In de Bijbel staan heel wat verhalen. Die verhalen zijn mooi. We lezen ze graag. En we vertellen ze enthousiast aan onze kinderen. En verder natuurlijk ook aan iedereen die ze horen wil.
De Gereformeerd-vrijgemaakte predikant C. van Dusseldorp promoveert vandaag, woensdag 29 februari, op verhalen[1]. Niet zozeer op de inzet van verhalen in de preek. Maar, als ik het goed begrijp, op het fenomeen ‘verhalen’ in héél de kerk. Je kunt overal een verhaal van maken. En: iedereen heeft een eigen, uniek verhaal.
De voorganger koos een interessant onderwerp.
Want – zoals gezegd – Gods Woord staat vol verhalen. Een studieuze dominee heeft alle gelegenheid om daar eens in te duiken.
In het Nederlands Dagblad stond gisteren, 28 februari, een verhaal over de studie van Van Dusseldorp[2].
Dat verhaal riep bij mij vragen op.
Daarmee is uiteraard niet gezegd dat ik Van Dusseldorp meteen helemaal afschrijf. Hij is, wat mij betreft, niet tot aan zijn kruin door het ijs gezakt.
Maar eerlijk is eerlijk: het ND-verhaal maakte mij wel argwanend.
Uit de krant citeer ik:
“‘De mensen in de kerk dragen veel verhalen bij zich en proberen een verhaal te maken van hun leven. Tussen die verhalen heb ik te preken: het verhaal van God te vertellen. De vraag is: hoe laat ik mensen deel uitmaken van Gods verhaal?”.
Eerlijk gezegd werd ik een beetje narrig van die vraag ‘hoe laat ik mensen deel uitmaken van Gods verhaal?’.
Laat ik het maar even strak door de bocht formuleren: dat hoeft de dominee helemaal niet uit te vinden; want dat zal Gód wel doen.
De dominee mag aan zijn gemeente doorgeven hoe de Here Zijn kinderen een plek geeft in Zijn plan. In al zijn preekbeurten mag de predikant dat duidelijk maken. In alle huizen waar de dominee komt mag hij de troost van Gods Woord brengen: wie gelooft, heeft eeuwig leven[3].
Zeker, dat doet de dominee in zijn eigen bewoordingen. Maar zo spreekt hij wel de Bijbel na. Hij gebruikt woorden van de eenentwintigste eeuw. Doch de kern van de boodschap is duidelijk: God kiest mensen uit; wat is Hij toch genadig!
Je kunt zeggen: de dominee brengt mensen zover dat zij aanvoelen en begrijpen dat God hun Vader wil zijn. Dat zal waar wezen. Maar die woorden: ‘hoe laat ik…’ geven té zeer de indruk dat dat afhangt van de creativiteit en vindingrijkheid van de dominee zélf. En dat is niet waar. Van Dusseldorp is, als hij op de boven beschreven manier bezig is, een instrument van de Here. Net zoals bijvoorbeeld Paulus dat vroeger was. Leest u maar mee in Handelingen 9, waar blijkt dat de Here over Paulus zei: “…deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls”[4].
Ik vraag me af: weten we met z’n allen nog wel wat de status van Gods kinderen in de wereld is?
Ik word niet zo blij van die term ‘Gods verhaal’.
Men kan zeggen: dat is een doordeweekse term. In de kerk praten we over de Goddelijke openbaring. Maar met het gebruik van die alledaagse term suggereert men, naar mijn smaak, te veel dat Gods verhaal op hetzelfde niveau staat als onze historiën. Dat is niet zo. De kennis die God geeft gaat aardse wetenschap te boven.
Wie over ‘Goddelijke openbaring’ spreekt, maakt daarmee ook helder dat de Here God in Zijn Woord de waarheid doorgeeft. God zal Zijn waarheid nimmer krenken, zingen we in Psalm 105[5]. Menselijke waarheden zijn meestal relatief. Ze worden achterhaald door de wetenschap. En ze worden beïnvloed door de manier waarop wij er tegenaan kijken. Maar Gods waarheid kan – als ik dat zo zeggen mag – niet tot vijftien verschillende conclusies leiden. Gereformeerde mensen zingen in Psalm 86:
“Leer mij naar uw wil te hand’len,
laat mij in uw waarheid wand’len”[6].
Het gaat om Gods waarheid. Om Zijn hemels heilsplan. Om Zijn ongeëvenaard reddingswerk. Het gaat niet om ónze feiten. ‘Gods verhaal’: ik vind het denigrerend klinken.
Het is te simpel om te zeggen: ik vertel in mijn daden Gods verhaal; maar ach, het is maar een verhaal…
Gods kinderen komen steeds weer uit bij dat woord uit Johannes 14: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij”[7]. Dat is de absolute en volstrekt onaardse waarheid!
Dit alles zo zijnde begrijp ik niet zo goed waarom Van Dusseldorp bijna nonchalant over ‘Gods verhaal’ praat.
Wederom citeer ik het Nederlands Dagblad.
“Vooral in de linkerflank van kerkelijk Nederland klinkt vaak deze taal: het verbinden van mensen met het verhaal van God. Het is ook ontstaan in het verlengde van de historisch-kritische benadering van de Bijbel, zegt Van Dusseldorp. Maar dat wil volgens hem niet zeggen dat gereformeerden er niet hun voordeel mee kunnen doen. ‘De narratieve benadering is opgekomen na het fiasco van het rationalisme. Wat houd je immers over als je Bijbelverhalen steeds verder reduceert? Er kwam nieuwe aandacht voor de literaire tekst van de Bijbelverhalen. De Bijbeltekst wordt weer genomen zoals die is en dat is voor gereformeerde theologen een beter uitgangspunt. Zij houden daarbij vast aan de historiciteit van de Bijbel en zo komt links en rechts in de kerk elkaar weer tegen. Allebei zijn ze bezig met het verhaal van de Bijbel, waarbij het voor een deel van de christenen niet echt hoeft te zijn gebeurd en voor ons gereformeerden wel”.
Met name de laatste zin uit het citaat doet mij de wenkbrauwen fronsen.
Waarom?
Populair gezegd: Van Dusseldorp hangt mij teveel de afstandelijke wetenschapper uit.
Het geloof is geen objectief gegeven, dat je in- of uitschakelt. Laten we, ronduit en zonder terughoudendheid, blijven zeggen: de Bijbel is waar. Dan blijven we ook in lijn met de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “En zonder in enig opzicht te twijfelen geloven wij alles wat zij (= de Bijbelboeken) bevatten. Dat doen wij niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als canoniek erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat zij van God zijn”[8].
Ik weet het wel: dat is niet wetenschappelijk. Maar het is wel gelovig.
De predikant memoreert in het ND dat hoogleraren zich eertijds hebben verzet tegen moderne hermeneutiek. Hij zegt: “Zij leerden alleen de regels over het uitleggen van de tekst. Niet over hoe je zelf betrokken bent bij je verhaal. De angst was dat alles relatief en subjectief zou kunnen worden. Inmiddels is in Kampen de omslag wel gemaakt. In mijn stellingname volg ik dus geen rare weg. Ik probeer mij hierin goed te verantwoorden”.
Ik wil graag geloven dat Van Dusseldorp van goede wil is.
Maar ik zeg onverbloemd: ik vertrouw het voor geen halve cent. Van Dusseldorp is, wat mij betreft, ietwat te onbevangen.
Voor je ’t weet zit je met die narratieve preken in de hoek waar mensen belangrijker zijn dan God.
Dat wil Van Dusseldorp niet.
Maar het is, als u het mij vraagt, de consequentie van narrativiteit. Onontkoombaar.
In de Bijbel staan heel wat verhalen. Die verhalen zijn mooi. En ik lees ze graag.
Weet u waarom?
Omdat ik telkens weer zie wat God doet.
Dát moeten we vasthouden. Met twee handen, alstublieft.
Noten:
[1] De gegevens van het bedoelde proefschrift zijn: Kees van Dusseldorp, “Preken tussen de verhalen: een homiletische doordenking van narrativiteit”. – Utrecht: VBK Media (Kok), 2012. – 303 p.
[2] “Verhalen zijn in preek onmisbaar”. In: Nederlands Dagblad, dinsdag 28 februari 2012, p. 2.
[3] Zie bijvoorbeeld Johannes 3:15, 16 en 36; Johannes 5:24; Johannes 6:40 en 47; 1 Johannes 5:13.
[4] Handelingen 9:15.
[5] Psalm 105:5 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[6] Psalm 86:4 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[7] Johannes 14:6.
[8] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 5.