gereformeerd leven in nederland

29 februari 2012

De onbevangenheid van dominee Van Dusseldorp

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

In de Bijbel staan heel wat verhalen. Die verhalen zijn mooi. We lezen ze graag. En we vertellen ze enthousiast aan onze kinderen. En verder natuurlijk ook aan iedereen die ze horen wil.

De Gereformeerd-vrijgemaakte predikant C. van Dusseldorp promoveert vandaag, woensdag 29 februari, op verhalen[1]. Niet zozeer op de inzet van verhalen in de preek. Maar, als ik het goed begrijp, op het fenomeen ‘verhalen’ in héél de kerk. Je kunt overal een verhaal van maken. En: iedereen heeft een eigen, uniek verhaal.

De voorganger koos een interessant onderwerp.
Want – zoals gezegd – Gods Woord staat vol verhalen. Een studieuze dominee heeft alle gelegenheid om daar eens in te duiken.

In het Nederlands Dagblad stond gisteren, 28 februari, een verhaal over de studie van Van Dusseldorp[2].
Dat verhaal riep bij mij vragen op.
Daarmee is uiteraard niet gezegd dat ik Van Dusseldorp meteen helemaal afschrijf. Hij is, wat mij betreft, niet tot aan zijn kruin door het ijs gezakt.
Maar eerlijk is eerlijk: het ND-verhaal maakte mij wel argwanend.

Uit de krant citeer ik:
“‘De mensen in de kerk dragen veel verhalen bij zich en proberen een verhaal te maken van hun leven. Tussen die verhalen heb ik te preken: het verhaal van God te vertellen. De vraag is: hoe laat ik mensen deel uitmaken van Gods verhaal?”.

Eerlijk gezegd werd ik een beetje narrig van die vraag ‘hoe laat ik mensen deel uitmaken van Gods verhaal?’.
Laat ik het maar even strak door de bocht formuleren: dat hoeft de dominee helemaal niet uit te vinden; want dat zal Gód wel doen.
De dominee mag aan zijn gemeente doorgeven hoe de Here Zijn kinderen een plek geeft in Zijn plan. In al zijn preekbeurten mag de predikant dat duidelijk maken. In alle huizen waar de dominee komt mag hij de troost van Gods Woord brengen: wie gelooft, heeft eeuwig leven[3].
Zeker, dat doet de dominee in zijn eigen bewoordingen. Maar zo spreekt hij wel de Bijbel na. Hij gebruikt woorden van de eenentwintigste eeuw. Doch de kern van de boodschap is duidelijk: God kiest mensen uit; wat is Hij toch genadig!
Je kunt zeggen: de dominee brengt mensen zover dat zij aanvoelen en begrijpen dat God hun Vader wil zijn. Dat zal waar wezen. Maar die woorden: ‘hoe laat ik…’ geven té zeer de indruk dat dat afhangt van de creativiteit en vindingrijkheid van de dominee zélf. En dat is niet waar. Van Dusseldorp is, als hij op de boven beschreven manier bezig is, een instrument van de Here. Net zoals bijvoorbeeld Paulus dat vroeger was. Leest u maar mee in Handelingen 9, waar blijkt dat de Here over Paulus zei: “…deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls”[4].
Ik vraag me af: weten we met z’n allen nog wel wat de status van Gods kinderen in de wereld is?

Ik word niet zo blij van die term ‘Gods verhaal’.
Men kan zeggen: dat is een doordeweekse term. In de kerk praten we over de Goddelijke openbaring. Maar met het gebruik van die alledaagse term suggereert men, naar mijn smaak, te veel dat Gods verhaal op hetzelfde niveau staat als onze historiën. Dat is niet zo. De kennis die God geeft gaat aardse wetenschap te boven.
Wie over ‘Goddelijke openbaring’ spreekt, maakt daarmee ook helder dat de Here God in Zijn Woord de waarheid  doorgeeft. God zal Zijn waarheid nimmer krenken, zingen we in Psalm 105[5]. Menselijke waarheden zijn meestal relatief. Ze worden achterhaald door de wetenschap. En ze worden beïnvloed door de manier waarop wij er tegenaan kijken. Maar Gods waarheid kan – als ik dat zo zeggen mag – niet tot vijftien verschillende conclusies leiden. Gereformeerde mensen zingen in Psalm 86:
“Leer mij naar uw wil te hand’len,
laat mij in uw waarheid wand’len”[6].
Het gaat om Gods waarheid. Om Zijn hemels heilsplan. Om Zijn ongeëvenaard reddingswerk. Het gaat niet om ónze feiten. ‘Gods verhaal’: ik vind het denigrerend klinken.
Het is te simpel om te zeggen: ik vertel in mijn daden Gods verhaal; maar ach, het is maar een verhaal…
Gods kinderen komen steeds weer uit bij dat woord uit Johannes 14: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij”[7]. Dat is de absolute en volstrekt onaardse waarheid!
Dit alles zo zijnde begrijp ik niet zo goed waarom Van Dusseldorp bijna nonchalant over ‘Gods verhaal’ praat.

Wederom citeer ik het Nederlands Dagblad.
“Vooral in de linkerflank van kerkelijk Nederland klinkt vaak deze taal: het verbinden van mensen met het verhaal van God. Het is ook ontstaan in het verlengde van de historisch-kritische benadering van de Bijbel, zegt Van Dusseldorp. Maar dat wil volgens hem niet zeggen dat gereformeerden er niet hun voordeel mee kunnen doen. ‘De narratieve benadering is opgekomen na het fiasco van het rationalisme. Wat houd je immers over als je Bijbelverhalen steeds verder reduceert? Er kwam nieuwe aandacht voor de literaire tekst van de Bijbelverhalen. De Bijbeltekst wordt weer genomen zoals die is en dat is voor gereformeerde theologen een beter uitgangspunt. Zij houden daarbij vast aan de historiciteit van de Bijbel en zo komt links en rechts in de kerk elkaar weer tegen. Allebei zijn ze bezig met het verhaal van de Bijbel, waarbij het voor een deel van de christenen niet echt hoeft te zijn gebeurd en voor ons gereformeerden wel”.
Met name de laatste zin uit het citaat doet mij de wenkbrauwen fronsen.
Waarom?
Populair gezegd: Van Dusseldorp hangt mij teveel de afstandelijke wetenschapper uit.
Het geloof is geen objectief gegeven, dat je in- of uitschakelt. Laten we, ronduit en zonder terughoudendheid, blijven zeggen: de Bijbel is waar. Dan blijven we ook in lijn met de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “En zonder in enig opzicht te twijfelen geloven wij alles wat zij (= de Bijbelboeken)  bevatten. Dat doen wij niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als canoniek erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat zij van God zijn”[8].
Ik weet het wel: dat is niet wetenschappelijk. Maar het is wel gelovig.

De predikant memoreert in het ND dat hoogleraren zich eertijds hebben verzet tegen moderne hermeneutiek. Hij zegt: “Zij leerden alleen de regels over het uitleggen van de tekst. Niet over hoe je zelf betrokken bent bij je verhaal. De angst was dat alles relatief en subjectief zou kunnen worden. Inmiddels is in Kampen de omslag wel gemaakt. In mijn stellingname volg ik dus geen rare weg. Ik probeer mij hierin goed te verantwoorden”.
Ik wil graag geloven dat Van Dusseldorp van goede wil is.
Maar ik zeg onverbloemd: ik vertrouw het voor geen halve cent. Van Dusseldorp is, wat mij betreft, ietwat te onbevangen.
Voor je ’t weet zit je met die narratieve preken in de hoek waar mensen belangrijker zijn dan God.
Dat wil Van Dusseldorp niet.
Maar het is, als u het mij vraagt, de consequentie van narrativiteit. Onontkoombaar.

In de Bijbel staan heel wat verhalen. Die verhalen zijn mooi. En ik lees ze graag.
Weet u waarom?
Omdat ik telkens weer zie wat God doet.
Dát moeten we vasthouden. Met twee handen, alstublieft.

Noten:
[1] De gegevens van het bedoelde proefschrift zijn: Kees van Dusseldorp, “Preken tussen de verhalen: een homiletische doordenking van narrativiteit”. – Utrecht: VBK Media (Kok), 2012. – 303 p.
[2] “Verhalen zijn in preek onmisbaar”. In: Nederlands  Dagblad, dinsdag 28 februari 2012, p. 2.
[3] Zie bijvoorbeeld Johannes 3:15, 16 en 36; Johannes 5:24; Johannes 6:40 en 47; 1 Johannes 5:13.
[4] Handelingen 9:15.
[5] Psalm 105:5 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[6] Psalm 86:4 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[7] Johannes 14:6.
[8] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 5.

28 februari 2012

De waarheid geproclameerd aan alle generaties

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Als wij bidden om de heiliging van Gods naam, vragen wij de Here God of wij hem naar waarheid mogen kennen. Zo staat dat in Zondag 47 van de Heidelbergse Catechismus: “Geef ons eerst dat wij U naar waarheid kennen…”[1].

Bij die term ‘naar waarheid kennen’ fungeert Jeremia 9 onder meer als Schriftbewijs. Ik citeer: “Zo zegt de HERE: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke roeme niet op zijn kracht, de rijke roeme niet op zijn rijkdom, maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent, dat Ik de HERE ben, die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde doe; want daarin heb Ik behagen, luidt het woord des HEREN”[2].

Jeremia geeft het woord van de Here door.
En dat woord is niet gemakkelijk. Dat woord is donker van toorn, duister van woede.
Gods volk loopt voortdurend bij de Here weg. En dat doen ze niet voorzichtig. Nee, ze rénnen bij Hem weg; net als dravende paarden[3]. Ooievaars, duiven en allerlei andere vogels kennen het ritme van de seizoenen. Ze weten wat ze wannéér moeten doen. Maar Gods kinderen doen net of ze niet weten wat hun te doen staat[4]. Intussen roepen ze wel dat ze zich aan Gods wet houden.
Dat kán niet, zegt God. Ze hebben Mij bij de vuilnis gezet; en dan is de wijsheid ver te zoeken.
De Here kondigt straf aan. Er zal een bezetter komen die de macht overneemt. Er zullen dóden vallen.
En wat zal er vervolgens gebeuren? Gods volk zal in paniek raken. Opeens begrijpen de mensen dat de Here ingrijpt. Opeens doorziet de ganse natie dat er een rámp gebeurt[5]!
Nou – dat is dan uw eigen schuld, zegt de Here boos. U hebt uw heil bij andere goden gezocht[6].
Jeremia schrikt van die Boodschap. Verbijsterd is hij! Overdonderd!
Maar de Here houdt er niet over op. Gods kinderen vallen van de ene zonde in de andere. Roddels hoor je overal. Overal is onderdrukking. En bedrog. Zó gaat het bij Gods volk toe[7].
En dat néémt de hemelse Here niet.
Als Gods volk zich zó gedraagt, dan wordt het land een woestenij. De hele boel wordt één grote rimboe; een onaantrekkelijk gebied waar niemand wil zijn[8].
Bestel de klaagvrouwen alvast maar, zegt de Here. Dan kunnen die een klaaglied zingen. De Here geeft de tekst van de klaagzang er alvast maar bij[9]

Al die mensen die zich erop laten voorstaan dat zij bij Gods volk horen, moeten Hem echt kennen.
Zij moeten begrijpen dat Hij het is, die voor mensen genadig is, en ervoor zorgt dat ze een goed leven kunnen leiden.
Zij moeten begrijpen dat Hij het is, die rechtvaardig werkt en billijkheid bevordert.
Zij moeten begrijpen dat Hij het is die elke dag zegt dat mensen eerlijk met elkaar om moeten gaan.
Als ontzag voor de Here ontbreekt, dan gaan mensen zélf projecten bedenken.
Als eerbied voor de daadkrachtige zorg van de Here wegsijpelt, dan vermindert de werkkracht in de kerk navenant.
Als bewondering voor Gods plan verdwijnt, dan zijn vasthoudendheid en veerkracht in de kerk al snel ver te zoeken.

Deze zaken breng ik naar voren omdat we in een maatschappij leven, waarin het naar waarheid kennen van de Here helemaal geen thema meer is. In die situatie is het des te belangrijker om te weten wat wij aan God vragen als wij bidden: ‘Uw naam worde geheiligd’.

In onze samenleving proberen mensen de dagen tussen leven en dood op een prettige en comfortabele manier door te brengen; in veel gevallen lukt dat aardig goed[10]. Dat wij God lief moet hebben, en niets moeten doen dat tegen Zijn wil ingaat… – dat is voor veel mensen geen agendapunt meer[11].
Het dagelijks werk is een noodzakelijk kwaad geworden. Dat een christenmens zijn best doet om in al z’n dagelijkse activiteiten de zonde zoveel mogelijk te mijden, volop ruimte aan de Heilige Geest te geven en zich zo voor te bereiden op de oneindige hemelse rust… – dat geloven veel mensen niet meer[12].
Het lijkt er soms op dat geslachtsgemeenschap een der laatst overgebleven vormen van mystiek is en behoeftebevrediging het enige goed. Dat het doel van het huwelijk ook en voorál gelegen is in een bekend Oudtestamentisch motto – “Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen!” -… dat komt in onze woorden en daden van massa’s mensen niet zo vaak meer voorbij[13]. Dat ware gelovigen samen op weg zijn naar een eeuwig leven, dat geloof je in de kérk. Maar daarbuiten moeten u en ik er meestal niet mee aankomen.
Kinderen blijken niet zelden een last te zijn. Dat kinderen een plaats hebben in Gods verbond, om er – samen met hun ouders – voor te zorgen dat Hij de eer krijgt die Hem toekomt… – dat komt in weinig hoofden meer op[14].

In Jeremia 9 zijn de mensen zondig.
In de wereld van de eenentwintigste eeuw blijkt dat niet anders te zijn.

Wij moeten de Here naar waarheid leren kennen.
Hoe moeten we dat in een wereld als de onze klaar krijgen?
Antwoord:
* wij moeten met onze ogen en onze oren Jezus Christus volgen in Zijn wandeling door de historie van kerk en wereld;
* wij moeten zien en horen waar Zijn Woord verkondigd wordt;
* wij moeten goed kijken op welke plekken naar Gods geboden wordt geleefd;
* wij moeten ons zo snel mogelijk bij die daders van het Woord aansluiten.
Kortom: wij moeten zorgen dat we in de kérk zitten. Daar zitten de “ware gelovigen, die al hun heil verwachten van Jezus Christus, gewassen zijn door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest”[15].

Misschien, geachte lezer, wordt u thans bevangen door een gevoel van lichte teleurstelling.
Wellicht denkt u ook: dit is niet bepaald een noviteit.
Of zelfs: die weblogschrijver heeft vandaag weinig nieuws te vertellen.
Het mag duidelijk zijn: u heeft gelijk.
Dit Evangelie is namelijk al zo oud als het Bijbelboek Jesaja. Hoofdstuk 42 vermeldt over de knecht van de Here, over Jezus Christus: “Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren”[16]. Gods geopenbaarde wil, Zijn rechtsorde, wordt aan de wereld geproclameerd.
De kerk heeft de plicht om dat Evangelie door te geven. Die taak moet, ook in 2012, trouw worden verricht.
De kerk vertelt geen nieuws. Door de eeuwen heen klinkt de tijding van de Here. Die wordt bekend gemaakt aan opeenvolgende generaties. Door alle geslachten heen weerklinkt de waarheid van de Here.
Dat hemelse bericht zal te horen zijn totdat Jezus Christus naar de aarde weerkeert.
“Want Hij komt” – zo leert ons de dichter van Psalm 96 – “om de aarde te richten;
Hij zal de wereld richten in gerechtigheid
en de volken in zijn trouw”[17]!

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 47, antwoord 122.
[2] Jeremia 9:23 en 24.
[3] Jeremia 8:6: ”Dravende keren allen zich af, gelijk een paard dat zich stort in de strijd”.
[4] Jeremia 8:7: “Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden en tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht, maar mijn volk kent het recht des HEREN niet”.
[5] Zie Jeremia 8:10-17.
[6] Jeremia 8:19: “Waarom hebben zij Mij gekrenkt met hun beelden, met nietigheden uit den vreemde?”.
[7] Zie Jeremia 9:2-9.
[8] Jeremia 9:10-14.
[9] Jeremia 9:17-22.
[10] In het onderstaande maak ik onder meer gebruik van: Jonathan Price, “Links-liberale doodswens”. In: Nederlands Dagblad, zaterdag 25 februari 2012, p. 13.
[11] Heidelbergse Catechismus – Zondag 34, antwoord 94. Het gaat er in mijn leven om “dat ik de enige ware God naar waarheid leer kennen, Hem alleen vertrouw, met alle ootmoed en geduld mij aan Hem alleen onderwerp, al het goede van Hem alleen verwacht, Hem met heel mijn hart liefheb, vrees en eer, en wel zo, dat ik eerder alle schepselen prijsgeef, dan dat ik het minste of geringste tegen zijn wil zou doen”.
[12] Heidelbergse Catechismus – Zondag 38, antwoord 103. Het gaat er in mijn leven om “dat ik al de dagen van mijn leven mijn slechte werken nalaat, de Here door zijn Geest in mij laat werken, en zo de eeuwige sabbat in dit leven begin”.
[13] Jozua 24:15.
[14] Zie Genesis 17:7, waar God tegen Abram zegt: “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn”.
[15] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27.
[16] Jesaja 42:3.
[17] Psalm 96:13.

27 februari 2012

Populisme past niet in de kerk

Zodra het woord ‘populisme’ valt, kijkt een menigte kerkmensen lelijk. Wij zijn wars van populisme. Wij houden er niet van. PVV-politicus G. Wilders is, zo lijkt het wel, het vleesgeworden populisme; en dat is helemáál fout.

Maar soms heb ik het idee dat we niet precies weten wat populisme precies is.
Iedereen gooit met dat woord, alsof het een volleybal is. Zolang je de bal in de lucht houdt, gaat het spel door; maar niemand scoort punten.

Wat is populisme?
Populisme is een “populaire, oppervlakkige, enigszins demagogische betoogtrant. Oftewel, populistische politici proberen met alle mogelijke middelen de steun van de kiezers te verwerven, zonder zich al te veel te bekommeren om de inhoudelijke kwaliteit van hun voorstellen”[1].

In het populisme lijkt men uit te gaan van de gedachte dat de gewone man onderdrukt wordt. Zodoende worden nieuwe politieke partijen nog wel eens als populistisch bestempeld. Want die nieuwelingen vertolken de stem des volks.
Populisten keren zich nogal eens tegen de gevestigde orde. Zij laten zich erop vóórstaan dat zij een hechte band met het volk hebben. De keerzijde daarvan is dat meningen die populisten vertolken, nogal eens veranderen; de publieke opinie is namelijk nogal grillig.
Populisten zijn – vrijwel zonder uitzondering – charismatische leiders. Populisten roepen niet zelden op tot vaderlandsliefde.
Populisten zijn demagogen. Zij doen vaak een beroep op het gezonde verstand. En op de mógelijkheden van mensen. Het gepeupel moet logisch nadenken. Vervolgens is één bepaalde conclusie onontkoombaar. Maar dat is wel een éigen conclusie. Er is niemand die iets voorkauwt…

Intussen zijn wetenschappers fel met elkaar in discussie over de precieze definitie van populisme. Er wordt onderscheid gemaakt tussen rechts- en links-populisme. Sommigen spreken zelfs van ‘hele populisten’ en ‘halve populisten’[2].

Hoe dat zij: de kerk doet niet aan populisme.
En kerkménsen, als het goed is, ook niet.

Maar we moeten wel goed weten waaróm niet.
De boodschap van het populisme is populair. Het is makkelijk. En je hoeft er amper bij na te denken.
We moeten dus wel positie kiezen!
Er zijn meer christenen die zich dat realiseren. In Den Haag werd afgelopen zaterdag – 25 februari – zelfs een heuse studiemiddag over ‘kerk en populisme’ gehouden, las ik in het Nederlands Dagblad[3].

Hieronder heb ik een paar dingen op een rij gezet.
Opdat wij niet vergeten.

Populisme is van het volk.
En vanúit het volk.

De Here staat echter boven het volk.
Hij tóetst Zijn kinderen. Hij kijkt door hun leven heen. Hij doorziet hun motivatie. Om met Jeremia 20 te spreken: “Ja, de HERE der heerscharen is een rechtvaardige toetser, die nieren en hart doorziet”[4].
“Geen schepsel is voor Hem verborgen”, zegt Hebreeën 4, “want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen”[5].

De Here is ook in Zijn volk. In hun hárten, namelijk.
Hij heeft Zijn zegel op hen gedrukt. Hij heeft Zijn Heilige Geest als waarmerk gegeven: deze man is van Mij, deze vrouw is een kind van Mij. Zie bijvoorbeeld 2 Corinthiërs 1: “Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft”[6].

Populisme komt, om zo te zeggen, van onder af.
Maar dát kan de mensheid niet redden.

De publieke opinie is onvoorspelbaar. Die kan alle kanten op gaan. Wat vandaag in de mode is, is morgen weer uit.
Welnu, zo is het bij de Here niet. Hij heeft een plan, waarvan vaststaat dat het dient te worden uitgevoerd. De Here werkt niet met een planning in verandering. Hij is onveranderlijk. De Hebreeënschrijver omschrijft dat zo: “Want mensen zweren bij wie hoger is, en de eed dient hun tot bekrachtiging, als einde van alle tegenspraak. Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden, opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die tot Hem de toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt”[7].
Gods plan ondergaat door de eeuwen heen geen enkele wijziging.
De heilsbeloften voor Gods kinderen worden nimmer ingetrokken en teruggetrokken.

Die geloofswetenschap geeft het leven van ware gelovigen stabiliteit, stevigheid en duurzaamheid.
Dat wijst Paulus in Galaten 6 aan. Leest u maar even mee: “Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Want wie op de akker van zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op de akker van de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten”.
Eéuwig leven: dat lijkt mij toch heel wat anders dan de onbestendigheid van het populisme!

Het populisme gaat vaak tegen de gevestigde orde in.
Een oppervlakkig mens zou kunnen denken: de hemelse Heer gaat óók tegen het establishment in. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het oude gaat voorbij. Er komt een Koninkrijk waarin alles nieuw zal zijn.
En de vraag is: heeft onze God iets van een Populist? Antwoord: wie die gedachte koestert  doet de Here grof onrecht. Want bij de totstandkoming van Zijn Koninkrijk gebruikt Hij de arbeid van Zijn kinderen.
Wat dit betreft denk ik eerst aan 1 Corinthiërs 15: Paulus zegt daar dat onze aardse arbeid niet vruchteloos is[8]. Vervolgens denk ik ook aan onze Dordtse Leerregels. Daarin staat in hoofdstuk 5 te lezen: “Nu heeft het God behaagd zijn genadewerk in ons te beginnen door de prediking van het evangelie. Evenzo wil Hij het instandhouden, voortzetten en voltooien door het laten horen, lezen en overdenken van het evangelie, door aansporingen, dreigementen, beloften en ook door het gebruik van de heilige sacramenten”[9]. Gods genadewerk wordt doorgezet in de preek. En in boeken en tijdschriften over kerk en Bijbel. En in allerlei gedachten die we hebben als we, bijvoorbeeld aan tafel, in de Schrift lezen.
De Here pleegt geen staatsgreep. Hij organiseert geen wereldwijde muiterij. Hij zet Zijn werk door met gebruikmaking van de middelen die we vandáág hebben!

Populisten roepen nogal eens op tot vaderlandsliefde.
We moeten dit land rédden, zeggen ze dan.
Wij moeten ervoor zorgen dat het niet wordt overgenomen door Europa. Of door de moslims. Stél je toch voor!
Nu zeggen Gereformeerde mensen niet dat hun vaderland de moeite van het leven niet waard is. Dat laten zij wel uit hun hoofd. Nederlanders hebben een best vaderland; dat is de kwestie niet. Zij zijn echter op weg naar een beter vaderland. In zekere zin zijn zij, om met Hebreeën 11 te spreken, vreemdelingen en bijwoners op aarde[10].
In dat betere vaderland wonen niet alleen maar Nederlanders. Er wonen ook volgelingen van Christus in andere landen op de wereld. Als ik het goed weet zijn er in de wereld 194 onafhankelijke staten: 193 leden van de Verenigde Naties, en Vaticaanstad[11]. Misschien heeft Jezus Christus wel kinderen in élk land van de wereld. Wie zal het zeggen?
We moeten ons niet laten verleiden tot een verkeerd soort vaderlandsliefde!

De kerk doet niet aan populisme.
Inmiddels realiseer ik mij weer ten volle waaróm dat zo is.

Noten:
[1] Zie http://www.encyclo.nl/begrip/populist .
[2] Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Populisme .
[3] Piet Houtman,“Traditie inzetten in de buurt”. In: Nederlands Dagblad, vrijdag 24 februari 2012, p. 2. Zie ook http://www.kloosterkerk.nl/?page=nieuws#n1375 .
[4] Jeremia 20:12.
[5] Hebreeën 4:13.
[6] 2 Corinthiërs 1:21 en 22.
[7] Hebreeën 6:16-18.
[8] 1 Corinthiërs 15:57 en 58: “Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus. Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here”.
[9] Dordtse Leerregels, hoofdstuk V, artikel 14.
[10] Zie Hebreeën 11:13 en 14: “In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken”.
[11] Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_landen_van_de_wereld .

24 februari 2012

Bewust in balans?

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Vasten is in.
De RKK, dat is de omroep van de Rooms-katholieke Kerk, zendt momenteel op televisie zelfs een Vastenjournaal uit. Er wordt onder meer gezocht naar bijzondere vasteninitiatieven. Ook worden bekende Nederlanders getest op hun vastenbestendigheid[1].

Waarom is er zoveel aandacht voor het vasten?
Roderick Vonhögen weet het wel.
Voor ons aller beeld: Vonhögen is priester in het aartsbisdom Utrecht. Als RKK-presentator is hij veelvuldig op televisie te zien[2].
In het Nederlands Dagblad zegt hij: “We hebben het nog nooit zo massaal aangepakt. Je voelt dat de tijd er rijp voor is. Ik denk dat de interesse samenhangt met de toegenomen aandacht voor bewuster leven, de balans zoeken. Consumenten zijn kritischer geworden. Daarbij is het crisistijd. Misschien bereiden mensen zich voor op wat komen gaat: een tijd met iets minder luxe”[3].
Vasten is iets voor de kritische consument.
Iets voor balanszoekers.
En dit jaar is de vastenperiode extra welkom: in crisistijd kan men zich al vast oefenen in het aanhalen van de broekriem.
De tijd is er rijp voor.
Aldus de mediapriester.

Wat is vasten precies?
Men kan het, als u het mij vraagt, in zes woorden samenvatten: concentratie op de bekering tot God.
Wie zich tot goddeloosheid laat verleiden, komt er in vast te zitten. Dat is een ketting waaraan je vast zit. Een goddeloos mens heeft, net als een hond die vastgebonden is, een beperkte actieradius. Hij draait telkens in hetzelfde cirkeltje rond.
Maar de boodschap aan Gods kinderen is helder: bekéér u!

Vasten duidt er, als u het mij vraagt, ook op dat wij alle mensen waarderen als schepselen van God. Vanuit die waardering geven wij hen, waar dat mogelijk is, leefruimte en ontplooiingsmogelijkheden.
In Jesaja 58 lees ik: “Is dit niet het vasten dat Ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken?”.
De geleerden die de kanttekeningen bij de Statenvertaling schreven, verwezen naar Leviticus 25.
In dat hoofdstuk gaat het onder meer over de houding van Israëlieten tegenover hun arme volksgenoten. Als iemand tot armoede verviel, en vervolgens bij een werkgever in loondienst kwam, mocht men hem geen slavenarbeid laten verrichten. Zo’n armoedige Israëliet werd een inwonende huurling. Er moest sprake zijn van goede, fatsoenlijke arbeidsomstandigheden[4].
Het bovenstaande brengt mij tot de conclusie dat het fenomeen ‘vasten’ niet slechts iets persoonlijks is. Wie de diepgang van het Schriftuurlijke vasten peilt, moet – als u het mij vraagt – begrijpen dat dat een grote uitstraling heeft.
Vasten wil niet alleen zeggen: ik onthoud mij van eten en drinken. En ook niet alleen: ik laat bepaalde dingen na. Er moet wel degelijk iets gebéuren. Vasten: dat is geen leegte, maar een vernieuwde vulling van ons leven.

Priester Vonhögen zegt: “Ik vind ook dat vasten gaat over wat je eet; er gaat niets boven een rommelende maag. Maar laat ik niet te hard oordelen. Misschien is het ook een goede periode om los te laten”.
Loslaten: dat woord is in de mode.
Loslaten? Ik vind het oké.
Loslaten? Dat kan heel gezond zijn.
Maar uit Jesaja 58 – dat Oudtestamentische hoofdstuk over vasten – begrijp ik dat ik eerst en voorál Iemand moet vastpakken.
Het is goed als wij nog iets nauwkeuriger lezen. Wij hoeven niet anders te doen dan roepen. Gewoon: hard roepen. En de vraag klinkt: wat zal ik roepen[5]?  Het antwoord is eenvoudig.  ‘Here, help!’ – dat moeten we roepen. En dan komt de Here ook in actie. Kijkt u maar: “Als gij dan roept, zal de HERE antwoorden; als gij om hulp roept, zal Hij zeggen: Hier ben Ik”[6].
Een gelovig mens roept niet in het luchtledige. De hemel is niet van koper. De hemel is ook geen ondoordringbaar plafond, waar de natuur zo nu en dan fraaie schilderingen op aanbrengt.
De Here geeft een kalmerend antwoord: ja heus, Ik ben er wel!

Maar na die mededeling – ‘ja heus, Ik ben er wel’ – is de Here nog niet uitgepraat.
U moet het juk uit uw midden wegdoen, zegt Hij. Dat woord ‘juk’ kunnen we ook weergeven met ‘stang’ of ‘boom’[7]. Wij moeten, kortom, de mensen om ons heen niet met zware lasten opzadelen. We mogen mensen in onze omgeving niet naar beneden drukken.
Kwaadsprekerij mag niet aan de orde zijn.
Hongerigen moeten we voeden met maaltijden die wijzélf zouden willen nuttigen.
De boodschap van de Here is, als het er op aankomt, betrekkelijk simpel. Het is deze: mensen, ga aan het werk! De Here maakt het in Jesaja 58 duidelijk: wij moeten christelijk met onze medemensen omgaan.

Aan het eind van Jesaja 58 staat nog iets opmerkelijks.
Ik lees: “Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des HEREN van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in de HERE en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde”[8].
Hoe moeten wij de boodschap van Jesaja 58 samenvatten?
Wellicht kan dat als volgt.
* Vasten: dat is een oproep tot bekering.
* Zondagsheiliging: dat is bekeringskrácht opdoen.
Het is de Here Zelf die ons die bekerings-energie zal geven. Hij geeft ons de middelen, om te doen wat Hij van ons vraagt.

De kritische consument merkt op: de vastentijd is een goede periode om alvast wat te oefenen teneinde de magere jaren te kunnen overleven.

Ware gelovigen zeggen: wij zullen tot de Here roepen; dan zal Hij ons alles geven om in Zijn dienst te kunnen staan.
Gewapend met dat simpele Evangelie zijn wij op weg naar eeuwige harmonie van de hemel. Dat staat vast.

Noten:
[1] Zie: “RKK komt met Vastenjournaal in vastentijd”. In: Nederlands Dagblad, maandag 20 februari 2012, p. 2.
[2] Zie voor meer informatie over hem http://nl.wikipedia.org/wiki/Roderick_Vonh%C3%B6gen .
[3] Zie: “Er gaat niets boven een maag die rommelt”. In: Nederlands Dagblad, woensdag 22 februari 2012, p. 2.
[4] Leviticus 25:39: “Wanneer uw broeder verarmt bij u en zich aan u verkoopt, dan zult gij hem geen slavenarbeid laten verrichten”. Zie ook de webversie van de Studiebijbel.
[5] De geoefende Bijbellezer herkent hier wellicht Jesaja 40:6.
[6] Jesaja 58:9.
[7] Zie de webversie van de Studiebijbel.
[8] Jesaja 58:13 en 14.

23 februari 2012

Psalm 62: één en één is twee

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , ,

Bij onze God zijn wij veilig.
Mensen gedragen zich soms onfatsoenlijk, vijandig en bedreigend.
Als er dan noodsituaties ontstaan, drijft dat kinderen van God niet tot uiterste wanhoop.
Nu is het ook niet zo dat Gereformeerde mensen er altijd in slagen om volkomen stoïcijns te blijven. Christenen zijn namelijk geen specialisten in ijzige kalmte. En dat hoeft ook niet. Maar tot úiterste wanhoop worden zij nooit gedreven. Van totale paniek hoeft geen sprake te zijn.
Waarom niet?
Omdat de Here een schuilplaats is. Een onderdak dat nimmer instort.

In Psalm 62 keert David “zich stil tot God”[1].
Nu het om die stilte gaat, moeten wij zorgvuldig lezen.
Het is niet zo dat David, om zo te zeggen, de deur van zijn ziel open trekt om aldaar – in het centrum van zijn bestaan – tot zichzelf in te keren en stil te worden. Nee, David gaat naar God; zo gaat hij de stilte binnen. Met Hém gaat hij de stilte in.
Iemand omschreef het in een preek eens als volgt: “Wij denken vaak dat het lied van de stilte je start moet zijn. En midden in de onrust van het leven kunnen wij daar juist zo moeilijk mee starten. Maar het is niet je stárt, het is juist je toevlucht[2].

Dat is, dunkt mij, het eerste en het voornaamste dat David ons in de tweeënzestigste Psalm leren wil[3].

Tegenwoordig zijn mensen al tevreden als de dingen die zij doen, prima aanvoelen[4].
‘Het voelt goed’, zeggen de mensen dan.
David geeft ons in Psalm 62, door de Heilige Geest gedreven, het Godsdienstige advies om de knop om te zetten.
Laten we wél wezen: dat valt lang niet altijd mee. Een kleine gebeurtenis in ons leven kan ons, al is het maar voor even, uit het evenwicht brengen.
David stimuleert ons: broeders en zusters, ga de strijd aan!
Niet dat daarmee alle problemen opeens de wereld uit zijn.
Maar wie met z’n gezicht naar God toe staat, zal ervaren dat het leven evenwichtiger wordt. Dagelijkse bekering geeft uiteindelijk gemoedsrust.

Er is meer.
David wil het Evangelie over het bestaan van die schuilplaats dóórgeven. Hij houdt dat niet voor zichzelf. Hij zegt:
“Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk,
stort uw hart uit voor zijn aangezicht;
God is ons een schuilplaats”[5].
Er zijn heel wat mensen die zeggen: ik kan wel op mijn eentje christen wezen. Met kerkmensen héb ik niks. Mijn broeders en zusters zeggen me niets en zij begrijpen me bovendien toch niet. Wat doe ik dan in de kerk?
Dat, geliefde lezers, is een misvatting. Een volk hoort bij elkaar. Je kunt er niet omheen dat een bepaalde natie een eigen cultuur heeft. En de kerk heeft de cultuur van Christus: de eer van God en het heil voor Zijn kinderen[6]. Méérvoud.
En de dichter maakt het duidelijk: het is van het hoogste belang dat wij samen bidden. De dichter geeft aan hoe belangrijk het is dat vragen en problemen in gezamenlijkheid bij de Here worden neergelegd.
Een Gereformeerd mens is, in het geloof althans, nooit een solist!

Psalm 62 eindigt met een getallenspreuk:
“God heeft eenmaal gesproken,
ik heb dit tweemaal gehoord:
de sterkte is Godes.
Ook de goedertierenheid, o Here, is uwe,
want Gij zult ieder vergelden naar zijn werk”[7].
In zo’n getallenspreuk wil de spreker dingen bij elkaar brengen[8]. In deze psalm zijn dat:
* Gods kracht
* Gods barmhartigheid.
David wil blijkbaar zeggen: één en één is twee. Dat Gods kracht en Zijn barmhartigheid bij elkaar horen, dat spreekt eigenlijk vanzelf.
Een energieke aanpak en een milde stemming: voor ons gevoel past dat lang niet altijd bij elkaar. Die combinatie is in de hémel echter heel gewoon.
De Here maakt namelijk een helder onderscheid tussen degenen, die Hem dienen en de mensen die niet met Hem leven. En voor kinderen van God geldt: één en één is twee; zij zien Zijn kracht én Zijn barmhartigheid.

Eén ding nog.
“Gij zult ieder vergelden naar zijn werk”, leert David ons[9].
Als het goed is, vibreert die toezegging levenslang mee in alle activiteiten van trouwe kinderen van God.
Johannes heeft in Openbaring 14 de echo van dat bevrijdende bericht uit de hemel horen komen. Er kwam een hemelse opdracht: Johannes, notéér dit Evangelie!
Zodoende weten alle kinderen van God dat er een heerlijke, eeuwige rust komen zal.
Door de gewelven van de kerk galmt, in alle tijden en op alle plaatsen, de blijde Boodschap: “…zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na”[10].

Noten:
[1] Psalm 62:2.
[2] Professor dr. J. van Bruggen omschreef dat zo in een preek over Psalm 62. Te vinden op http://www.vanbruggenpreken.nl/PDF1/preek.php?id=66&id1=0 .
[3] In april aanstaande hoop ik in De Bazuin – het landelijk kerkblad van De Gereformeerde Kerken – Psalm 62:6 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek) kort toe te lichten in de rubriek ‘Psalm van de Week’. Dit stuk is het resultaat van enige voorstudie.
[4] In het onderstaande maak ik onder meer gebruik van een preek van de Gereformeerd-vrijgemaakte dr. J.M. Burger. Zie http://www.devoorhof.nl/Published/index.php?option=com_content&view=article&id=103:psalm-62-6-word-rustig-bij-god-mijn-ziel-ds-hans-burger-&catid=48:preken&Itemid=82 .
[5] Psalm 62:9.
[6] Psalm 62:8: “Op God rust mijn heil en mijn eer…”.
[7] Psalm 62:12 en 13.
[8] De typering ‘dingen bij elkaar brengen’ is te vinden op http://www.kerkenvrede.nl/tegenspraak/index.php?sct=002008-05-252 .
[9] Psalm 62:13.
[10] Openbaring 14:13.

22 februari 2012

Romeinen 13: kerkvolk op weg naar Christus’ wederkomst

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Zo de Here wil vergadert vanavond de mannenvereniging waar ik lid van ben.
Wij buigen ons over Romeinen 13.
Wij spreken dus over de taak van de overheid. En over de liefde tot de naaste. En misschien ook nog wel over de opdracht om Jezus Christus aan te doen.

In dat hoofdstuk staan maar veertien verzen.
Wat zal men van al die dingen zeggen? Wordt het vanavond een korte bespreking[1]?

In Romeinen 13 is het uitgangspunt de wil van God. Hij wil dat Zijn kinderen goede dingen doen[2]. Daarover heeft Paulus reeds in hoofdstuk 12 geschreven[3].
Onze daden moeten voldoen aan Gods normen. Die daden worden, als het goed is, ingekaderd door een Gereformeerde ethiek.
Die ethiek wordt, blijkens Romeinen 14, gekenmerkt door “rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest”[4] .
En vanzelfsprekend ook door eerbied en ontzag voor de Here[5].
De Heilige Geest wijst ons voortdurend op het werk van Jezus Christus. De Hebreeënschrijver schreef daaromtrent: “De God nu des vredes (…) bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus[6]. De Redder van ons bestaan is ook de Initiator van de dingen die wij doen!

Welnu, in het kader van Gods wil voor ons leven – “het goede, welgevallige en volkomene” –  schrijft Paulus ook over de overheid[7].

U moet weten: de Joden hadden vragen over het recht van de Romeinse overheid.
Waren de Joden verplicht om belasting aan de Romeinen te betalen[8]? Aan dergelijke betalingen hadden Joden een diepgewortelde hekel. De onafhankelijkheidszin zat diep ingebakken. Wij zijn nóóit iemands slaven geweest, zeiden de Joden in Johannes 8 tegen Jezus[9]. En in Handelingen 5 wordt melding gemaakt van volksmenners die een revolutie wilden ontketenen[10].
De Romeinen zeiden tegen elkaar: die christenen zijn met hetzelfde sop overgoten als de Joden. Joodse opstandigheid werd daarom al snel op het conto van christenen geschreven.
Paulus wil daarom in Romeinen 13 eigenlijk zeggen: het is voor volgelingen van de Here Jezus Christus belangrijk om elke schijn van revolutie te vermijden. Respect voor de overheid is nodig!

‘Jezus is Heer’, zeggen ware christenen onbekommerd.
Maar dat betekent blijkbaar niet dat ze zich van koningen en regeringen niets hoeven aan te trekken.
De Here God heeft overheden gegeven om ervoor te zorgen dat onder de mensen alles in goede orde toe gaat[11].
Pas als overheden tegen Gods geboden in gaan, geldt de regel: men moet God méér gehoorzaam zijn dan mensen.
Dat is indertijd al aan de Joodse Raad duidelijk gemaakt, zo blijkt in Handelingen 4 en 5[12]. En in onze tijd is dat niet anders.

Anti-revolutionair leven, dat is: je houden aan de regels die aardse overheden stellen.
Anti-revolutionair leven, dat is ook: leven in liefde voor elkaar en voor de naaste. Men richt zich dan op de behoeften van de ander. Daarbij gaat het er niet om dat die liefde wederkerig is. In feite dóet het er niet zo toe of die genegenheid beantwoord wordt.

“Gij verstaat de tijd wel”, schrijft Paulus[13]. Hij gebruikt het woord kairos: bepaald tijdpunt, beslissend tijdstip, gunstig ogenblik, tijdsgewricht[14] .
Er is, zo wil Paulus maar zeggen, geen tijd te verliezen. De nacht is bijna om; de dag komt eraan.
Zo bepaalt Paulus ons bij de wederkomst van Jezus Christus.

Gereformeerde mensen lopen op deze aarde, om zo te zeggen, in de nacht.
Het is – in de meest letterlijke zin – aardedonker. En in die duisternis zijn dus een paar lichtpuntjes; Gereformeerde mensen zijn gewapend met strijdmiddelen van het licht.
Wie naar Gods Woord leeft, heeft – om zo te zeggen – de zaklantaarn bij zich.
Als de Heilige Geest in ons hart woont, hoeven wij niet bang te zijn voor de nieuwe dag. En wij mogen het weten: op die dag gaat de zon nimmer meer onder. Het wordt nooit meer nacht[15].

Als u het mij vraagt, tekent Paulus in Romeinen 13 een lijn uit; een lijn met drie markeringspunten.
Het Gereformeerde kerkvolk is op weg naar Christus’ wederkomst.
1. in de gehoorzaamheid aan – de soms falende! – aardse overheid worden Gods kinderen voorbereid op de perfectie van Gods hemelse regering
2. in de heiliging worden Gods kinderen klaargemaakt voor een plaats in Gods hemelse regering
3. in het bericht van Christus’ wederkomst worden Gods kinderen geattendeerd op de nabijheid van Gods hemelse regering.

U kent uw tijd, schrijft Paulus.
Daarmee bedoelt hij niet: u weet van de economische crisis. Hij bedoelt niet: u kent de politieke situatie.
Hij bedoelt: u weet waar het naar toe gaat met deze wereld.
Hij wil maar zeggen: Jezus Christus haast Zich om zo spoedig mogelijk terug te komen.

Vanavond vergadert, in een zaaltje aan het Hoendiep in Groningen, een mannenvereniging.
Het hoeft geen saaie avond te worden.
Want in het te behandelen hoofdstuk, Romeinen 13, zit heel wat dynamiek.

Want waar loopt het op uit?
Gods kinderen worden geheiligd en vernieuwd.
En de Here zelf zal, als Hij het teken daartoe gekregen heeft, neerdalen uit de hemel.
Ergens roept een engel.
Daar klinkt het doordringende geluid van een bazuin.
Hij komt!
Hij komt met haast[16]!

Noten:
[1] Op woensdag 8 februari jongstleden publiceerde ik op deze internetpagina een artikel over Romeinen 12. Wie dat nog eens lezen wil kan terecht op https://bderoos.wordpress.com/2012/02/08/romeinen-12/ .
Vandaag, woensdag 22 februari, vergadert de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Vanavond wordt Romeinen 13 besproken. Dit artikel is één van de resultaten van mijn voorstudie.
[2] In het onderstaande maak ik onder meer gebruik van de webversie van de Studiebijbel.
[3] Zie Romeinen 12:2: “En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene”.
[4] Zie Romeinen 14:18.
[5] Zie Hebreeën 12:28: “Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag”.
[6] Hebreeën 13:20 en 21.
[7] In het onderstaande maak ik onder meer gebruik van http://www.deltacursus.nl/romans/studies/romeinen-13-overzicht.pdf .
[8] Zie Mattheüs 22:16 en 17: “En zij (= de Farizeeën) zonden tot Hem hun leerlingen, met de Herodianen, die zeiden: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert en dat Gij U aan niemand stoort; want Gij ziet de mensen niet naar de ogen. Zeg ons dan, wat dunkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?”. Zie ook Marcus 12:14 en Lucas 20:21 en 22.
[9] Johannes 8:31-33: “Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult vrij worden?”.
[10] Handelingen 5:36 en 37; de Farizeeër Gamaliël zegt daar: “Want vóór deze dagen stond Teudas op, die beweerde, dat hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep. Na hem stond Judas de Galileeër op, in de dagen der inschrijving, en kreeg vele afvalligen op zijn hand, maar ook deze is omgekomen en zijn gehele aanhang is uiteengeslagen”.
[11] Zie ook artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: “Wij geloven dat onze goede God om de verdorvenheid van het menselijk geslacht geboden heeft, dat er koningen, vorsten en overheden zullen zijn. Hij wil namelijk dat de wereld geregeerd wordt door wetten en staatsregelingen, zodat de ongebondenheid van de mensen bedwongen wordt en alles in goede orde onder hen toegaat”.
[12] Handelingen 4:18, 19 en 20: “En toen zij hen binnengeroepen hadden, bevalen zij hun in het geheel niet meer te spreken over of te leren op gezag van de naam van Jezus. Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tot hen: Beslist zelf, of het recht is voor God, meer aan u dan aan God gehoor te geven; want wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben”. En Handelingen 5: 28 en 29; de leden van de Joodse Raad zeggen: “Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen. Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen”.
[13] Romeinen 13:11: “Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen”.
[14] In het onderstaande maak ik onder meer gebruik van: Ds. Joh. Francke, “Gerechtigheid uit het geloof”. – Groningen: Uitgeverij De Vuurbaak, 1974. – p. 134-136.
[15] Dr. J. Douma preludeert op hetzelfde thema in een preek over Romeinen 13:11-14. Zie http://www.josdouma.nl/index.html?/preken/preken/rom13b.html .
[16] Zie ook 1 Thessalonicenzen 4:16: “…de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel…”.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.