgebruik zien, mompelen zij glimlachend. Noemde president Obama de strijd tegen IS niet een kruistocht? Nou dan!
Die geleerde mensen zien allerlei totalitaire regimes over het hoofd. In landen als de Sovjet-Unie van Stalin en het China van Mao was alles en iedereen ondergeschikt aan het staatsbelang. En die landen zijn verantwoordelijk voor heel wat massamoorden!

Laten wij nog een ogenblik terugkeren naar die buitenaardse intelligentie.
“Als de buitenaardsen nog enig geloof aanhangen, zullen we het onze snel verlaten en het hunne aannemen”, zei een wetenschapper eens nogal sceptisch.
Iemand anders zegt: “Maar stel dat God in zes dagen heeft geschapen, dan is er nog geen reden om aan te nemen dat God niet elders een scheppingswonder heeft verricht. God is vrij om buitenaardse intelligentie te scheppen. Want Hij is soeverein. De mensheid is niet het centrum van het universum. God is het centrum van alles. Het idee dat ook aliens een beeld en gelijkenis zijn van de glorie van God is een belangrijke aanmoediging om in zulke dingen te geloven”.

Wat moet een gelovig kind van God met zulke uiteenzettingen?
Wat zal ons antwoord op zulke gedachten wezen?

De grondvragen waar het om gaat zijn:
* geloven wij dat aan Jezus Christus, onze Heiland, alle macht in de hemel en op de aarde is gegeven?
* geloven wij dat hij ons in Zijn genade heeft verlost van de schuld van de zonde, en dat Hij ons klaarmaakt voor het eeuwige leven?

Nee, in de Bijbel wordt ons niets over buitenaardse wezens verteld. Maar zelfs al zóuden ze bestaan – dat geloof ik niet –, dan nog geldt: Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven wordt aan burgers van de aarde aangeboden.

Dit alles overpeinzend, wijs ik u graag op Jesaja 45. In dat Schriftgedeelte staat onder meer te lezen: “Zo zegt de Here: Het vermogen van Egypte en de koopwaar van Ethiopië – de Sabeeërs, die mannen van statige gestalte, zullen tot u overkomen en u toebehoren; zij zullen u volgen, in ketenen overkomen en zich voor u nederwerpen; zij zullen u smeken: Alleen bij u is God, en er is geen ander, generlei God.
Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt, de God van Israël, een Verlosser. Zij staan beschaamd en zijn ook te schande geworden, allen tezamen zijn zij smadelijk afgedropen, de makers van afgodsbeelden. Israël wordt door de Here verlost met een eeuwige verlossing; gij zult noch beschaamd staan noch te schande worden in alle eeuwigheid.
Want zo zegt de Here, die de hemelen geschapen heeft – Hij is God – die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander”[3].
De Here gaf de aarde als woon- en leefplaats voor de mensen die Hij schiep. Daar gaat het om. Nee, ik geloof er niet veel van dat er buitenaardse wezens bestaan. Maar zelfs al zou dat wél zo wezen, dan is één ding volkomen zeker: er is maar één God. En Hem moeten alle leden van het menselijk geslacht dienen!

Ook attendeer ik u graag op woorden uit Romeinen 8: “Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam”[4].
De ganse schepping zucht. Als er al buitenaardse wezens bestaan – wat ik niet geloof, maar goed… – dan zuchten zij dus ook.

Wij verwachten de verlossing van ons lichaam.
Paulus zet er veelbetekenend bij: “In die hoop zijn wij behouden”[5].
Dat geloof moeten we in de kerk vasthouden. De wereld maakt daar allerlei verhalen omheen; wij moeten ons daar echter niets van aantrekken.

De aarde is in zijn huidige vorm niet onze definitieve woonplaats. De Hebreeënschrijver noteert in verband daarmee: “……wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden”[6].
Dat is onze taak vandaag.
Het is niet onze opdracht om allerlei theorieën te ontwerpen over buitenaards leven. De Here vraagt niet van ons om diverse evolutionair aandoende veronderstellingen te uiten.
Laten wij Psalm 15 maar repeteren. Dan weten we weer wie er naar de troon van de Verbondsgod mogen gaan:
“HEER, wie mag wonen in uw tent,
wie op uw heil’ge berg verkeren?
Die recht doet en uw wet niet schendt,
in heel zijn wandel U erkent
en waarheid in zijn hart wil eren”[7].

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 15, antwoord 37.
[2] In het onderstaande gebruik ik: Bart van den Dikkenberg, “Buitenaards leven botst met de Bijbel”. In: PuntKomma, katern van het Reformatorisch Dagblad, woensdag 8 april 2015, p. 2 en 3. Ook te vinden via www.digibron.nl .
[3] Jesaja 45:14-18.
[4] Romeinen 8:22 en 23.
[5] Romeinen 8:24.
[6] Hebreeën 13:14 en 15.
[7] Psalm 15:1 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).

26 oktober 2015

Hardleerse farao

De geschiedenissen met betrekking tot de tien plagen in Egypte vormen in de Bijbel niet bepaald de meest opgewekte leesstof. Neem nou Exodus 8:
* Een land vol kikkers, die later allemaal sterven – ziet u de kadavers al langs de weg?
* Overal muggen – daar worden u en ik toch een beetje gek van?
* Teistering door steekvliegen – wat een toestand zal dat geweest wezen!

Moeten we dat natuurgeweld bij de Bijbellezing voor het gemak maar overslaan?
Nee.
Laten wij dat niet doen.
In het onderstaande hoop ik aan te wijzen waarom het beter is om dat natuurgeweld niet te negeren.

In die plagen zit een opmerkelijk trekje. Dat zien we al snel als we een paar teksten onder elkaar zetten.
“Maar toen Farao zag, dat er verlichting was ingetreden, liet hij zijn hart niet vermurwen en luisterde niet naar hen – zoals de Here gezegd had”[1].
“Maar het hart van Farao verhardde, en hij luisterde niet naar hen – zoals de Here gezegd had”[2].
“Maar de Here verhardde het hart van Farao, zodat hij naar hen niet luisterde – zoals de Here tot Mozes gezegd had”[3].
“Het hart van Farao verhardde, zodat hij de Israëlieten niet liet gaan – zoals de Here door Mozes gezegd had”[4].

De Here heeft, bij al die rampen die in het Egypteland plaatsgrijpen, de regie in handen. De Egyptische farao is ten volle verantwoordelijk voor zijn daden; zijn functienaam staat voorop. Maar de Here is er bij. In Zijn voorzienigheid weet Hij reeds wat er gaat gebeuren.

De farao is hardleers. En onbekeerlijk.
Dat concluderende, moeten wij wel tot de conclusie komen dat de eenentwintigste eeuw net zo’n tijd lijkt te zijn.

Het geweld raast als een wilde wind over heel de wereld. Vluchtelingen komen er steeds meer; zestig miljoen zijn het er inmiddels. Onrecht en ontrouw komen we tegen in iedere bocht van het leven.
De mensen vragen: waar is God? De mensen zeggen: als God zo werkt, dan hoeft de kerk voor mij niet meer. En wat, zo mompelen zij verder, moet ik nu nog met het geloof? Zwaar teleurgesteld deinen zij door de wereld, op zoek naar vermaak en ontspanning.
Ik zou willen uitroepen: God is nog steeds aanwezig!

De kerk moet die Egyptische farao niet vergeten.
Gereformeerde mensen lezen de verhalen over die tien plagen. En in hun denken nestelt zich wellicht de gedachte: wat is die farao toch een hardhoofdige domkop!
Daarbij zullen we ons echter moeten realiseren dat de God van Israël Zich in al die confrontaties aan de farao toont. Zo geeft hij de gelegenheid om zich naar de God van Israël toe te keren.

We mogen ook beseffen dat de Here toont hoe machtig Hij is. Met een paar maatregelen is Hij in staat de complete economie van Egypte in de war te schoppen. Dat doet Hij ten gunste van het Bondsvolk. Die macht kan Hij ook in 2015 tonen. Is dat, voor de kerk van onze tijd, niet een geweldige troost?
Gelovigen hebben nog wel eens de neiging om zielig te gaan doen. Zo van: eigenlijk zijn we maar klein. En: wij betekenen niets. En: wij hebben niets te vertellen,
Dat, geachte lezers, is een geweldige misvatting. Onze Here is nog volop actief!

Wij zien dat in de schepping[5].
Denkt u maar Psalm 8:
“Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren, die Gij bereid hebt:
wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,
en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?”[6].
En Psalm 139:
“Want Gij hebt mijn nieren gevormd,
mij in de schoot van mijn moeder geweven.
Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid,
wonderbaar zijn uw werken;
mijn ziel weet dat zeer wel”[7].
Wij zijn, zo leren wij uit Jeremia 18, als leem in Gods handen: “Toen kwam het woord des Heren tot mij: Zal Ik niet met u kunnen doen zoals deze pottenbakker, o huis Israëls? luidt het woord des Heren. Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; maar bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen”[8].
De Here is als geen ander in staat ons leven te ‘kneden’ en te sturen!

Ondanks die harde tegenstand van de farao gaat het verlossingswerk door.
Dat verlossingswerk moet steeds onderwerp van onze aandacht wezen. Denkt u in dit verband maar aan Exodus 13: “Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten en op de zevende dag zal er een feest voor de Here zijn. Ongezuurde broden zullen gedurende de zeven dagen gegeten worden; er mag zelfs niets gezuurds bij u gezien worden, ja, in uw gehele gebied mag er geen zuurdeeg worden gezien.

En op die dag zult gij uw zoon uitleggen: Dit is ter wille van wat de Here mij heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte. Het zal u zijn als een teken op uw hand en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet des Heren in uw mond zij; want met een sterke hand heeft de Here u uit Egypte geleid. Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot jaar”[9]. Een hoofdstuk verder, in Exodus 14 staat: “Maar Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien, die Hij u heden bereiden zal; want de Egyptenaren, die gij heden gezien hebt, zult gij nimmermeer zien. De Here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn”[10].
Stil zijn: daar zijn we in onze dagen niet zo goed in. Wij hebben, als mondige modernen, niet zelden de neiging om bij God te protesteren: waarom dit, waarom dat? Dat moeten we – dat begrijpt u – nodig afleren!

In Deuteronomium 9 en 10 horen we over stenen tafels die door een vinger van God beschreven zijn[11].
Dat doet de Here nog altijd. Leest u maar mee in Hebreeën 8: “Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn”[12].
De Here God verzorgt Zelf de heiliging van de kerk.
Dus is het zaak om niet tegen te streven. Het is zaak om eenswillend met God te worden. Zeker, dat is moeilijk. Want wij hebben wel eens de neiging om buiten de Schriftuurlijke kaders te stappen.

Nog altijd klinkt die blijde – maar ook vermanende – Boodschap, die Paulus in Handelingen 17 aan de wereld brengt: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken”[13].

Daar gaat het naar toe.
Aan dat oordeel worden alle wereldburgers onderworpen.
De farao in Egypte.
En wij ook.

Als we die tien plagen doornemen, verhogen we wellicht onwillekeurig het leestempo een beetje. Dan zijn we er gauw klaar mee. Hopelijk komt er daarna weer wat vrolijkers.
Rustig aan maar, zou ik denken.
Want die farao, die hardnekkige onbenul, heeft ons vandaag nog veel te zeggen!

Noten:
[1] Exodus 8:15.
[2] Exodus 8:19.
[3] Exodus 9:12.
[4] Exodus 9:35.
[5] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://www.oudesporen.nl/Download/HB178.pdf . Geraadpleegd op maandag 5 oktober 2015.
[6] Psalm 8:4 en 5 (onberijmd).
[7] Psalm 139:13 en 14 (onberijmd).
[8] Jeremia 18:5-8.
[9] Exodus 13:6-10.
[10] Exodus 14:13 en 14.
[11] Deuteronomium 9:10: “En de Here gaf mij de twee stenen tafelen, beschreven met de vinger Gods, waarop al de woorden stonden, die de Here op de berg tot u gesproken had uit het midden van het vuur, op de dag der samenkomst”.
En Deuteronomium 10:4: “En Hij schreef op de tafelen met hetzelfde schrift als de eerste maal, de Tien Woorden, die de Here op de berg tot u gesproken had uit het midden van het vuur op de dag der samenkomst; en de Here gaf ze mij”.
[12] Hebreeën 8:10.
[13] Handelingen 17:30 en 31.

23 oktober 2015

Oude dwalingen in een oude krant

Het raadplegen van oude kranten loont.
Dat zal hieronder eens te meer blijken.

We schrijven donderdag 22 oktober 1970.

In de editie van het Nederlands Dagblad die op die dag verschijnt, wordt in de rubriek Persschouw een artikel opgenomen uit het synodaal-gereformeerde blad Waarheid en Eenheid.
Het stuk is geschreven door M.J. Arntzen, predikant te ’s-Gravendeel. In de maand september heeft hij een bezoek gebracht aan de Verenigde Staten. Aldaar bezocht hij de Christian Reformed Churches, om voorlichting te geven over de ontwikkelingen in Nederland.

In zijn artikel trekt Arntzen een viertal lijnen.

“A.
De nieuwe theologie weet geen weg meer met Gods verhevenheid, met zijn eeuwige raad, met het bestaan van engelen, hemel en hel. Alles wordt getrokken binnen het vlak van deze wereld. Bewijsplaatsen zijn daarvoor te over in het werk van Kuitert, vooral in zijn lezing ‘Theologie en ethiek van de revolutie’, maar ook bij iemand als professor Van Peursen in zijn boekje ‘Hij is het weer’. We houden een wereldlijke god over. Over het eeuwige leven weet iemand als Kuitert ons niets te vertellen. Er wordt een god van ‘deze eeuw’, een god van revolutie gepreekt.

B.
De bijbel wordt als een geheel menselijk boek gezien, toegankelijk voor historische kritiek. De evangelisten geven geen beschrijvingen, maar uitleggingen van feiten. Niemand weet zo, wat de bijbel ons eigenlijk meedeelt. (…). Het komt aan de mens toe, uit te maken wat waarheid is. Iets is niet waar, omdat het in de bijbel staat, maar omdat het waar is staat het in de bijbel (…). Dus er is geen instantie buiten mij, die uitmaakt wat waar is. Het is puur subjectivisme. De bijbel geeft geen openbaring van God, maar belijdenissen van vrome mensen. Deze zijn niet normatief, maar moeten steeds ‘omgetaald’ worden, steeds opnieuw uitgelegd in verband met de behoeften van elke tijd. (…). Zo komt men tot de verschrikkelijke uitspraak, dat in de tijd van Luther wel de belangrijkste vraag kon zijn, hoe we genadige God verkrijgen, maar dat het er nu om gaat dat we in termen van politiek en maatschappelijk heil spreken.

C.
Een derde kenmerk is de duidelijke tendens naar algemene verzoening. In publicaties van de Wereldraad van Kerken (o.a. in ‘New Delhi spreekt’) en ook in uitspraken van moderne r.k. theologen komt deze neiging duidelijk naar voren.Geïntroduceerd is deze gedachte bij ons met name in de boeken van G.C. Berkouwer (vooral over de verkiezing en over de laatste dingen). Berkouwer baande de weg, Kuitert en anderen gaan daarop voort. Het boek ‘Alles nieuw’ van ds. Th. Delleman is merkwaardig vaag in het antwoord op de vraag of er een eeuwig oordeel bestaat.

D.
Tenslotte is een kenmerk van de nieuwe theologie haar verregaande verdraagzaamheid en bereidheid tot gesprek met allerlei soorten liberale theologen, met atheïsten en revolutionairen, terwijl men vaak buitengewoon militant, fel en onverdraagzaam wordt als men het gesprek met belijdenisgetrouwe gereformeerden gaat voeren. Van de diepgaande, wetenschappelijke kritiek die professor Zuidema op Kuiterts Schriftbeschouwing leverde is door de laatste niet eens notitie genomen. Aan de V.U., ten dele ook in Kampen, en bij een groot deel van de chr. pers hebben de linkse groepen zich meester gemaakt van de sleutelposities, en de belijdende gereformeerden worden eenvoudig monddood gemaakt”[1].

In het bovenstaande komt heel wat aan de orde.
Het lijkt mij geen luxe om er, ter toelichting, een paar kanttekeningen bij te maken.

Professor H.M. Kuitert knoopte in zijn theologie met nauw verholen enthousiasme aan bij de vrijzinnige regel: alles wat wij over boven zeggen komt van beneden, ook als we zeggen dat het van boven komt[2].

Professor C.A. van Peursen – filosoof en theoloog – publiceerde in 1969 ‘Hij is het weer’. Iemand gaf daarvan de volgende typering: “In dit boek verzet hij zich tegen de vanzelfsprekendheid van het gebruik van het woordje ‘God’. Wij weten zo snel wat ermee bedoeld wordt. Maar het is helemaal niet duidelijk wat het woordje ‘God’ inhoudt. Als we de bijbelse verhalen goed lezen, ontdekken we dat de bijbelschrijvers elke keer moesten worstelen om er achter te komen wat de godsnaam inhoudt. Wij doen geen moeite meer om hier achter te komen. Wij weten het wel. Uit de bijbelverhalen kunnen wij leren hoe de godsnaam elke keer weer opnieuw ingevuld wordt. Het blijkt steeds om dezelfde God te gaan, dezelfde geheimzinnige, goddelijke Aanwezige, maar elke keer met een andere Naam. God wordt steeds een andere Naam gegeven. Wat wij met taal doen, namelijk de dingen een naam geven, doen de bijbelschrijvers en de mensen in de bijbel (zoals Mozes) ook: zij geven de God die zij ervaren een Naam”[3].

Dominee Arntzen verwijst in het voorbijgaan naar de Wereldraad van Kerken en New Delhi.
In die metropool – de hoofdstad van India – werd in 1961 een Assemblée van de Wereldraad van Kerken gehouden.
Tijdens die vergadering werd, op verzoek van de Oosters-Orthodoxe Kerken, de basisformule van de Wereld van Kerken gewijzigd. En wel als volgt: “De Oecumenische Raad van Kerken is een gemeenschap van kerken, die de Here Jezus Christus naar de Heilige Schrift als God en Heiland belijden en daarom gemeenschappelijk trachten te volbrengen, waartoe zij geroepen zijn tot eer van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest”. Die formulering betekende echter wel dat de verlossing door Jezus Christus werd weggemoffeld!
Daar werd ook de Russisch-Orthodoxe Kerk tot de Wereldraad toegelaten. Het gezamenlijke aantal leden van de Wereldraad bedroeg 170 miljoen. Toen de Russisch-Orthodoxe Kerk met niet minder dan 70 miljoen leden tot de Raad toetrad, kreeg die uiteraard vrijwel meteen een krachtige stem in de vergadering. Het hoeft niet te verwonderen dat de oecumenische kritiek op het communisme vrijwel direct verstomde[4].
Geen wonder eigenlijk dat in de gedachten van de schrijver de algemene verzoening – de leer dat Christus voor alle mensen gestorven is – voorbij komt.

In het betoog van dominee Arntzen valt ook de naam van professor G.C. Berkouwer. Deze bekende theoloog was, als ik het goed weet, indertijd de voorzitter van de Generale Synode waar het conflict met K. Schilder uiteindelijk tot de Vrijmaking leidde.
Berkouwer begon als een orthodox gereformeerd godgeleerde, maar werd – om zo te zeggen – gaandeweg progressiever. In 1954 publiceert hij een studie over Karl Barth, waarin hij diens theologie positief beoordeelde, en aldus de deur naar het relativisme opende.
Toen hij in 1989 in een boek terugblikte op zijn leven schreef hij zelfs met waardering over een remonstrantse theoloog[5].

Dominee Arntzen noemt ook zijn collega Th. Delleman. Laatstgenoemde publiceerde veel over Doop en Avondmaal, en ook over het huwelijk.
In 1959 richtte hij het Gereformeerd Oecumenisch Studieverband op.
Delleman was de eerste studentenpredikant van de synodaal-Gereformeerde Kerken in Groningen, en had mede daarom relatief veel contacten in de wetenschappelijke wereld.
Mede naar aanleiding van publicaties van B. Telder en C. Vonk ging Delleman ook over de christelijke toekomstverwachting schrijven[6].

Tenslotte memoreer ik de activiteit van de sterk polemisch ingestelde professor S.U. Zuidema, onder meer hoogleraar wijsbegeerte te Utrecht en Amsterdam.
Hij confronteerde zich indertijd diepgaand met Karl Barth, en bijvoorbeeld ook met het marxisme-leninisme. Hij schreef veel kritische analyses, onder meer voor het Nederlandsch Werkliedenverbond ‘Patrimonium’[7].
Mijn vader, H.P. de Roos, was eertijds onder meer actief in het Gereformeerd Maatschappelijk Verbond. En ja, ik weet nog wel dat soms artikelen en geschriften van Zuidema op het bureau van mijn vader lagen.

Het is 2015 geworden.
Velen proberen nog altijd de verhevenheid van God zo plat mogelijk te maken.
De Bijbel wordt vermenselijkt. En als dat veel moeite kost, dan gaan we daar wel wat op vinden. Dan proberen we bijvoorbeeld van de schepping een literair verhaal te maken. Genesis 1 wordt dan een inkadering waarbinnen de compositie centraal staat. De kadertheorie, noemen we dat. Overigens beschreef dr. A. Noordtzij die al in 1931. Zo nieuw is die kadertheorie heus niet[8].
De algemene verzoening is vandaag in allerlei gedaanten te zien. God heeft heel veel voor de mensen gedaan, zegt men dan.
Op het kerkplein praat iedereen en alles met elkaar. Je moet open staan voor nieuwe inzichten, heet het; intussen levert men vaak de kern van het christelijk geloof in.
Dit is echt nieuwe theologie, menen de mensen. Terwijl de meeste dwalingen al zou oud zijn als de weg naar Rome.

Veel van de bovengenoemde personen leven al niet meer op aarde.
Dominee Arntzen overleed vorig jaar[9]. Hij zag in de draaimolen van de tijd heel wat mensen langs flitsen. Hij leerde ons: blijf in Christus; houdt het Schriftgezag hoog!
Dat is ook de roeping van Gereformeerden in onze tijd.
Dat is de roeping van Gods kinderen in alle tijden.

Noten:
[1] “Een verontruste tussen Grand Rapids en Sneek”. In: Nederlands Dagblad, donderdag 22 oktober 1970, p. 3 (rubriek Persschouw). Ook te vinden via www.delpher.nl .
[2] Zie http://www.hmkuitert.nl/wie.html . Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[3] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Kees_van_Peursen . Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[4] Zie http://levendwater.org/brochures/lw17/de%20wereldraad%20van%20kerken.htm . Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[5] Zie http://www.dwc.knaw.nl/DL/levensberichten/PE00001932.pdf en https://nl.wikipedia.org/wiki/Gerrit_Cornelis_Berkouwer . Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[6] Zie http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp/ (zoekwoord: Delleman). Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[7] Zie http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp/ (zoekwoord: Zuidema). Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[8] Zie hierover bijvoorbeeld http://www.daveplantinga.nl/de-kadertheorie . Geraadpleegd op zaterdag 3 oktober 2015.
[9] Dr. M.J. Arntzen stierf op 102-jarige leeftijd. Hij was toen inmiddels Gereformeerd-vrijgemaakt predikant. Hij leefde van 1912 tot 2014.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.