gereformeerd leven in nederland

29 januari 2016

Gezondheid en kerkgang

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

Dat de zegswijze ‘Vroeger was alles beter’ niet klopt, is zo langzamerhand wel tot het merendeel der wereldburgers doorgedrongen.
Voor wie dat nog niet gelooft, kan het onderstaande wellicht tot enige hulp zijn.

Wij gaan vandaag terug naar maandag 25 januari 1971.
De editie van het Nederlands Dagblad die op die dag verschijnt telt vier pagina’s.
Op pagina 2 staat de rubriek ‘In het blikveld’. Daarin beschrijft Waarnemer wat hij in zijn blikveld heeft. Voor de goede orde: Waarnemer is een pseudoniem van de Gereformeerde journalist A.A. Basoski (1914-1995).
Waarnemer noteert onder meer het volgende.

“Alleen dienen we wel te bedenken dat, al spreekt men over: ‘nieuwe tijden nieuwe zeden’, de normen precies eender blijven, ook al wil de mens graag andere normen aanleggen en ook al wil men vandaag veelal van geen normen weten. Inzoverre er sprake is van menselijke normen kan men de wijziging daarvan accepteren, maar er zijn ook vaste schriftuurlijke normen en die wijzigen niet.
En als men eerlijk is dan zal men moeten toegeven dat het voorheen ook niet alles was. In wezen verandert er niet zoveel, al kan de verschijningsvorm brutaler en opener zijn.
Zo is de jeugd van vandaag niet slechter te noemen dan de jeugd van vroeger. Alleen komt de jeugd vandaag met de zaken veel brutaler en opener naar voren. Het gezag op school b.v. wordt op een krasse manier aangetast, maar vroeger deed men dit ook, doch toen gebeurde het meer bedekt”.

Een zekere openheid is, naar het mij voorkomt, niet verkeerd. Nee, wij hoeven natuurlijk niet alles op straat te gooien. Maar het meestal beter om allerlei zaken te benoemen. Wie teveel zaken onder het tapijt schuift, ziet later zoveel oneffenheden op de vloer dat lopen hinderlijk wordt.
Daarom is, wat mij betreft, de nuchterheid der Waarnemer te waarderen.

De Waarnemer zet in januari 1971 de zaak in perspectief. Dat doet hij als volgt.
“Er is van deze tijd veel kwaads te zeggen en vooral ook van de mens van vandaag, maar er is ook veel goeds te zeggen van deze tijd, inzoverre als we zien dat er uit de schepping gehaald wordt wat God erin gelegd had. De ontwikkeling gaat zeer snel. De tijd is kort en de dagen zijn boos. Het wijst alles op de korte, korte tijd dat Hij die te komen staat zal verschijnen. Alles heeft haast, omdat Hij haast heeft.
De ‘goeie ouwe tijd’ kunnen we niet vasthouden, maar de goede nieuwe tijd komt!”.

De Waarnemer lijkt aan 1 Corinthiërs 7 te denken. In dat Schriftgedeelte lezen we onder meer: “Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. Ten slotte, laten zij, die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw; die wenen, als weenden zij niet; die blijde zijn, als waren zij niet blijde; die kopen, als zouden zij er niets van behouden; die van de wereld gebruik maken, als zouden zij haar niet ten einde toe gebruiken. Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen”[1].
Misschien denkt de scribent in het Nederlands Dagblad ook aan Psalm 37:
“De Here kent de dagen der vromen,
en hun erfdeel zal voor altoos bestaan;
in boze tijd zullen zij niet beschaamd worden,
in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd worden”[2].
En ook aan Spreuken 15:
“Al de dagen van de ellendige zijn boos,
maar voor de blijmoedige is het altijd feest.
Beter is een weinig in de vreze des Heren,
dan een grote schat en onrust daarbij”[3].
Waarschijnlijk denkt de Waarnemer ook aan Hebreeën 10: “Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven”[4].
En wellicht zelfs aan die bekende woorden uit Openbaring 21: “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig”[5].

Waarnemer noteert verder onder meer: “In deze jachtige tijd heeft de mens met al z’n ‘vrije’ tijd geen tijd meer om naar de kerk te gaan. De kerken lopen leeg. Dat is ook een teken des tijds. In dit opzicht kunnen we spreken van de goede oude tijd, toen men nog wel naarstig naar de kerk ging. Daar is de plaats waar God Zijn volk wil ontmoeten”.

Dit alles is voor de scribent een opstapje voor een verhaal dat te maken heeft met een Amerikaans onderzoek waaruit zou blijken dat kerkgangers gezonder zijn dan mensen die des zondags in hun comfortabele fauteuil blijven hangen.
Het betreffende onderzoek werd geleid door dr. Comstock[6].

De Waarnemer schrijft:
“Wij moeten God zoeken, maar er is verschil in zoeken. Als de Schrift over zoeken spreekt dan is dat een zoeken met zekerheid van vinden. Als de wereld spreekt over zoeken, dan is dat een zoeken in onzekerheid. Wij moten de Heere zoeken terwijl Hij te vinden is. Daar waar Hij Zich laat vinden. Maar in de religieuze wereld van vandaag is het zoeken een modegril geworden. En een onderherder doet eraan mee, in plaats van de grazige weide aan te wijzen. Kijk, dan kan men wel eens verzuchten: o, die goede oude tijd!
De kerkgang is een goede gewoonte. De Heiland ging ook naar gewoonte naar de synagoge. Een gaan uit gewoonte – omdat anderen er anders wat van zouden kunnen zeggen of omdat men niet uit de toon wil vallen – is verkeerd. Het is niet een moeten, maar een mogen en daarom ook een moeten.
Dr. Comstock van de John Hopkins universiteit in Baltimore heeft echter nog een andere reden uitgevonden voor het kerkgaan. Hij meent op grond van een onderzoek te kunnen stellen, dat kerkgang goed is voor lichaam en ziel. Dat zal zeker waar zijn als er goed gepreekt wordt. Dat wil zeggen als de Schrift goed wordt geopend. Als het Woord recht wordt gesneden zeiden onze vaderen, in navolging van de Schrift. Wie b.v. verteerd wordt door haat moet door het Woord genezen worden. En dat is heilzaam ook voor het lichaam, want nijd is verrotting van het gebeente, zegt de Schrift.
Maar zo bedoelt dr. Comstock het niet. In het tijdschrift ‘Time’ zegt hij, dat mensen die geregeld naar de kerk gaan, minder vatbaar zijn voor verkalking van de kransslagader en daarmee voor hartaanvallen. Uit een onderzoek dat hij in het district Washington in Maryland had verricht, was gebleken dat er gemiddeld per jaar 500 van de 100.000 zondagse kerkgangers aan deze ziekte sterven. Van de 100.000 mensen die minder dan eens per week naar de kerk gingen, waren dit er 900.
Zijn onderzoek had ook aangetoond, dat mensen die regelmatig naar de kerk gaan, minder kans hebben op andere hartziekten, levercirrose, tuberculose, bepaalde vormen van kanker en chronische bronchitis. Ook waren zij minder geneigd zelfmoord te plegen en minder vaak betrokken bij dodelijke verkeersongelukken.
Dat laatste is heel goed mogelijk. Het Woord Gods zal iemand bewaren voor zelfmoordpoging en het leert de mens ook om zichzelf en anderen niet nodeloos in gevaar te brengen. Maar die andere resultaten van het onderzoek kunnen we gerust verwijzen naar wat men onder toevalligheden rangschikt, al gebeurt er in strikte zin niets bij geval.
Maar waarom zou een kerkganger minder vatbaar zijn voor tbc dan een niet-kerkganger? Hier geldt het woord van de Prediker: ‘Alles is gelijk voor allen, eenzelfde lot treft de rechtvaardige en de goddeloze, de goede en de reine, alsook de onreine; hem die offert en hem die niet offert; het gaat de goede evenals de zondaar hem die zweert, als hem die de eed schuwt. Dit is het ergste dat onder de zon geschiedt: dat allen eenzelfde lot treft’.
En toch is er verschil. Ook daarvan weet de Prediker te spreken: ‘Nochtans weet ik, dat het de Godvrezenden wel zal gaan omdat zij voor Hem vrezen; de’ goddeloze daarentegen zal het niet wel gaan en hij zal zijn levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest’.
Kerkgang is plicht, een heilzame plicht, maar men moet er geen tovermiddel van maken”.

Studies als die van dr. Comstock zijn er veel meer.
Neem nu dit bericht uit 2012: “Volgens een Noorse studie hebben mannen en vrouwen die naar de kerk gaan een lagere bloeddruk. Hoe vaker men naar de kerk gaat, hoe lager de bloeddruk.
Het onderzoek werd uitgevoerd in Nord-Trøndelag waar 90% van de bevolking behoort tot de (Protestantse) Noorse staatskerk. 4% van de bevolking gaat wekelijks naar de kerk”[7].
Of dit bericht, uit 2013.
“Wekelijks naar de kerk gaan is goed voor je gezondheid. Dat schrijft Tanya M. Lurhmann, een Amerikaanse antropoloog, in een column op de website van de New York Times. Daarin legt zij uit wat de voordelen zijn van het naar de kerk gaan. Regelmatige kerkgang versterkt het immuunsysteem en verlaagt de bloeddruk. Het voegt twee tot drie jaar toe aan je leven. De relatie tussen kerkgang en gezondheid is echter niet helemaal duidelijk”[8].

In het bovenstaande refereert de Waarnemer terecht aan Prediker 8 en 9[9].
Laten wij het er maar bij houden: de Godvrezenden zal het wel gaan.

En verder?
Laten wij maar gewoon Paulus’ woorden in Romeinen 8 repeteren: “Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here”[10].

Noten:
[1] 1 Corinthiërs 7:29, 30 en 31.
[2] Psalm 37:18 en 19.
[3] Spreuken 15:15 en 16.
[4] Hebreeën 10:36, 37 en 38.
[5] Openbaring 21:5.
[6] Zie voor meer informatie over dr. Comstock http://www.jhsph.edu/news/stories/2007/comstock.html . Geraadpleegd op vrijdag 8 januari 2016. Deze internetpagina is Engelstalig.
[7] Zie http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=10923 . Geraadpleegd op vrijdag 8 januari 2016.
[8] Zie http://www.eo.nl/geloven/nieuws/item/kerkgangers-zijn-gezonder/ . Geraadpleegd op vrijdag 8 januari 2016.
[9] Achtereenvolgens citeert hij Prediker 9:2 en 3 a, en Prediker 8:12 b en 13.
[10] Romeinen 8:38 en 39.

28 januari 2016

Wetsverachting

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

De oudejaarsnacht was in Keulen dit jaar het toneel van grootschalige aanrandingen.
Dat is alweer bijna een maand geleden. Maar de zaak is opmerkelijk genoeg om er op deze plaats enige woorden aan te wijden.

Laat ik uw geheugen opfrissen met een citaat uit een aantal nieuwsberichten.
1.
“In Keulen hebben honderden vrouwen gedemonstreerd tegen de grootschalige aanrandingen op Oudjaarsavond. De demonstratie was via sociale media georganiseerd.
De actievoerders riepen op tot meer respect en betere bescherming van vrouwen. Ze droegen vlaggen en plakkaten”[1].
2.
“In Keulen hebben inmiddels meer dan honderd vrouwen aangifte gedaan van aanranding of diefstal tijdens de jaarwisseling. Volgens de Duitse politie is driekwart van de vrouwen aangerand. Twee vrouwen hebben aangifte gedaan van verkrachting.
Veel vrouwen deden eerst alleen aangifte van beroving. Maar volgens de politie werd bij de verhoren ook duidelijk dat ze seksueel waren belaagd. ‘Veel vrouwen geven later in de gesprekken aan dat ze ook zijn betast’, aldus de politie”[2].
3.
“De politie van Keulen noemt de grootschalige aanrandingen op Oudejaarsavond ‘een nieuwe dimensie van geweld’. Criminologe Rita Steffes-enn van het Duitse Centrum voor Criminologie en Politie-onderzoek beaamt dat, al waren er de laatste jaren soortgelijke incidenten in Duitsland.
‘Sinds twee, drie jaar zien we een trend van jonge mannen onder de 30 die in discotheken en op grote evenementen vrouwen betasten en beroven”, zegt Steffes-enn. Het fenomeen is dus niet nieuw, maar de schaal waarop het in Keulen gebeurde, is dat wel. ‘Zo’n grote groep daders bij elkaar, dat hebben we niet eerder gezien. Net als de grote hoeveelheid vergrijpen die de daders begingen in korte tijd’”[3].

Deze gebeurtenissen grepen in het buitenland plaats. Oppervlakkig bezien zou een Nederlands kerkmens dit nieuws aan de kant kunnen leggen.
Dat doe ik niet.

Dit nieuws komt bij onze oosterburen vandaan. Uit Duitsland, dus. Maar wij leven in een wereld die bliksemsnel globaliseert. Geografische grenzen vervagen waar u en ik bij staan. Daarom is dit, wat mij betreft, nieuws van dichtbij.
Trouwens – ook in Nederland zijn er inmiddels allerlei discussies gaande over de normen en waarden van vluchtelingen. Ten aanzien van vrouwen. En ten aanzien van mensen met een homoseksuele geaardheid.

Geestelijk bezien vervagen er allerlei grenzen. Wetsverachting noemt Jezus dat in Mattheüs 23 en 24. Het valt daarbij op dat Jezus de leiders van de kerk van wetsverachting beticht: “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij gelijkt op gewitte graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting”[4].
Juist de mensen die weten hoe het hoort trekken zich ten langen leste blijkbaar maar weinig van Gods wetten aan.

Voor de kerk van 2016 zit daar, dunkt mij, een waarschuwing in. Juist in de kerk kan het zomaar gebeuren dat eigen normen in de plaats komen van Gods verbondsregels.

Maar bij zulk vermaan mag de troost nimmer ontbreken.
Gereformeerde mensen zijn vaak streng in de leer. Zij worden daarom door de wereld en door velen op het kerkplein een beetje scheef aangekeken. Maar die strengheid is, als het puntje bij het paaltje komt, meestal heel terecht.
Weet u waarom? Zondige kerkmensen kunnen eensklaps van de weg af raken. Zondige kerkmensen moeten er echt hun uiterste best voor doen om niet uit de bocht te vliegen. Daarom is oplettendheid geen luxe. Kerkmensen die voortdurend alert zijn, mogen weten dat zij heel goed bezig zijn!

In Mattheüs 23 gaat het over wetsverachting.
Maar in Mattheüs 24 lezen we er ook over. Leest u maar mee: “En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden”[5].
“Sinds twee, drie jaar zien we een trend”, zegt een Duitse criminologe. Welnu, gelovigen zien ook een ontwikkeling. Sterker nog: ze hebben het negeren van de wetten al lang aan zien komen.
“Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen”, zingen we in Psalm 32[6]. Zo bezien zijn die protesten in Keulen wel logisch. Die boosheid in Duitsland is best te begrijpen. Sommige vrouwen zijn waarschijnlijk voor de rest van hun leven beschadigd, zwaar beschadigd. Dat is moeilijk. Maar ten diepste zijn dat de te verwachten ernstige gevolgen van opstand tegen God.

Wat is, in al die ellende, de boodschap voor de kerk? Wat mij betreft de volgende.
Beste mensen, houdt vol!
Volhardt in uw geloof!
Denk niet dat het uw tijd wel duren zal.
Klamp u vast aan uw Heiland!
Neem elkaar mee, achter Christus aan!

Er staat nog meer in Mattheüs 24.
Ik citeer: “Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.
Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven? Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen”[7].
De kerk moet wakker blijven.
De kerk moet trouw blijven.
Want de kerk wordt uiteindelijk machtig.

Noten:
[1] Zie http://nos.nl/artikel/2078865-demonstratie-tegen-aanrandingen-keulen.html . Geraadpleegd op donderdag 7 januari 2016.
[2] Zie http://nos.nl/artikel/2078921-meer-dan-honderd-aangiftes-na-aanrandingen-keulen.html . Geraadpleegd op donderdag 7 januari 2016.
[3] Zie http://nos.nl/artikel/2079000-keulse-aanrandingen-passen-in-trend.html . Geraadpleegd op donderdag 7 januari 2016.
[4] Mattheüs 23:27 en 28.
[5] Mattheüs 24:12.
[6] Psalm 32:5 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[7] Mattheüs 24:43-47.

27 januari 2016

Troost voor uitverkorenen

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

Jezus Christus verkondigt geen geitenwollen-sokken-evangelie[1]. Zijn Boodschap is niet bedoeld voor mensen die alleen maar vrede prediken.

Het Woord van Jezus en de dingen die Hij doet, zorgen ervoor dat mensen gaan kiezen. Zij maken duidelijk dat zij vóór of tegen Christus zijn. Ze tonen dat zij bij Jezus weglopen, of Hem volgen. Alle wereldburgers tonen hun ware aard. De maskers worden afgerukt!

In de vorige alinea staat niet dat de mensen moeten kiezen. U hebt niet net gelezen dat mensen iets duidelijk moeten maken.
Waarom niet?
Omdat Jezus Christus die keuze maakt. Hij kiest mensen uit. Hij roept die allen.

Uitverkoren mannen, vrouwen en kinderen kennen de stem van hun Herder. Zij weten dat Hij de goede Herder is. Daarom volgen zij Hem.

Die uitgekozen mensen gaan de prachtigste toekomst tegemoet die maar denkbaar is. Er is niets of niemand die de uitverkorenen kan verleiden om een zijweg in te slaan. Geen duivel, geen schepsel… werkelijk niets of niemand.

De reden daarvan is die uitverkorenen onder bescherming staan van Christus Zelf. De uitverkorenen gaan aan Zijn hand de toekomst in.
Dat is gegarandeerd waar!

Jezus Christus is één met Zijn Zoon.
Zij zijn één in streven. Het werk dat Jezus doet is in alles in overeenstemming met de wil van de Vader.

Zo staat dat in Johannes 10.
Leest u maar mee.
“Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij; maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één”[2].

Wat betekent dit alles voor ons?
Onder meer het volgende.

1 De kerk ontvangt troost
Voor de door uitgekozen mensen is er troost. Maar hoe weten u en ik dat we uitverkoren zijn? Laat ik het vandaag zo mogen zeggen: omdat wij genoodzaakt worden te kiezen.
Misschien zeggen sommige lezers wel dat dit te sterk uitgedrukt is. Kunnen we niet beter zeggen dat we durven te kiezen? Nee, zo noteer ik dat opzettelijk niet. Want wij durven niet zoveel. Sterker nog – het allerliefste blijven wij maar gewoon zitten waar we zitten. Wij zijn niet zo stoer. Wij pakken niet zo graag door; wij hangen meestal lang tegen beslissingen aan. Maar de Here noodzaakt ons om voor Hem te kiezen.
Hij geeft ons het inzicht dat een halfslachtig leven onverantwoord is. De hemelse God laat ons zien dat er een harde keuze moet worden gemaakt.
Laten we ’t maar eerlijk tegen elkaar zeggen: dat is niet makkelijk.
Misschien denkt u – net als ik – wel eens: als je een beetje minder inzicht had was het leven een stuk makkelijker.
Misschien denkt u – net als ik – wel eens: kon ik maar wat concessies doen, dan werd het in de familie en in mijn kennissenkring eenvoudiger om over het geloof te spreken. Want zegt u nu zelf: we houden ons om de lieve vrede vaak maar een beetje stil. Ruzie maken kan altijd nog. Bovendien heeft ruziën vaak geen zin. Vrijwel niemand verandert z’n levensstijl door een gesprek tijdens een koffievisite. Gesprekken op scherpe toon verzieken de sfeer. Ach, we beginnen er meestal maar niet meer aan…
Misschien denkt u – net als ik – wel eens: zijn er nou echt niet méér mensen die begrijpen dat de keuze hard moet zijn, en niet halfjes?
Dit soort vragen zijn, menselijk gesproken, heel begrijpelijk. Maar bij dat alles moet de troost overheersen. Want de Here heeft ons uitgekozen. Wij gaan een toekomst tegemoet die niemand stuk kan rijten.

2 De kerk weet dat het leven nooit eindigt
Mensen kunnen, mede door allerlei optredens in de media, geweldig populair worden. Zangers en zangeressen, schrijvers, cabaretiers… – duizenden televisiekijkers aanschouwen en beluisteren hen. En daarna….? Dan is er de dood. Onafwendbaar. Onontkoombaar. Niemand kan zich er voor weg draaien.
In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd er eens een hoorspel uitgezonden dat als titel droeg: ‘De dood geneest van alle kwalen’[3]. De Vlaamse zanger Guido Belcanto sprak eens: “Ook heb ik veel Christusbeelden thuis staan. Deze staan voor mij voor de tragiek van het leven. We worden geboren zonder dat we erom hebben gevraagd en de enige zekerheid is de dood. Ik ben daarom niet geïnteresseerd in verhalen met een happy end. De mensen op de pechstrook van het leven, die hebben een interessanter verhaal”[4].
De enige zekerheid is de dood, zeggen de mensen. Mede daarom zijn zij ijverig op zoek naar originele vormen van conflictmanagement. De ondergang der wereld moet immers met alle beschikbare middelen voorkomen worden?
Welnu, in die levenssfeer moet de kerk het Jezus na blijven zeggen: wij zullen zeker niet verloren gaan, want wij zijn op weg naar de eeuwigheid. Johannes heeft het in zijn eerste brief ook helder opgeschreven: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”[5].
De kerk verkijkt zich niet op de toekomst. Maar in de kerk kunnen we wel geweldig ver kijken!

3 De kerk ziet in dat zij kostbaar is
Kerkmensen gaan niet verloren. Jezus Christus kan namelijk niet beroofd worden. Waarom niet?
Nu het hierom gaat, wijs ik u graag op Philippenzen 2, waar Paulus schrijft over Christus Jezus “die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht”[6]. De Biebel in ’t Grunnegers heeft op deze plaats: “Mout joe te doun wezen doar of t Christus Jezus ook om te doun was. Dij haar t aanzain van God en toch sluig hai der gain munt oet dat e mit God geliek ston”. Gods geliefde Zoon sloeg er geen munt uit dat Hij met God gelijk stond: dát is het. Hij wil zondige mensen in Zijn hand houden. Hij wil hen bij de hand nemen. Hij bewaart en bewaakt Zijn kostbare kerk.
Heeft u hierboven wel gezien hoe die kostbaarheid in dat citaat uit Johannes 10 wordt geaccentueerd?
* “Niemand zal ze uit mijn hand roven”.
En nóg een keer
* Niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders”.
Het wordt er, om zo te zeggen, bij de kerk in getimmerd: criminele activiteiten kunnen we bij de hemelse Vader wel vergeten. Zijn beveiligingsdienst is paraat!
En daarom moeten we naar de kerk toe. We kunnen niet zeggen: nou ja, ik ga daar met mijn gezin eens een paar maanden kijken en luisteren, en dat zal ik eens beslissen of wij ons daar zullen aansluiten. Welnee!
Gods kinderen gáán naar de kerk. Dat kan niet anders. Wie ziet hoe kostbaar de Heiland Zijn kerk vindt, aarzelt niet. Als wij kostbaar zijn in Gods ogen, dan blijven we uiteraard in de invloedssfeer van Zijn onmeetbare liefde.

In de kerk zitten besluitvaardige mensen.
Het hinken op twee gedachten wordt in de kerk nooit mode!

Noten:
[1] Vandaag over een week, op woensdag 3 februari, vergadert Deo Volente de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Tijdens die bijeenkomst zal Johannes 10:22-42 centraal staan. Het schrijven van dit artikel is een deel van mijn voorbereiding op die vergadering.
[2] Johannes 10:25-30.
[3] Zie http://www.hoorspelen.eu/Hoorspelen/HoorspelD/DeDoodgeneestvanallekwalen.htm . Geraadpleegd op dinsdag 5 januari 2016.
[4] Zie http://neuzenenfeiten.nl/2011/02/guido-belcantos-videoclip-voor-%E2%80%98op-de-pechstrook-van-het-leven%E2%80%99/ . Geraadpleegd op dinsdag 5 januari 2016.
[5] 1 Johannes 2:15, 16 en 17.
[6] Philippenzen 2:6.

26 januari 2016

Heel gewoon

Het verhaal van Naäman, de melaatse Syriër, kent u vast wel. Het staat in 2 Koningen 5. De profeet Elisa geeft Naäman de opdracht om zeven keer in de Jordaan te baden. Dan zal, zo spreekt de woordvoerder van God, uw lichaam weer gezond worden.
Die instructie vindt de Syrische legerofficier veel te gewoon. Hij verwacht allerlei spektakel. Een luidkeels uitgesproken gebed, bijvoorbeeld. Of bijvoorbeeld handen die, al of niet met magische kracht, over de melaatse plek heen en weer bewegen. Maar dit? Dit is te simpel. Te stom voor woorden, eigenlijk. Naäman vertrekt. Boos en teleurgesteld.
De afloop van de geschiedenis van Naäman is voor dit artikel niet zo van belang.
Maar de bad-instructie van Elisa in 2 Koningen 5 is wel een mooie illustratie bij Zondag 28 van de Heidelbergse Catechismus.

Voor onze oriëntatie citeer ik een antwoord uit de Catechismus.
“Christus heeft mij en alle gelovigen een bevel en daarbij ook een belofte gegeven. Hij heeft bevolen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en uit deze beker te drinken. Hij heeft daarbij ten eerste beloofd, dat zijn lichaam voor mij aan het kruis geofferd en zijn bloed voor mij vergoten is.
Dit is even zeker als ik met de ogen zie dat het brood des Heren voor mij gebroken en de beker mij gegeven wordt. Ten tweede heeft Hij beloofd, dat Hij zelf mijn ziel met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven voedt en verkwikt. Dit is even zeker als ik het brood en de wijn, als betrouwbare tekenen van Christus’ lichaam en bloed, uit de hand van de dienaar ontvang en met de mond geniet”[1].

Eten en drinken: dat is de gewoonste zaak van de wereld. Net zo gewoon als die Syrische militair die in de Jordaan moest gaan baden. Maar juist in die gewone maaltijd wil God het wonder van de door Hem gegeven genade dichterbij brengen.
De God van hemel en aarde, die alles doorziet en alles overziet, laat ons in een eenvoudig sacrament zien hoe groot het wonder van Zijn beloften is. Dat rustige eten en drinken, zonder storing of overbodige drukte, geeft ons een idee van de perfecte balans en het oneindige geluk in ons eeuwige leven.

Die eenvoud van dat sacrament vinden wij wellicht hinderlijk.
In de kerk willen we grootse dingen zien en horen. Mooie rituelen. Dichterlijke woorden. En meer van dat prachtigs. Gewone dingen zijn voor beginnelingen. Wij horen bij de gevorderden. Toch?
Welnu, zegt de Here, doe maar gewoon.
Nee, de kerk is op aarde niet volmaakt. En dat wordt die ook niet. Maar Ik geef u mijn beloften. Ik geef u eeuwig leven. Als u dat met heel uw hart gelooft, eet dan maar mee. Als u dat met heel uw hart gelooft, drink dan maar uit de beker.

In Johannes 6 zegt Jezus: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem”[2].
De luisteraars zeggen: dit is onaanvaardbaar. Oftewel: dergelijke wartaal is niet te begrijpen; hier kunnen wij niks mee. Wat moeten gewone mensen met zulke hoogdravend klinkende uitspraken aanvangen?
Eigenlijk zien we in het bovenstaande een heel bekende reactie. Namelijk deze: als we de Bijbel niet begrijpen, dan leggen we ‘m weg. Als we Gods Woord konden afschaffen, dan déden we dat.
Jezus zegt impliciet: mensen, geloof het maar; doe maar gewoon.

Laat ik, in verband met het voorgaande, nog een stukje uit Zondag 28 citeren.
[vraag] “Wat betekent dat: het gekruisigd lichaam van Christus eten en zijn vergoten bloed drinken?
[antwoord]: Dat wij met een gelovig hart heel het lijden en sterven van Christus aannemen”[3].
Daar staat niet: geloven betekent dat u het allemaal begrijpt. Daar staat ook niet: geloven betekent dat u ervan uit gaat dat Jezus ooit heeft bestaan. Daar staat ook niet dat u – met iets van droefenis in uw brein – constateert dat deze onbegrepen Man op een onrechtvaardige manier aan Zijn einde is gekomen.
Nee, dat staat er niet.
Als wij aan het Heilig Avondmaal deelnemen, zeggen we daarmee: dat lijden heeft plaatsgevonden om onze redding te bewerkstelligen. We zeggen daarmee: dat Christus heeft geleden, komt mede vanwege mijn schuld.

Als we dat – anno Domini 2016 – zo belijden, zijn we op geen enkele manier modieus.
Want tegenwoordig wordt Christus’ lijden op allerlei manieren in toneelspelen en musicals aan de orde gesteld. The Passion is er een goed voorbeeld van. Duizenden mensen kijken er naar. Zij vergapen zich eraan. En als het doek valt, en in het theater de lichten uit gaan… dan gaan zij weer naar huis, terug naar de vluchtige dingetjes van alledag.
Die toneelliefhebbers zijn kijkers. Die musicalbewonderaars zijn waarnemers. Ze bekijken het spektakel, maar… zij staan er buiten.
In de kerk staan de zaken anders. Daar zeggen we: Christus leed voor mij. Voor ons. Daarom vieren wij het Heilig Avondmaal!

Aldus blijven vergeving en eeuwig leven voortdurend in ons blikveld.
Vergeven – wat is dat? Een Gereformeerd-vrijgemaakte predikant zei daar eens over: “Nu betekent ‘vergeven’ niet: door de vingers zien, zand erover. Letterlijk betekent het woord vergeven: wegzenden. Dan denken we aan de zondebok die, beladen met de zonden van het volk, weggezonden moest worden, de woestijn in. Zo moest Christus, beladen met onze zonden, buiten de legerplaats, buiten Jeruzalem, geleid worden om onze zonden weg te dragen aan het kruis. God heeft onze zonden mèt Hem weggezonden, verder dan het westen verwijderd is van het oosten. Het gaat er om, vroeger en vandaag, dat God ons met een gelovig hart het hele lijden en sterven van Christus doet aanvaarden”[4][5].

Wij ontvangen vergeving en eeuwig leven. En wanneer krijgen wij dat dan? Antwoord: we ontvangen het nu.
Voor het gevoel van veel kerkmensen is het zo dat het eeuwige leven pas begint op onze sterfdag; dus: op het moment dat we het aardse voor het hemelse verwisselen. Dat, geachte lezer, is een misverstand. Een levensgroot misverstand.
Het eeuwig leven van godvrezende mensen is al begonnen. Let u, als het hierom gaat, maar op Johannes 11. In dat hoofdstuk staat de weergave tussen Jezus en Martha. Ik citeer: “Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan. Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage. Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?”[6].

Vergeving en eeuwig leven: voor ware gelovigen is het de gewoonste zaak van de wereld.
En we hoeven er niets bijzonders voor te doen.
Want dat heeft Jezus Christus al gedaan!

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 28, antwoord 75.
[2] Johannes 6:54 en 55.
[3] Heidelbergse Catechismus – Zondag 28, antwoord 76.
[4] De predikant in kwestie is dr. W.G. de Vries (1926-2006). Dit citaat komt uit een preek over Zondag 28 uit de Heidelbergse Catechismus, die dominee De Vries in 1999 schreef. Ook elders in dit artikel maak ik dankbaar van die preek gebruik. Thema en verdeling van de preek luiden als volgt:
Het gelovig eten en drinken van Christus’ lichaam en bloed
1. Het is een gelovig aannemen van Christus’ lijden
2. Het is een steeds meer verenigd worden met Christus’ lichaam.
[5] Zie over de zondebok Leviticus 16:1-28; met name de verzen 21 en 22.
[6] Johannes 11:23-26.

25 januari 2016

Herderlijke zorg voor Israël

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

“Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen”. Met deze tekst uit Johannes 10 wil ik vandaag beginnen[1].
Die woorden vormen, wat mij betreft, een passend preludium op een artikel over Jeremia 50[2].

Gods verbondsvolk mag rekenen op de alles omvattende macht van haar hemelse Heer. Hij voert Zijn plannen uit. De voor ons belangrijke gegevens uit het Goddelijke werkplan staan in de Bijbel opgetekend.
Voor Zijn vijanden betekent dat onheil. Voor kinderen van God is dat troostvol: zij mogen weten dat hun Schepper en Onderhouder altijd actief en productief is.
Als dat ergens in Gods Woord blijkt, dan is dat wel in de laatste hoofdstukken van het Bijbelboek Jeremia.

De grootmacht Babel wordt vernietigd.
Maar de schapen zijn verzekerd van Herderlijke verzorging.
“Een opgejaagd schaap is Israël, dat leeuwen hebben opgedreven; eerst heeft de koning van Assyrië het verslonden en nu ten laatste heeft Nebukadnezar, de koning van Babel, het de beenderen afgeknaagd. Daarom, zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik doe bezoeking aan de koning van Babel en aan zijn land, zoals Ik aan de koning van Assyrië bezoeking gedaan heb, en Ik breng Israël terug naar zijn weide, opdat het Karmel en Basan afweide en op het gebergte van Efraïm en in Gilead zich verzadige. In die dagen en te dien tijde, luidt het woord des HEREN, zal de ongerechtigheid van Israël gezocht worden, maar zij is er niet, en de zonden van Juda, maar zij zijn niet te vinden; want Ik zal vergeving schenken aan wie Ik doe overblijven”[3].

Dat leert de Here niet alleen aan de bejaarden onder ons, maar ook aan de jonge mensen. Jeremia werd immers al jong ingeschakeld.
Die Herderlijke verzorging is ten diepste de reden voor onze liturgie – dat wil zeggen: de dienst aan God in de meest brede zin van het woord.
Gods kinderen mogen het altijd weer repeteren: de Here is genadig. Hij had immers nét zo goed kunnen zeggen: met dit volk kan Ik niet verder.
Maar nu de Here Zijn volk uitgekozen heeft, betekent dat vervolgens wel dat al die mensen naar Hem moeten luisteren. Zij moeten kiezen: vóór of tegen Hem.
De Here eist van Zijn kinderen dat zij Hem onvoorwaardelijk trouw zijn. En in het Verbond mag Hij dat ook van hen eisen.
En binnen dat Verbond wordt heel dat Woord – van kaft tot kaft, zoals wij eertijds zeiden – geëerbiedigd en gehoorzaamd.
Gods volk mag verwachtingsvol leven. Want Zijn kinderen weten dat Zijn Woord stand houdt tot in eeuwigheid. De Herderlijke zorg zal nimmer worden beëindigd.

Er komt dus herderlijke zorg voor Israël. Een happy end – jazeker!
Maar dat gelukkige einde is er niet zomaar. Israël moet naar de Here toe vluchten. De schapen worden naar de Here toe gedreven.
Nee, dat is niet theatraal bedoeld. Er staat namelijk: “In die dagen en te dien tijde, luidt het woord des HEREN, zullen de Israëlieten komen, zij en de Judeeërs tezamen; al wenend zullen zij voortgaan en de HERE, hun God, zoeken; naar Sion zullen zij vragen, op de weg hierheen zal hun aangezicht gericht zijn; zij komen en zoeken gemeenschap met de HERE in een eeuwig verbond, dat niet zal vergeten worden”[4]. En: “Vlucht uit Babel weg en trekt uit het land der Chaldeeën en weest als bokken voor de kudde uit!”[5].
De boodschap is duidelijk: scheer je weg!
Zorg dat je weg komt!
Die boodschap wordt in Jeremia 51 nog een paar maal op dringende toon herhaald. “Vlucht uit Babel, laat ieder zijn leven redden”[6]. En: “Trekt eruit weg, mijn volk, en laat ieder zijn leven redden voor de brandende toorn des Heren”[7].
In feite betekent dat: wij moeten allemaal naar Hem toe. Zonder Zijn herderlijke kracht zijn wij hopeloos en reddeloos verloren.

“Israël is een verbijsterd lam”, staat in de Statenvertaling[8]. Zo helder ligt dat.
We hoeven er niet omheen te draaien: de definitieve oplossing moet ergens anders vandaan komen. Van mensen moeten wij het niet verwachten.

En hier komt de kern van het Evangelie in zicht.
Immers, de Zoon van God “…werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open”. Dat lezen wij in Jesaja 53[9]. Dat lam is nodig om Gods volk uit de ellende weg te halen. Dat lam is nodig om Gods kinderen te verlossen!
In Psalm 40 wordt over Gods Zoon geprofeteerd:
“In slachtoffer en spijsoffer hebt Gij geen behagen,
– Gij hebt mij geopende oren gegeven –,
brandoffer en zondoffer hebt Gij niet gevraagd.
Toen zeide ik: Zie, ik kom;
in de boekrol is over mij geschreven;
ik heb lust om uw wil te doen, mijn God,
uw wet is in mijn binnenste”[10].

Vlucht uit Babel weg! Dat wordt in Jeremia 50 en 51 tegen de kerk gezegd.
In Openbaring 18 horen we de echo van die woorden.
In de Openbaring aan Johannes gaat het niet meer over Babel.
Nee, het gaat daar over Babylon. Babylon is, zo schreef een exegeet eens, het “toppunt van alle kwade krachten in de geschiedenis”. Er is daar sprake van “uiterste verdorvenheid en strafwaardigheid”[11].
In Openbaring 18 zegt een stem uit de hemel: “…Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht”[12].
Onder de eerste hoorders van de Openbaring waren arme mensen. Maar er waren ook puissant rijke mensen die veel invloed in de samenleving hadden[13]. Welnu – zo wordt hier gezegd – maak u zelf vooral niet verdacht! Blijf ver weg van de samenleving waarin geld en macht de belangrijkste graadmeters voor uw status zijn!
En in 2016 worden ook wij vermaand: blijf weg uit de sfeer van macht en weelde. Laten we ons maar verre houden van een sfeer waarin ons welzijn slechts afhangt van kapitaal en koopkracht, van kasreserves en kosteninflatie. We zijn helemaal afhankelijk van de verlossing door Jezus Christus!

Eigenlijk is de taak van de kerk Anno Domini 2016 kinderlijk eenvoudig.
We moeten al onze zoektochten beëindigen. We moeten ophouden met zuchten en zweten. We moeten niet op zoek gaan naar een lekker leventje. En we moeten ons niet laten verlokken door wenkende welvaart. Want: “… naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad”[14].

En zo komt het dat de schapen hun Herder steeds herkennen.
En zij volgen Hem.
Jezus prent het hen in: “Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden”[15].

Noten:
[1] Johannes 10:11.
[2] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op donderdag 11 januari 2007.
[3] Jeremia 50:17-20.
[4] Jeremia 50:4 en 5.
[5] Jeremia 50:8.
[6] Jeremia 50:6 a.
[7] Jeremia 50:45.
[8] Jeremia 50:17.
[9] Jesaja 53:7.
[10] Psalm 40:7, 8 en 9 (onberijmd).
[11] Dr. H.R. van de Kamp, “Openbaring – Profetie vanaf Patmos”. – Kampen: Kok, © 2000. – p. 371.
[12] Openbaring 18:4 en 5.
[13] Zie: Van de Kamp, a.w., p. 403.
[14] Mattheüs 6:32, 33 en 34.
[15] Johannes 10:9.

22 januari 2016

(R)evolutie

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

God heeft hemel en aarde geschapen. Daarom en daardoor kennen wij Hem. Want die schepping “is voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn, die ons te aanschouwen geven wat van God niet gezien kan worden, namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid (…). Dit alles is voldoende om de mensen te overtuigen en hun elke verontschuldiging te ontnemen”. Zo staat dat in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis[1].
Alle wereldburgers kunnen begrijpen dat zo’n prachtige schepping niet door mensen bedacht kan worden. Niemand kan zich verontschuldigen. Zo van: ik wist het niet. Of: ik heb het niet begrepen.
Mensen die niet erg intelligent zijn, snappen toch heel goed: hemel en aarde kunnen wij niet maken. Hooggeleerde mensen moeten toegeven dat het scheppen van de ganse kosmos boven hun macht gaat.

Toch blijft het verhaal over de evolutietheorie voortdurend rondzingen in de wereld. Dat is een kwestie van ongeloof. Van eigenwijsheid. En van eigengereidheid.

Dat zien we terug in een wat ouder boek dat getooid is met de titel ‘Aap en mens in de evolutie. Wie waren onze voorouders?’. Het werd in 1970 gepubliceerd door Herbert Pothorn[2].
Het Nederlands Dagblad besteedt er in de editie van maandag 18 januari 1971 aandacht aan[3].
Vandaag geef ik één citaat uit de boekbespreking. U zult zien: de toon is meteen gezet.
“Pothorn geeft in dit boek een populair wetenschappelijk overzicht van de wijze, waarop volgens hem de mens zich uit de aap ontwikkeld heeft. Het is een boek, dat duidelijk naar voren brengt, hoe men op het ogenblik over dit onderwerp denkt. Als zodanig is het representatief. Het boek is zeer zelfverzekerd geschreven. Wie het niet eens is met de auteur wat zijn uitgangspunt betreft, wordt bij voorbaat als volgt uitgemaakt: Wat nu nog gehoord wordt uit de mond van hen, die niet te bekeren zijn, is sentimenteel, vooringenomen en in de grond der zaak dom geleuter”.

Wat opvalt is de zelfverzekerdheid.
Het ongeloof zegt: ik heb gelijk. Wat er verder aan levensbeschouwingen in deze wereld bestaat, is derhalve ten diepste onzin.
Daartegenover stellen gelovigen hun afhankelijkheid van de Here:
“Mijn tijden zijn in uw hand, red mij
uit de hand van mijn vijanden en vervolgers.
Doe uw aanschijn lichten over uw knecht,
verlos mij door uw goedertierenheid”[4].
De mens lijkt op deze aarde reuze zelfredzaam. Maar steeds vaker zal blijken dat mensen afhankelijk zijn.
Wij kunnen dat al zien aan oudere mensen. Naarmate zij ouder worden, wordt hun zorgvraag groter. En nog altijd zijn er handicaps en ziektes waar – menselijk gesproken – geen genezing voor is. Uiteindelijk gaan die oude mensen naar de dood toe. Die dood is onontkoombaar. Onafwendbaar.
Oudere mensen en mensen met beperkingen zijn ons ten voorbeeld. Ja, dat geldt zelfs als zij niet veel méér kunnen doen dan een beetje voor zich uit kijken. Dan is de prediking van hun leven: u bent afhankelijk van God; geef u toch aan Hem over!

Zijn gelovigen sentimenteel? Wordt hun leven, met andere woorden, overheerst door gevoel, weekhartigheid en zoetelijkheid?
Welnee.
Het gevoel telt wel degelijk mee in het geloofsoordeel. Leest u maar eens mee in 1 Koningen 3, waar twee vrouwen ruziënd bij Salomo komen, omdat er van twee baby’s één gestorven is: “Toen zeide de koning: De ene zegt: Deze, de levende, is mijn zoon, en de dode is uw zoon; en de andere zegt: Niet waar! de dode is uw zoon en de levende is mijn zoon. Daarop zeide de koning: Haalt mij een zwaard. En zij brachten een zwaard bij de koning. En de koning zeide: Snijdt het levende kind in tweeën en geeft de helft aan de ene en de helft aan de andere. Toen sprak de vrouw, van wie het levende kind was, tot de koning, omdat haar moederlijk gevoel voor haar zoon was opgewekt; zij zeide dan: Met uw verlof, mijn heer, geeft haar het levende kind, maar doodt het in geen geval. Doch de andere zeide: Het zal noch van mij noch van u zijn, snijdt door. Toen antwoordde de koning en zeide: Geeft haar het levende kind en doodt het in geen geval: zij is de moeder. Toen geheel Israël het oordeel vernam, dat de koning had uitgesproken, werden zij met ontzag voor de koning vervuld, want zij merkten, dat de wijsheid Gods in hem was om recht te doen”[5]. Koning Salomo laat bij zijn eindoordeel het moederlijk gevoel een grote rol spelen. Maar in deze tekst wordt vooral duidelijk dat het gaat om het recht van God, en de wijsheid die Hij geeft!
Het gevoel heeft in ons leven een belangrijke plek. Leest u maar in 1 Corinthiërs 13:
De liefde “kwetst niemands gevoel,
zij zoekt zichzelf niet,
zij wordt niet verbitterd,
zij rekent het kwade niet toe.
Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij.
De liefde vergaat nimmermeer;
maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben;
tongen, zij zullen verstommen;
kennis, zij zal afgedaan hebben.
Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren”[6]. Liefde en gevoel moeten blijkbaar uiteindelijk leiden tot de belijdenis dat ons aardse leven onvolkomen is. We moeten het hebben van Goddelijk ingrijpen!

Gelovigen zijn vooringenomen.
Dat klopt. Jazeker.
Dat is goed te zien in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Ik citeer: “Wij ontvangen al deze boeken, en deze alleen, als heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen. En zonder in enig opzicht te twijfelen geloven wij alles wat zij bevatten. Dat doen wij niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als canoniek erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat zij van God zijn. Het bewijs daarvan ligt bovendien in de boeken zelf. Want zelfs blinden kunnen tasten dat de dingen die erin voorzegd zijn, gebeuren”[7].
Maar men kan niet met droge ogen beweren dat de evolutietheorie slechts bestaat uit een paar hypothesen. De theorie wordt al jaren uitgedragen als een geloof, zegt u nu zelf.
Ach, zegt iemand, de evolutietheorie is en blijft een theorie.
Dat zal best.
Maar kan iemand mij dan even uitleggen waarom jan en alleman steeds over de evolutie denkt, schrijft en spreekt? Blijkbaar willen alle mensen op deze wereld toch graag weten waar zij vandaan komen en waar zij naar toe gaan!
Laten wij het maar zonder omwegen noteren: hier staan geloof en ongeloof weer eens diametraal tegenover elkaar!

Komen ware gelovigen, strikt genomen, niet verder dan dom geleuter?
Menselijk gesproken moet het antwoord op die vraag bevestigend luiden.
Maar wie Gods Woord open doet, komt er al gauw achter wat onze God onder wijzen en dwazen verstaat.
Neem nu Spreuken 14:
“De wijsheid van de schrandere is: zijn weg te verstaan,
maar de dwaasheid der zotten loopt uit op bedrog.
Het schuldoffer spot met de dwazen,
maar onder oprechten woont Gods welbehagen”[8].
Verstandige mensen verkrijgen zelfkennis. Zij begrijpen waar hun keuzes uiteindelijk toe zullen leiden[9].
Wie Spreuken 19 leest, doorziet al snel hoe het kan dat de evolutietheorie zich zo vasthecht bij aardse mensen:
“Des mensen eigen dwaasheid verderft zijn weg,
en dan is zijn hart gramstorig op de Here”[10].
Ja, zo werkt dat met ongelovigen.
Als u het mij vraagt deelt de apostel Paulus in 1 Corinthiërs 1 de genadeslag uit. Kijkt u maar: “Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. Want er staat geschreven: Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen. Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven”[11].

Evolutie? Dat is ten diepste revolutie. Tegen God namelijk.

Noten:
[1] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2.
[2] De gegevens van dit boek zijn: Herbert Pothorn, “Aap en mens in de evolutie. Wie waren onze voorouders?”. – Wageningen: Zomer en Keuning, 1970. – 191 p.
[3] “Aap en mens in de evolutie”. In: Nederlands Dagblad, maandag 18 januari 1971, p. 2. Ook te vinden via www.delpher.nl . Geraadpleegd op woensdag 30 december 2015.
[4] Psalm 31:16 en 17.
[5] 1 Koningen 3:23-28.
[6] 1 Corinthiërs 13:5-9.
[7] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 5.
[8] Spreuken 14:8 en 9.
[9] Zie hierover ook de webversie van de Studiebijbel. Commentaar bij Spreuken 14:8-15.
[10] Spreuken 19:3.
[11] 1 Corinthiërs 1:18-21.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.