gereformeerd leven in nederland

28 februari 2022

God denkt aan Zijn verbond

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

Er zijn van die momenten dat wij ons leven overzien. Wij kijken van een afstandje naar ons bestaan. Dat doen we op verjaardagen. En ook op andere hoogtijdagen.
Hoe typeren wij ons leven?
Hoe karakteriseren wij ons bestaan?
Schrijver dezes doet dat vandaag, op zijn 60e verjaardag, met woorden uit Psalm 105:
“Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig,
aan de belofte die Hij gedaan heeft, tot in duizend generaties,
aan het verbond dat Hij met Abraham gesloten heeft”.
Deze woorden brengen ons bij een psalmvers dat vaak wordt gezongen na een doopsbediening:
“God zal zijn waarheid nimmer krenken,
maar eeuwig zijn verbond gedenken.
Wat Hij beloofd heeft, blijft van kracht
tot in het duizendste geslacht
’t Verbond met Abraham, zijn vrind,
bevestigt Hij van kind tot kind”[1].

In een commentaar bij deze psalm staat geschreven: “De psalm bezingt de geschiedenis van Israël vanaf de verbondssluiting met Abraham tot aan de intocht in Kanaän, zoals beschreven is in de boeken Genesis tot Jozua. Het lied concentreert zich op de beschrijving in Genesis 15 tot Exodus 17 en beschrijft vooral de daden van de Here in de geschiedenis”[2].

Over dat verbond lezen wij in het formulier voor de bediening van de heilige doop aan de kinderen van de gelovigen onder meer: “Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Vader, verklaart en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade sluit. Hij neemt ons tot zijn kinderen en erfgenamen aan en zal ons daarom van al het goede voorzien en al het kwade van ons weren of voor ons doen meewerken ten goede”.
En:
“Omdat elk verbond twee delen heeft, namelijk een belofte en een eis, worden wij door God in de doop ook geroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid”.
En:
“De doop is een zegel en een volkomen betrouwbaar getuigenis dat wij een eeuwig verbond met God hebben”.
God heeft dus een verbond met schrijver dezes. En met nog heel veel andere mensen![3]

Hij verbindt onze levensgeschiedenis aan de Zijne. Samen met Hem wandelen we door het leven. Dat geeft rust. En standvastigheid.

Hoe functioneert van Psalm 105 dat verbond in het dagelijks leven?
Laten we er eens een levensgeschiedenis bij nemen.
In het leven van de schrijver van deze blog is er een lichamelijke handicap die gaandeweg verergert. Daarom zijn er onvervulde dromen: onderwijzer worden, of dominee. Nee, dat zat er niet in.
In 2010/2011 kwam het tot een afkeuring voor beroepsarbeid in de maatschappij. Er werd afscheid genomen van het secretariële werk bij de Rijksuniversiteit Groningen.
Daarmee is het verhaal echter nog lang niet uit. Er was en is in de kerk nog veel arbeid te doen. Als kerkenraadslid. Als scriba van De Gereformeerde Kerk Groningen. Als plaatsvervangend voorzitter van de redactie van het Gereformeerd familieblad De Bazuin.
Onvervulde dromen?
Ach – laten we de zaken nuchter bekijken. De schrijver eet, goed beschouwd, van twee walletjes: hij werkte in het universitaire onderwijs, en is nog altijd actief in de kerk. Onderwijs en kerk, ze maken allebei deel uit van het leven van deze blogger.
Bij al zijn werk is de ondersteuning van zijn echtgenote onmisbaar – soms letterlijk.
En ja, ook de echtgenote van de schrijver heeft te maken met ernstige lichamelijke handicaps. Maar er is ook voor haar alle gelegenheid om zich in de kerk in te zetten.
Hoe paradoxaal dat ook klinken moge: juist die handicaps zorgen ervoor dat er tijd is voor werk in de kerk. Heel veel dingen zijn niet mogelijk, of heel moeilijk realiseerbaar. Maar werken in de kerk: dat kan wel.
De Here doet Zijn verbond gestand. Ook in het individuele leven van een schrijver. God zorgt ervoor dat Zijn werk doorgaat. De energie van die scribent in die Groningse werkkamer wordt daarbij ingezet.

Laten wij terugkeren naar Psalm 105.
De Nederlands Gereformeerde predikant W. Smouter schrijft over deze psalm onder meer: “Het onaardse, het wonderlijke aan deze psalm is dat heel de geschiedenis volkomen rimpelloos wordt beschreven. Israëls verleden lijkt enkel glans en majesteit en schoonheid te zijn geweest. Als een glimmend gepoetst stuk metaal, waarvan wij zouden zeggen: bij nader toezien breekt die glans toch wel uiteen in een craquelé met vrij diepe groeven (…) Het punt is alleen: als het goed is hebben we wel een pretentie. Namelijk dat de gemeente van Christus geregeerd wordt uit de hemel en dat Christus zich een gemeente vergadert van het begin der wereld tot aan het einde”.
Dominee Smouter beschrijft het geheim van Psalm 105 als volgt: “De onaardse glans is in werkelijkheid een bovenaardse glans. Het is het licht van Gods majesteit, dat hier als een gerichte lichtbundel op Israëls geschiedenis valt. Hier wordt niet over Israël, maar puur over God gezongen”.
Dat heeft de dominee scherp gezien.
Laat dat zingen over Gods volk het doel van ons aller leven wezen![4]

De inzet van Psalm 105 is wel bekend:
“Loof de Heere, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken”.
Dat bekend maken is dagelijks werk. Het geschiedt op deze plaats. En bijvoorbeeld ook in De Bazuin. En bidden? Ja, dat doen wij ook elke dag.
De psalmist zingt in Psalm 105:
“Beroem u in Zijn heilige Naam,
laat het hart van wie de HEERE zoeken, zich verblijden.
Vraag naar de HEERE en Zijn kracht,
zoek Zijn aangezicht voortdurend.
Denk aan Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft,
aan Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond”.
Gods aangezicht voortdurend zoeken? Dat lijkt wat overdreven. Wij doen, zoals dat heet, ook wel dingen voor onszelf.
Daar komt bij dat wij Gods oordelen het liefst een beetje in het vergeethoekje drukken. Maar dat is echt niet de bedoeling. Want even verder staat het nog een keer:
“Hij is de Heere, onze God,
Zijn oordelen gaan over heel de aarde”.
Dat oordeel staat diametraal tegenover het verbond waarin God heel veel mensen opgenomen heeft. Psalm 105 is een niet mis te verstane oproep om aan de goede kant te blijven staan![5]

Het leven van de schrijver kende tot nog toe natuurlijk teleurstellingen.
Er was ook verdriet. Om het overlijden van familieleden. Verdriet om het verlaten van een Gereformeerde kerk (vrijgemaakt). Verdriet vanwege het verlies van lichamelijke mogelijkheden.
Maar daarnaast waren er veel zegeningen. Gereformeerd onderwijs; en dat terwijl in de jaren ’70 van de vorige eeuw de mytylschool heel vaak in beeld was voor mensen met lichamelijke beperkingen. Deelname aan het Gereformeerd kerkelijk leven, met bestuursfuncties en al. En een heel gelukkig huwelijk, waarin veel liefde en gezelligheid is.
Wie het leven van de schrijver wil typeren mag het zo zeggen: God zal eeuwig zijn verbond gedenken!
Zo gaat de schrijver van dit artikel samen met zijn echtgenote de toekomst in.
Laten wij hopen dat dat voor veel, heel veel lezers gelden mag!

Noten:
[1] In deze alinea citeer ik Psalm 105:8,9a. Uit het Gereformeerd Kerkboek 1986: Psalm 105:5.
[2] Geciteerd uit de onlineversie van de Studiebijbel; commentaar bij Psalm 105.
[3] Geciteerd uit het formulier voor de bediening van de heilige doop aan de kinderen van de gelovigen. – Gereformeerd Kerkboek-1986, p. 512 en volgende.
[4] In deze alinea citeer ik van https://www.smouter.net/docs/psalm105-kerkgeschiedenis.htm ; geraadpleegd op dinsdag 22 februari 2022.
[5] In deze alinea citeer ik Psalm 105:1,3,4,5 en 7.

25 februari 2022

Zaaien op een begraafplaats

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

In hun leven op aarde bereiden kinderen van God zich voor op een heerlijke toekomst. Zij leven namelijk eeuwig. Hun leven eindigt nooit. Zij zullen altijd bestaan. Geluk en vrede zal hun deel zijn. Wij gaan een prachtig leven tegemoet!
Intussen hebben wij in dit leven nog tenminste één vijand: de dood. Die dood is, om met Zondag 16 van de Heidelbergse Catechismus te spreken, een doorgang tot het eeuwige leven. Maar een vijand is het wel!
Als een kind van God gestorven is wordt het lichaam van Gods kind gezaaid. In 1 Corinthiërs 15 noteert de apostel Paulus daaromtrent: “Het lichaam wordt gezaaid in vergankelijkheid, het wordt opgewekt in onvergankelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid. Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam wordt opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam en er is een geestelijk lichaam”.
Er wordt dus gezaaid.
Er wordt gezaaid in afwachting van een heerlijke herschepping. De Schepper maakt ons weer volmaakt.

Begraven – waarom doen Gereformeerden dat eigenlijk? En waarom is cremeren bij hen zo impopulair? Dat zal hieronder blijken[1].

De christelijke gewoonte om te begraven gaat onder meer terug op Genesis 3. Daar lezen wij: “In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en u zult tot stof terugkeren”.
Begraven is een handeling die in het kader staat van de straf die de Here na de zondeval geeft[2].

Begraven is het laatste wat mensen met een lichaam doen. Zo geven zij, om zo te zeggen, het leven aan de Here terug: oordeelt U er maar over!

Begraven heeft ook alles te maken met het gedenken van de begrafenis van Jezus Christus, onze Heiland.
Opnieuw komt nu Zondag 16 der Heidelbergse Catechismus in beeld. Citaat: “Door zijn kracht wordt onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood en begraven, opdat de slechte begeerten van het vlees in ons niet meer regeren, maar opdat wij onszelf aan Christus offeren als een offer van dankbaarheid”.
Christus’ begrafenis maakt duidelijk dat onze oude mens begraven wordt. Slechte begeerten hebben in ons leven nooit meer de overhand. Wij wijden ons bestaan helemaal aan het dienen van God. Zo laten wij zien hoe dankbaar wij zijn voor onze redding
Christus heeft de zondeschuld voor ons betaald. Hij heeft zijn borgtochtelijk werk volbracht. Het graf is nu een stille rustplaats. Dat is een rustplaats die hoop voor de toekomst geeft![3]

In Gods Woord is ook wel sprake van lijkverbranding. Dat zien wij in Leviticus 20: “Wanneer een man een vrouw én haar moeder neemt, is dat schandelijk gedrag. Men moet hem en die vrouwen met vuur verbranden, zodat er geen schandelijk gedrag in uw midden meer is”. En in Leviticus 21 staat: “Als een dochter van een zekere priester zich ontheiligt door hoererij te bedrijven, dan ontheiligt zij haar vader. Zij moet met vuur verbrand worden”.
Uit Jeremia 16 blijkt ook dat het niet begraven van mensen een schande is. Het gaat daar over de ballingschap van Israël. De Here zegt: “Groten en kleinen zullen sterven in dit land. Zij zullen niet begraven worden. Er zal over hen geen rouw bedreven worden, men zal het lichaam niet kerven of zich voor hen kaal maken”.
Niet begraven? Dat is een teken van Gods toorn. Het is een teken van Gods eindeloze woede over de verdorvenheid van mensen.
Het is bovendien een teken dat mensen niet geneigd zijn om tegen de zonde te strijden[4]

Gereformeerden zijn daarom geen voorstanders van cremeren. Lijkverbranding heeft beslist niet hun voorkeur.
Worden christenen van wie het lichaam verbrand is, niet opgewekt? Jawel, hun lichamen worden wel opgewekt. De God van hemel en aarde heeft de macht om hun lichaam – letterlijk! – uit de as te doen herrijzen.

Cremeren is echter een symbool van de hopeloosheid.
Bijna zesentachtig jaar geleden, in 1936, publiceerde de Christelijke Gereformeerde predikant W. Kremer een artikel waarin hij over crematie schreef: “In de crematie wordt het hopelooze gedemonstreerd. Wat totaal waardeloos is wordt verbrand, men geeft het over aan het vuur. Zoo is het naar christelijk belijdenis met ons lichaam niet. Het is door Christus gekocht en heeft toekomst door Hem, ook in het graf. Ik weet, dat hier ook hygiënische en andere motieven worden aangevoerd, maar die zijn voor den Christen in dezen niet beslissend. Met Gods Woord in de hand is de crematie anti-christelijk en menschonwaardig. Daarom blijve ons protest tegen haar van kracht”[5][6].

Tot slot van dit artikel nog een persoonlijke noot.
Niet zo lang geleden overleed een tante van mijn vrouw. Die tante was de tweelingzuster van mijn reeds lang overleden schoonvader. Die tante werd gecremeerd. Via internet hoorden en zagen we een groot deel van de samenkomst die in Terneuzen plaatsvond.
Nadien verklaarde mijn vrouw meerdere keren met nadruk dat zij na haar overlijden niet gecremeerd wil worden. Zij wenst begraven te worden. De wens van mijn vrouw was overigens al jaren bekend. En het was ook al jaren volstrekt duidelijk: de schrijver van deze blog wil te Zijner tijd begraven worden. Van cremeren mag geen sprake zijn.
Nu weet u waarom.

Noten:
[1] In deze alinea citeer ik uit Gods Woord 1 Corinthiërs 15:42b-44. Verder gebruik ik uit de Heidelbergse Catechismus: Zondag 16, antwoord 42.
[2] In deze alinea citeer ik Genesis 3:19.
[3] In deze alinea gebruik ik uit de Heidelbergse Catechismus: Zondag 16, antwoord 43.
[4] In deze alinea citeer ik uit Gods Woord Leviticus 20:14, Leviticus 21:9 en Jeremia 16:6.
[5] In deze alinea citeer ik uit: W. Kremer, “Begraven-cremeren”. In: De Wekker, vrijdag 22 mei 1936, p. 2 en 3. Ook elders in dit artikel wordt van die bijdrage gebruik gemaakt.
[6] Ds. W. Kremer publiceerde dit artikel toen hij nog predikant was. In 1953 werd hij hoogleraar exegese Nieuwe Testament, ethiek en ambtelijke vakken aan de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. Zie voor meer informatie over hem https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Kremer ; geraadpleegd op donderdag 17 februari 2022.

24 februari 2022

Onzelfzuchtige liefde

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Kerkmensen kunnen zomaar een verkeerd beeld van de wereld scheppen. Zij kunnen gaan denken dat in de kerk iedereen lief voor elkaar is. In de wereld daarentegen bijten ze elkaar, en branden elkaar af… Dit is een karikatuur. Het is onzin. In de wereld zijn heel veel lieve mensen. En in de kerk zijn er ook heel veel.

Is er dan geen verschil tussen de liefde in de wereld en de liefde in de kerk? Hopelijk wel.
In de kerk is er, naar wij mogen verwachten, onbaatzuchtige liefde. Dat is liefde die gegeven wordt zonder er iets voor terug te verwachten.
Om die onbaatzuchtige liefde gaat het in Lucas 6. Leest u maar mee: “En zoals u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo. En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. En als u goeddoet aan hen die u goeddoen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars doen hetzelfde. En als u leent aan hen van wie u hoopt terug te ontvangen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars lenen aan zondaars, om hetzelfde terug te ontvangen. Maar heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn en zult u kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goedertieren over de ondankbaren en slechten. Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is”[1].

Die laatste zin spreekt boekdelen.
Vader verzorgt ons. En wat laten wij zien? Antwoord: een kleinzielig ‘borduurwerk’ van vuiligheid en zonde met een wereldwijde omvang. Dat ‘borduurwerk’ ligt, om zo te zeggen, als een zwarte deken over de wereldbol. Vanuit de hemel ziet God dat alles en iedereen besmeurd is. De schepping die de hoge God zo volmaakt en zorgvuldig maakte is tot in de grond van de zaak bedorven.
En toch is er 24/7 de Thuiszorg van Vader. Want Hij laat ons niet los. Zo moeten wij omgaan met de mensen in onze omgeving.

Waarom moeten wij eigenlijk zo trouw zijn? Dat wordt duidelijk als wij Jacobus 5 erbij nemen. Citaat: “Zie, wij prijzen hen gelukzalig die volharden. U hebt gehoord van de volharding van Job, en u hebt de uitkomst van de Heere gezien, dat de Heere vol ontferming is en barmhartig”.
Wij moeten, als het gaat om de zorg voor de mensen om ons heen, uithoudingsvermogen tonen. Wij moeten geduldig wezen.
Job is ook geduldig. Natuurlijk – hij is ook wel eens opstandig. Maar steeds weer komt hij tot de conclusie dat God de wereldgeschiedenis onder controle heeft: “De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen; de Naam van de Heere zij geloofd!”.

Nee, volmaakt wordt het in deze wereld nooit. En dat mogen we ook best toegeven. Soms is de agenda te vol. De mogelijkheden zijn beperkt. En nee, wij kunnen niet alles tegelijk. Maar altijd weer mogen we in deze wereld het signaal afgeven: bij God de Vader kunt u terecht! Net zoals de verloren zoon in Lucas 15 bij zijn vader terecht kan als hij arm en berooid naar huis terugkeert[2].

De woorden waarmee dit artikel begint worden door Jezus uitgesproken. Wanneer doet Hij dat? Antwoord: vlak nadat Hij de apostelen heeft uitgekozen. Dat gebeurt ook in Lucas 6. De apostelen moeten op vijandschap voorbereid zijn. Zij zullen tegenstand ontmoeten.
En ook kerkmensen van 2022 ontmoeten soms mensen die spotten met God en gebod. Zulke mensen vloeken zonder dat zij erbij nadenken. Zulke mensen gebruiken formuleringen die kerkmensen nooit zouden kiezen. Dat is, op z’n zachtst gezegd, irritant. Dat is ergerlijk. En dat alles maakt Gods kinderen bij tijd en wijle moedeloos. Wij krijgen wellicht een dikke huid. Onze harten worden hard en bijkans ondoordringbaar. Welnu, Jezus leert Zijn leerlingen en ook ons allen: er is alle reden om zacht te blijven. En dat kan. Niet voor niets zeggen de Dordtse Leerregels ons: “Hij dringt ook door tot in het diepst van de mens met de krachtige werking van diezelfde Geest, die wedergeboorte werkt; Hij opent het gesloten hart, Hij maakt het harde zacht, Hij besnijdt het onbesnedene, Hij vernieuwt de wil: van dood maakt Hij hem levend, van slecht goed, van onwillig gewillig, van weerbarstig gehoorzaam. Hij brengt de wil zover en geeft deze zoveel kracht, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen”. Wij mogen om Geestelijk ingrijpen vragen![3]

De Here Jezus Christus toonde ons het toppunt van Goddelijke ontferming. Hij werd gekruisigd. En wat zei Hij, toen Hij tussen hemel en aarde hing? Dit: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”. Er is in de kerkgeschiedenis nog iemand geweest die iets dergelijks zei. Stefanus namelijk. Hij zei het vlak voor zijn dood. Leest u maar mee in Handelingen 7: “Heere, reken hun deze zonde niet toe”.
Dat is het toppunt van onzelfzuchtige liefde.
Laten wij maar proberen om belangeloos liefde te geven aan allen om ons heen. En als dat roemloos mislukt, laten wij dan letten op onze Heiland![4]

Noten:
[1] Lucas 6:31-36.
[2] In deze alinea citeer ik achtereenvolgens Jacobus 5:11 en Job 1:21 b. Verder gebruik ik Lucas 15:11-32.
[3] In deze alinea citeer ik uit de Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, artikel 11.
[4] In deze alinea citeer ik Lucas 23:34 en Handelingen 7:60.

23 februari 2022

Politici en pastoraat

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: ,

Mogen Gereformeerde mensen Gods Woord nog helemaal naspreken? Mogen zij nog Hem nog in alles volgen?
Wij zijn geneigd om te zeggen: ‘Natuurlijk mag dat! En zeker in Nederland’.
Die uitroep is wat te enthousiast. Aan die vrijheid wordt geknabbeld. Op hoog niveau, ook nog.   

Ten bewijze daarvan staan hieronder een tweetal citaten uit een interview in het Nederlands Dagblad:
1.
“Minderjarigen moeten volgens een Kamermeerderheid worden beschermd tegen ‘homogenezing’, én tegen gesprekken om de seksuele gerichtheid te onderdrukken.
D66-Kamerlid Jeanet van der Laan: ‘Als je de keuzevrijheid van het individu beschadigt, houdt vrijheid van godsdienst voor mij op’
Het liefst hadden de initiatiefnemers van het voorstel om ‘homogenezing’ strafbaar te stellen, dit bij zowel minderjarigen als volwassenen verboden. ‘Daar hebben we echt lang over nagedacht’, zegt D66-Kamerlid Jeanet van der Laan. Toch richt het nieuwe wetsvoorstel zich vooral op conversietherapie – zoals ‘homogenezing’ ook wel wordt genoemd – bij minderjarigen”[1].
2.
[Vraag] “Stel: een zeventienjarige homo praat met de dominee. Die zegt: “Ik denk niet dat het Gods bedoeling is dat je een relatie aangaat met iemand van hetzelfde geslacht”. Mag die dominee dat straks niet meer zeggen?
[Antwoord]: ‘Pastorale gesprekken zouden wel onder dit verbod kunnen vallen, ja.’”.  

Kan een homoseksuele geaardheid genezen worden? Het is zeer de vraag of dat mogelijk is. Uit een bekende internetencyclopedie leren we: “Er bestaat geen betrouwbaar bewijs dat iemands seksuele geaardheid kan worden veranderd en medische instituten waarschuwen dat homogenezingspraktijken ineffectief en potentieel schadelijk zijn. Medische, wetenschappelijke en overheidsorganisaties in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hebben hun zorgen geuit over de geldigheid, effectiviteit en ethiek van conversietherapieën”.
In Duitsland is homogenezing sinds december 2019 verboden.
Het bovenstaande is, wat schrijver dezes betreft, wel helder[2].

Meer zorg baart dat zinnetje: ‘Pastorale gesprekken zouden wel onder dit verbod kunnen vallen’. Die woorden staan niet op zichzelf. We hoeven slechts de namen van dominee Kort en de Finse politica Päivi Räsänen te noemen. Dan realiseren we ons dat de christelijke visie op het praktiseren van een homoseksuele geaardheid onder druk staat. Er komt misschien een moment dat een predikant niet meer mag zeggen: ‘Ik denk niet dat het Gods bedoeling is dat je een relatie aangaat met iemand van hetzelfde geslacht’.
Komt er een moment dat de inhoud van pastorale gesprekken niet meer vrij is? Meer precies: komt er een moment dat de inhoud van pastorale gesprekken niet altijd meer in alles op Gods Woord gebaseerd mag wezen?[3]

Het lijkt niet onmogelijk dat de stellingname van D66-kamerlid mevrouw Van der Laan tamelijk verstrekkende gevolgen heeft.
Waarom?
In de Heidelbergse Catechismus belijden wij: God wil “dat wij ons leven lang onze zondige aard steeds meer leren kennen en daardoor nog meer begeren de vergeving van de zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken”. Alle kerkmensen moeten dus veranderd worden!
De Catechismus gaat nog verder: “Ten tweede dat wij zonder ophouden ons inspannen en God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden, totdat wij na dit leven het doel, namelijk de volmaaktheid, bereiken”.
Christenen moeten dus bidden om verandering.  
Laten wij ons eens voorstellen dat wij vijf of tien jaar verder zijn. Mogen wij dan nog wel om verandering van ons leven bidden? Of wordt ons dan, bijna in het voorbijgaan, verweten dat wij de keuzevrijheid van het individu beschadigen?[4]

‘Ach’, zegt iemand misschien, ‘die weblogschrijver ziet het allemaal te zwart. Zover komt het niet. Het loopt allemaal niet zo’n vaart. Er is toch godsdienstvrijheid? Nou dan!’. Laten wij maar hopen dat het allemaal nog wat meevalt. Laten er maar voor ijveren dat de maatschappij ook voor door Christus gekochte kinderen open blijft!
Maar als pastorale gesprekken door politici beïnvloed kunnen worden, dan moeten gelovige volgelingen van Christus met aardig wat scenario’s rekening gaan houden.

Christenen zullen het bidden in ieder geval nooit moeten verleren.
De apostel Paulus schrijft in Philippenzen 4: “En ik weet wat het is vernederd te worden, ik weet ook wat het is overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd te zijn als in honger te lijden, zowel in overvloed te hebben als in gebrek te lijden. Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft”.
En de apostel Jacobus schrijft in hoofdstuk 5 van zijn algemene brief: “Belijd elkaar de overtredingen en bid voor elkaar, opdat u gezond wordt. Een krachtig gebed van een rechtvaardige brengt veel tot stand. Elia was een mens net zoals wij en hij deed een vurig gebed dat het niet zou regenen, en het regende niet op de aarde, drie jaar en zes maanden. En hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde bracht haar vrucht voort”[5].
De God van hemel en aarde kan aan aan de gebeden van zijn kinderen een enorme kracht geven! Natuurlijk, als wij een gebed uitspreken voelen wij ons soms machteloos. Misschien komt de gedachte op dat onze gebeden bij tijd en wijle weinig meer dan ritueeltjes zijn. Maar laten wij ons niet vergissen: onze gebeden worden krachtig gemaakt. De Heilige Geest pleit voor ons. Dat doet Hij met onuitsprekelijke verzuchtingen. Die Geestkracht is voor mensen niet te volgen.  Maar Geestelijke energie is onzegbaar groot!   

Laten wij er maar niet omheen draaien: wij hebben niets te vrezen. De God van hemel en aarde beschermt Hoogstpersoonlijk Zijn bevolking.
Laten wij de woorden van David in Psalm 18 maar tot de onze maken:
“De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder,
mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem,
mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting”[6].

Noten:
[1] De citaten komen uit: “Ook de dominee moet bij ‘homotherapie’ oppassen”. In: Nederlands Dagblad, dinsdag 15 februari 2022, p. 3.
[2] In deze alinea wordt geciteerd van https://nl.wikipedia.org/wiki/Homogenezing ; geraadpleegd op dinsdag 15 februari 2022.
[3] Zie voor de kwesties rond dominee Kort en mevrouw Räsänen mijn artikel ‘Proclameer het Woord’, hier gepubliceerd op dinsdag 8 februari 2022. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2022/02/08/ .
[4] De woorden uit de Heidelbergse Catechismus zijn te vinden in Zondag 44, antwoord 115.
[5] In deze alinea citeer ik Philippenzen 4:12,13 en Jacobus 5:16-18. Ook gebruik ik Romeinen 8:26.
[6] Psalm 18:3.

Een bewerking van dit artikel zal, als alles volgens plan verloopt, het Voorwoord (‘Allereerst’) zijn in het Gereformeerd familieblad De Bazuin 16-03 (maart 2022).

22 februari 2022

De kalmte van de kerk

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

De kerk proclameert: wij zijn verzekerd van Gods zorg.
Daar wordt in de kerk over gesproken. Daar wordt in de kerk over gezongen.
Dat gebeurt in een wereld waarin de kerk niet zelden een beetje aan de kant wordt geschoven. De kerk betekent in de westerse samenleving niet zoveel meer. In de politiek praat de kerk niet mee.
En toch… toch is de kerk blij over de toekomst.
Jazeker, de kerk heeft weet van Gods woede over de zonde die op allerlei plekken in de wereld te zien en te horen is. En kerkmensen weten: ja, wij zijn zelf ook zondig. Maar de kerk kent de grote troost van het Evangelie. De Redder der wereld komt eraan!

Dat Evangelie verkondigt de profeet Jesaja al. Hij spreekt over de Assyriërs, een overheersende macht in het oude Oosten. Hij spreekt over de verwoesting van Jeruzalem. Maar ook over herstel. En over genade.
De kerk mag het rondbazuinen, tegen de verdrukking in: God is trouw.
De kerk van 2022 mag het nog altijd verkondigen: de zorgzaamheid die wij bij God ondervinden is heerlijk. Hij houdt onze harten zacht. Hij brengt hoop in onze levens. Wij mogen op onze Verbondsgod vertrouwen. Hij geeft het leven toekomst!

In de kerk is daarom veel mildheid te vinden. De kerk blijft, in het algemeen gesproken, kalm. Daar heerst rust. Daar heerst toegeeflijkheid. En welwillendheid.
En waarom? Omdat kerkmensen zich in hun leven helemaal aan God overgeven. De kerk weet: als wij in Zijn buurt blijven, komt het goed!  

Kalmte? Mildheid? Rust? Toegeeflijkheid? Welwillendheid?
Laten wij maar eerlijk zijn: dat gaat tegen het heersende levensgevoel van 2022 in. Dat moderne levensgevoel is zelfs te voelen in regeringskringen. Vanuit de Tweede Kamer horen wij over verbale agressie en zo.
Kortom: de omgangsvormen in het parlement verslechteren.
Het Reformatorisch Dagblad schrijft in een hoofdredactioneel commentaar: “Als het om omgangsvormen in de Kamer gaat, moet de geest terug in de fles, vindt Kamervoorzitter Bergkamp. Daarom sprak zij met bijna alle fractievoorzitters en schreef zij een notitie, waarover de Kamer donderdag met zichzelf in debat gaat.
Wanneer floepte de geest uit de fles? Dat is nog niet zo gemakkelijk aan te geven. Op 20 maart 1998 misschien? ‘Even dimmen!’, beet SP-leider Marijnissen, in een Kamerdebat, voorzitter Weisglas toe. En geen haar op zijn hoofd die eraan dacht die woorden daarna terug te nemen.
Sindsdien verruwden de omgangsvormen in het parlement zienderogen. Tien jaar later noemde PVV-voorman Wilders minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie in een Kamerdebat ‘knettergek’. Nog weer ruim een decennium later hebben we te maken met Kamerleden die dreigen met tribunalen, die oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid of die bij de voorzitter klagen over het feit dat ze zich in de Kamer onveilig voelen. Docenten van middelbare scholen trekken bij Bergkamp aan de bel en bekennen dat ze zich tegenover hun leerlingen generen voor de wijze waarop politici in Den Haag elkaar bejegenen”[1].

De parlementaire verruwing in Nederland bewijst eens te meer hoe diep de zonde is ingevreten in het leven van mensen.
En het moet gezegd: God toornt over die zonde. Maar Hij is ook trouw. Hij laat Zijn kerk niet in de steek. Nooit.
Dus mogen kalmte, mildheid, rust, toegeeflijkheid en welwillendheid kenmerken van de kerk zijn. Ook vandaag.
Daarom mag de kerk zingen over heil. En over troost. En over vertrouwen. Tegen de verdrukking in – jazeker.
Net zoals dat in Jesaja 12 gebeurt. Leest u maar mee.
“Op die dag zult u zeggen: Ik dank U, Heere, dat U toornig op mij geweest bent, maar Uw toorn is afgekeerd en U troost mij. Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen en geen angst hebben, want mijn kracht en psalm is de Heere Heere, en Hij is mij tot heil geworden. U zult met vreugde water scheppen uit de bronnen van het heil”[2].

Over Jesaja 12 schreef ik eens: “Op die dag, staat er. Dat is de dag waarop de hemelse God Zijn volk redt. En wie voert die reddingsoperatie uit? Een vagebond? Een vrijdenker? Een ongebonden mens? Neen! Het antwoord is: de Messias. Hij is, zo staat ergens omschreven, “de toekomstige heerser uit het geslacht van David, zijn rechtvaardige en vredevolle regering en het verzamelen van de volken door en bij God”.
De lezers van Jesaja’s profetie worden, in alle tijden en op alle plaatsen, dringend opgeroepen om naar de Here Jezus Christus toe te gaan. Want Hij is de Heerser van de toekomst. In zijn regering zijn recht en billijkheid sleutelwoorden.
Hij zet, zo is Jesaja 11 ook al gezegd, een banier neer. Er staat een vlag die overal te zien is. Al Gods kinderen begrijpen het onmiddellijk: bij die banier moeten we wezen!”[3]

De woede van God heeft niet het laatste woord. Zijn woede richt zich niet meer op Zijn volk.
‘Mijn kracht en psalm is de Heere’, proclameert Jesaja.
Opmerkelijk is de overeenkomst met Exodus 15: “De Here is mijn kracht en lied, Hij is mij tot heil geweest. Dit is mijn God, Hem verheerlijk ik; de God van mijn vader, Hem roem ik”[4].
En wat is dat heil dan?
Zacharias zingt erover in Lucas 1: “En jij, kind, zult een profeet van de Allerhoogste genoemd worden, want je zult voor het aangezicht van de Heere uit gaan om Zijn wegen gereed te maken, en om Zijn volk kennis van de zaligheid te geven in de vergeving van hun zonden, door de innige gevoelens van barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons omgezien heeft, om te verschijnen aan hen die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood, en om onze voeten te richten op de weg van de vrede”.

Daarover zingt de kerk. Dat gezang van de kerk moet daarom overal ter wereld weerklinken!
Ds. C. Vonk schrijft in verband met Jesaja 12 onder meer: “Wij zijn er zelf de bewijzen van, hoe Jesaja 12 vervuld is, als we de grote daden Gods bezingen met Israëls psalmen, bijvoorbeeld met Psalm 118. De grote daden van Jahweh in de geschiedenis van Israël worden nu niet meer alleen door Israëlieten geprezen, ter ere van ‘de Heilige Israëls’ (…), maar ook door christenen, internationaal, ter ere van de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de verhoogde ‘Wortel Davids’”[5].

Jesaja 12 leert ons een nieuwe levensstijl aan. Een stijl die gekenmerkt wordt door kalmte, mildheid, rust, toegeeflijkheid en welwillendheid. En door blijmoedigheid. Misschien kunnen Kamerleden nog iets van de kerk leren.

Noten:
[1] Geciteerd uit: “Geest moet terug in fles, ja, maar hoe?”. In: Reformatorisch Dagblad, maandag 14 februari 2022, p. 3.
[2] Jesaja 12:1-3.
[3] Dit citaat komt uit mijn artikel ‘Het vergezicht van Jesaja 12’, hier gepubliceerd op vrijdag 3 juli 2020. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2020/07/03/ . Het citaat over ‘de toekomstige heerser’ komt uit de onlineversie van de Studiebijbel; commentaar bij Jesaja 11:1-16.
[4] In deze alinea citeer ik Exodus 15:2 en Lucas 1:76-79. Verder gebruik ik: C. Vonk, “De voorzeide leer”, deel I Ha. – tweede druk. – Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1988. – p. 64,65.
[5] C. Vonk, a.w., p. 65.

21 februari 2022

Alles in Zijn hand

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

De geschiedenis van Jozef, de zoon van Jakob, spreekt tot onze verbeelding. Een Israëlitische jongeman die roemloos in een put wordt gedumpt, brengt het tot onderkoning in Egypte.
’t Lijkt wel een sprookje…
In hoofdstuk 45 spreekt Jozef tegen zijn broers.
Daar staat: “Jozef zei tegen zijn broers: Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog? Maar zijn broers waren niet in staat om hem antwoord te geven, want zij waren door schrik voor hem overmand. Jozef zei tegen zijn broers: Kom toch dichter bij me! En zij kwamen dichterbij. Toen zei hij: Ik ben Jozef, jullie broer, die jullie naar Egypte verkocht hebben. Maar nu, wees niet bedroefd en laat jullie ogen niet in toorn ontvlammen omdat jullie mij hiernaartoe hebben verkocht, want God heeft mij vóór jullie uit gezonden tot behoud van jullie leven. Deze twee jaren is er immers honger geweest in het midden van het land, en er komen nog vijf jaren waarin er geen ploegen of oogsten zal zijn. God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden”[1].

Jozef informeert dus naar zijn aardse familie. Maar hij weet ook dat zijn God in de hemel woont. Hij is de God die zorgt. Hij is de God die Zijn schepselen alles geeft om voor Hem te leven.
Jozef spreekt daarover. Jozef spreekt profetisch. Hij kijkt naar het verleden. Jozef weet: ik ben voor mijn broers uit gestuurd. Hij kijkt naar de toekomst. Gods volk wordt veilig gesteld. Gods volk beschermd. Jozef weet: Gods volk blijft in leven. Jozef weet: er is niemand op aarde die het volk van God uitroeien kan!

Jozef zal daar later, na de dood van vader Jakob, nog eens op wijzen. De broers zijn bang dat Jozef nu een gelegenheid om wraak te nemen voor al datgene wat zij hem hebben aangedaan.
Maar Jozef zegt in Genesis 50 heel wat anders. Namelijk: “Wees niet bevreesd, want sta ik soms op de plaats van God? Jullie weliswaar, jullie hebben kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, om te doen zoals het op deze dag is: een groot volk in leven te houden. Nu dan, wees niet bevreesd. Ikzelf zal jullie en jullie kleine kinderen onderhouden”.
Het wordt weer bewezen: Gods volk is veilig![2]  

Psalm 105 laat ons dan ook in de kerk zingen:
“Toen God de honger zond op aarde
geen mens voor broodgebrek bewaarde
had Hij in zijn voorzienigheid
voor Israël reeds brood bereid
want Jozef was in slavernij.
Zo bracht God redding naderbij.

In boeien had men hem geslagen
hij moest een zware keten dragen
Dit duurde voort tot op de dag
dat hij zijn woord geschieden zag.
Wat eens de Heer hem had onthuld,
werd op het onverwachtst vervuld.

De koning toch liet hem bevrijden
en maakt’ een einde aan zijn lijden.
Hij gaf geheel Egypteland
en ook zijn huis in Jozefs hand.
Hij bond de voeten, hoog van staat,
met al de oudsten aan diens raad”.
Alle schepselen worden in alle tijden en op alle plaatsen door de hoge God aangestuurd. Om het met de Nederlandse Geloofsbelijdenis te zeggen: “Ook heeft Hij aan elk schepsel zijn wezen en gedaante gegeven en zijn eigen taak om zijn Schepper te dienen. Ook nu nog houdt Hij ze alle in stand en regeert ze overeenkomstig zijn eeuwige voorzienigheid en door zijn oneindige kracht, opdat zij de mens dienen, zodat de mens zijn God kan dienen”.
Daar wijst Jozef op. En dat moeten wij bedenken als wij die zin in Genesis 45 lezen: “God heeft mij vóór jullie uit gezonden…”[3].

Stefanus memoreert de geschiedenis van Jozef in zijn laatste rede. De betreffende rede vinden wij in Handelingen 7. In dat hoofdstuk staat onder meer: “En bij de tweede keer werd Jozef door zijn broers herkend; en de afkomst van Jozef werd bij de farao bekend”.
In zijn rede refereert Stefanus aan de onderdrukking in Egypte. En aan de verlossing die de Here bewerkte door middel van Mozes, die als dienaar van God de bevrijding uit Egypte leidde. Stefanus herinnert ook aan het gouden kalf, en aan allerlei andere afgoden die bij de Israëlieten in beeld kwamen. Stefanus herinnert aan de profeten en aan het treurige feit dat Israël heel vaak niets van Gods woordvoerders en hun profetieën heeft willen weten.  
De conclusie van Stefanus is hard en niets verhullend: “U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen, hebt die niet in acht genomen!”.
Daarom is de geschiedenis van Jozef een attentiesein voor de kerk van 2022 en voor alle andere mensen op de wereld: wandel met God door deze wereld! Ja, dan zijn Gods kinderen veilig op aarde. Nee, zij zijn niet vrij van leed en rampspoed. Jozefs levensgeschiedenis maakt dat ook wel duidelijk. Maar door God gekochte kinderen komen altijd goed terecht. En het is honderd procent zeker: God gaat met Zijn volk verder![4]

Jozef is, zo werd hierboven reeds opgemerkt, profetisch bezig. Hij ziet ver vooruit. In Hebreeën 11 zien we dat ook: “Door het geloof heeft Jozef bij zijn sterven melding gemaakt van de uittocht van de Israëlieten en heeft hij een opdracht gegeven in verband met zijn gebeente”.
In Jozefs levensgeschiedenis gaat het van zwaar lijden naar glorieuze verhoging. De oplettende Bijbellezer ziet reeds de contouren van het reddingswerk van Jezus Christus.
Als wij die lijn zien worden wij getroost. Want dan beseffen wij eens te meer dat de God van hemel en aarde een Masterplan uitvoert. Er is niemand die dat plan dwarsbomen kan.
De Redder der wereld heeft alles onder controle. En Hij neemt Zijn kinderen bij de hand: ‘Kom maar mee naar een mooie toekomst met Mij’. Laten wij maar blijmoedig met Hem mee wandelen![5]

Noten:
[1] Genesis 45:3-7.
[2] Genesis 50:19 b-21 a.
[3] In deze alinea citeer ik Psalm 105:8,9 en 10 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986. Ik citeer ook enkele woorden uit artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
[4] In deze alinea citeer ik Handelingen 7:13 en Handelingen 7:53.
[5] In deze alinea citeer ik Hebreeën 11:22.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.