gereformeerd leven in nederland

31 december 2014

Jaarwisseling 2014-2015: de Here zegene u

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Dit is het laatste artikel dat in 2014 op deze internetpagina verschijnt[1]. Voor het komende jaar wens ik u allen alvast Gods onmisbare zegen toe.
Dat doe ik met een gerust hart.
Immers: het werk dat de Here in en met ons is begonnen, maakt Hij ook werkelijk af.
Zo staat dat in Philippenzen 1: “Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus”[2].

Er is een wetenschapper geweest die over die tekst zei: Paulus schrijft dat met het oog op de ‘geloofsstand’ van de gemeente als geheel. Een gereformeerde Godgeleerde schreef: “We hebben hier echter wel terdege te denken aan een werk in de harten van de individuele gelovigen te Filippi”. Paulus heeft het hier dus echt over het persoonlijke geloof in Jezus Christus[3].

In Philippenzen 1 gaat het over “een goed werk”. Dat is opvallend. Want werk dat de Here verricht, dat is toch per definitie goed?

Paulus doelt vooral op de uitwerking die het evangelie heeft. Als er een trouwe prediking is, als steeds weer heel de Schrift open gaat, dan ‘ontvouwt’ ons leven zich. De harmonica wordt, om zo te zeggen, open getrokken. We zien steeds weer en voortdurend meer dingen die de Here in ons leven heeft gelegd. Er worden steeds meer plooien glad gestreken. Want zelfs onze moeilijkheden worden ingepast in ons leven als kind van God. Het leven wordt zo dus echt één. En dat ontplooiingswerk wordt voltooid op de dag van Christus’ wederkomst.

In dat licht wil ik vandaag aandacht vragen voor een bekende tekst uit Numeri 6. Wij horen die woorden elke zondag in de kerk. Laat ik ze hier nog even neerzetten.
“De HERE zegene u en behoede u;
de HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
de HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede”[4].

De zegen van Numeri 6 roept ons op tot:
1. wijding aan God
2. gebed tot God
3. leven in het verbond met God

Dit is een artikel; geen preek, dus. Maar ’t was voor een dominee misschien een goede puntenverdeling geweest. En in dit artikel doet de onderscheiding van die drie aspecten het ook prima. Het bevordert het schrijf- en leesplezier. En bovendien is een stevig ‘handvat’ mooi meegenomen.

1.
a.
In het Bijbelboek Numeri wordt Gods volk opgesteld. Het volk wordt geteld[5]. De dienst aan God wordt geregeld. De Levieten worden er voor vrijgesteld[6].
Een exegeet vat de geschiedenis van Numeri 1:1-6:23 mooi samen: “In de voorgaande hoofdstukken en het voorgaande gedeelte van dit hoofdstuk zien we hoe God
* het volk rondom Zich heeft geplaatst;
* het volk naam voor naam heeft geteld;
* de dienst heeft geordend;
* het kamp heeft gereinigd;
* de ware positie van de toegewijde dienstknecht heeft bepaald”[7].
Gods volk wordt, zonder dat het het weet, terdege op het ontvangen van de zegen voorbereid!
b.
Voorafgaand aan die zegen lezen we in de Bijbel een perikoop waarin de wet op het tijdelijke nazireeërschap geregeld is. Dat nazireeërschap was in de oud-Oosterse wereld wel bekend. Wie het begin van Numeri 6 leest, zal ook constateren dat daar eigenlijk helemaal niet wordt uitgelegd wat nazireeërschap is. Het gaat wel over de manier waarop men in Israël het nazireeërschap invult. Maar het begrip ‘nazireeër’ zelf hoeft klaarblijkelijk niet uitgelegd te worden.
De nazireeër is helemaal aan God gewijd.
Die wijding gaat heel ver.
In Numeri 6 valt te lezen: “Al de tijd van zijn nazireeërgelofte zal geen scheermes over zijn hoofd komen; totdat de tijd, voor welke hij zich aan de HERE gewijd heeft, ten einde is, zal hij heilig zijn, hij zal zijn hoofdhaar lang laten groeien. Al de tijd, dat hij zich aan de HERE gewijd heeft, zal hij bij geen dode komen; aan zijn vader noch zijn moeder, aan zijn broeder noch zijn zuster mag hij zich, na hun sterven, verontreinigen, want het nazireeërschap zijns Gods is op zijn hoofd. Al de tijd van zijn nazireeërschap is hij de HERE heilig”[8].
Dus: de zegen die we elke zondag meekrijgen is gebaseerd op het feit dat het leven aan God gewijd is. De zegen die we mee krijgen staat klaarblijkelijk daarmee in verband. De zegen is niet een slotformule, een veredeld ‘wel thuis’. Het zijn woorden die ons aansporen om de Here te dienen en te eren.
c.
De eerste hoofdstukken van Numeri maken duidelijk dat het aan de Here niet zal liggen. Hij doet er alles voor om de dienst aan Hem mogelijk te maken. Nee, anno Domini 2014 is dat niet veranderd. En ook volgend jaar zal de Here aan Zijn volk alles geven wat nodig is om Hem te eren. Laten wij de ons geboden gelegenheid maar enthousiast gaan gebruiken!

2.
In Numeri 7, het hoofdstuk dat na die priesterlijke zegen komt, gaat het over de offergaven die bij de inwijding van de tempel worden gebracht. Het hele volk deed mee. Er waren dus heel veel offers. Maar de organisatie van dat alles was uitstekend geregeld.
En aan het einde van Numeri 7 loopt Mozes, de middelaar van het volk Israël, in feite zomaar bij de Here binnen. Dat was, om zo te zeggen, een afbeelding en schaduw van het hemelse. Vandaag de dag mogen we pleiten op het werk van de Middelaar met een hoofdletter M. Dat betekent dat we op onze eigen plek contact met de Here kunnen zoeken.
Bidden kan gewoon in onze eigen stoel. Bidden kan in ons eigen huis.
Wanneer we de zegen meekrijgen betekent dat, dat de Here rekent op tweerichtingsverkeer. En Hij kan, Hij mag daar op rekenen. Want in de kerk ontmoet Hij Zijn eigen kinderen. Daar zitten ze – duur gekocht en wel. Dan is dat toch logisch?
Men hoort dominees nog wel eens iets zeggen als: neem deze zegen mee het leven in. Dat is, op de keper beschouwd, een versluierende uitdrukking. ‘Ga in vrede naar uw huis’. Dat is wel wat mooier. Maar zou iedere kerkganger ook snappen dat het ontvangen van Gods zegen vervolgens ook eigen activiteit veronderstelt?
Ik betwijfel het, eerlijk gezegd.
Laten we het maar voor ogen houden: Numeri 6 stimuleert ons tot gebedsactiviteit.

3.
a.
In de zegen van Numeri 6 wordt steeds een aanvoegende wijs gebruikt: zegene, behoede, verheffe.
Er zijn tegenwoordig sommige dominees die die wensvorm verdonkeremanen. Dan wordt het dus: zegent, behoedt, verheft. Enzovoort. Dat is wel te begrijpen. Want de aanvoegende wijs is in Nederland ouderwets geworden.
En misschien willen die predikanten ook wel benadrukken dat gelovigen zeker mogen zijn van Gods zorg.
Dat moge allemaal waar zijn. Maar laten we daarbij goed beseffen dat Gods verbond weliswaar eenzijdig is zijn ontstaan, maar tweezijdig in zijn bestaan. Wie leeft binnen het verbond, zal – ook in 2015 – graag en Geestdriftig naar Gods wetten leven. Echter: iedere stimulans daartoe is welkom. Oftewel: elke aansporing is gewenst. Waarom? Antwoord: de zonde kan ons zomaar parten spelen. Ook als het hierom gaat zijn wij volkomen afhankelijk van Gods genade. Daarom is die aanvoegende wijs, die wensvorm, goed op z’n plaats.
b.
Hierboven noteerde ik: wie leeft binnen het verbond, mag zeker weten dat het ontplooiingswerk dat God in onze levens begonnen is, ook werkelijk voltooid zal worden. Dat uitvouw-werk wordt voltooid op de dag van Christus’ wederkomst.
In het verlengde daarvan constateer ik tenslotte: het jaar 2014 was een jaar van de Here; opnieuw zijn we dichter bij Christus’ terugkomst gekomen. Laten we daarom maar vol vertrouwen de jaargrens passeren.
Voor ware gelovigen blijft Psalm 119 ook in het nieuwe jaar waar:
“Uw woord is als een lamp, een helder licht,
een schijnsel op mijn pad, een eeuwig baken
dat in de duisternis mijn schreden richt.
Ik zwoer en ik begeer het waar te maken,
dat ik zal wand’len voor uw aangezicht,
dat ik uw recht zal roepen van de daken”[9].

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op maandag 2 januari 2006.
[2] Philippenzen 1:6.
[3] Zie: Dr. L. Floor, “Filippenzen – Een gevangene over de stijl van Christus”. – Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, © 1998. – p. 49 en 50.
[4] Numeri 6:24, 25 en 26.
[5] Zie Numeri 1 en 2.
[6] Zie Numeri 3.
[7] Zie http://www.oudesporen.nl/Download/OS1007.pdf .
[8] Numeri 6:5-8.
[9] Psalm 119:40 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).

30 december 2014

Voor de eeuwigheid gereed gemaakt

Het loopt tegen het einde van het jaar. Nog twee dagen, dan vermeldt de kalender een nieuw jaartal.

Dat memoreer ik omdat ik in dit artikel iets wil schrijven naar aanleiding van Zondag 28 van de Heidelbergse Catechismus. Daar wordt gevraagd: “Hoe wordt u in het heilig avondmaal onderwezen en ervan verzekerd, dat u aan het enige offer van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al zijn schatten deel hebt?”. In het antwoord op die vraag staat dan onder meer dat Christus heeft beloofd “dat Hij zelf mijn ziel met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven voedt en verkwikt. Dit is even zeker als ik het brood en de wijn, als betrouwbare tekenen van Christus’ lichaam en bloed, uit de hand van de dienaar ontvang en met de mond geniet”[1].
Tot het eeuwige leven – ziet u dat de factor ‘tijd’ hier, haast in het voorbijgaan, uitgeschakeld wordt?

Wij denken in jaren. In jaartallen. In decennia en eeuwen. In tijdperken en periodes. Bij een overgang naar een nieuw kalenderjaar worden wij daar weer eens bij bepaald.
Maar in de kerk kijken we verder. Daar zien we de grote lijn van de wereldgeschiedenis. Nee, we werpen geen blik in de tweeëntwintigste eeuw; we weten niet eens of het Gods bedoeling is dat die eeuw nog komt. We verheugen ons op de eeuwigheid. Op gelukkige tijdloosheid. Op een vredige samenleving waar klokken geen recht van bestaan hebben.

Wij denken in dagen. In weken. In maanden. In kwartalen. En in jaren dus.
En wij mompelen tegen elkaar: wat gaat de tijd toch snel!
Wie terugkijkt, kan gaan twijfelen. Wat hebben we er eigenlijk van gebakken? Wat hebben we dit jaar aan de wereld bijgedragen?
Wie naar 2015 kijkt, voedt de hoop. Wat zal de toekomst brengen? We gaan het anders doen. En beter, natuurlijk.

Maar in het nieuwe jaar blijft, naar wij allen mogen hopen, één ding gelijk. Het getuigenis gaat mee; het getuigenis van 1 Johannes 5, bedoel ik.
Ik citeer: “Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt”[2].
Het geloof gaat mee het nieuwe jaar in. We dragen het getuigenis mee.

Voor dat woord ‘getuigenis’ staat er in het Grieks marturian. Dat is een vorm van marturia: het wervende Evangelie omtrent Jezus Christus.
Een uitlegger noteerde over dat woord: “Het Griekse woord ‘martus’ is in onze taal ‘getuige’. De martus kwam in Griekenland voor in de rechtszaal, maar de martus was ook een vertolker van bepaalde inzichten en waarheden. Het waren dan vooral filosofen en wijsgeren. Zij moesten hun getuigenis niet alleen met het woord, maar ook met de daad geven”[3].
Dat woord ‘getuigenis’ brengt ons in de sfeer van de rechtszaak en de rechtszaal.
Dat woord brengt ons ook in de sfeer van de waarheid, en van het zoeken daar naar.
Dat woord brengt ons in de sfeer van waarheid doen: een doelmatig en op God gericht leven, waarbij leugen en onrecht op allerlei gebied worden uitgebannen.
Ons marturia is overal te zien. Het getuigenis over onze Here Jezus Christus overkoepelt, als het goed is, heel ons bestaan.

De Heidelbergse Catechismus heeft voor velen niet zoveel waarde meer. Wat moet je met zo’n oud boekje?, zo vraagt men. De formuleringen vindt men ietwat ouderwets. Het is een boekje voor ingewijden; in het gewone leven kun je er weinig mee…
Maar wie een stukje verder kijkt ontdekt dat achter de bovenstaande redenering een typisch geval van gezichtsbedrog schuil gaat. Ons marturia gaat elke dag mee, het leven in. Ons marturia gaat mee, het jaar 2015 in. Al getuigend gaan we met z’n allen op weg naar de eeuwigheid.
De lezers.
De technici.
De veelpraters.
De notoire zwijgers.
De denkers.
En de doeners.
Al die mensen gaan op reis, het nieuwe jaar in.
En ja, Anno Domini 2015 zullen we – Deo Volente – in de kerk ook het Heilig Avondmaal weer vieren. Bij al die vieringen mogen we bedenken dat we weer enkele stappen dichter bij de eeuwigheid zijn!

In 1 Johannes 5 wordt een perfectum gebruikt: hij heeft gemaakt, hij heeft niet geloofd. Een exegeet noteert: het gebruik ervan “geeft aan, dat dit afwijzen verstrekkende gevolgen in het heden heeft: hij blijft afwijzen en is ongelovig”[4].
Daarom concludeer ik: ons marturia markeert de antithese. Onze Avondmaalsvieringen zullen, ook in het komende kalenderjaar, de kloof tussen kerk en wereld tonen.

Wij worden steeds meer één met Christus en Zijn Geest.
Om nog eens met Zondag 28 van de Heidelbergse Catechismus te spreken: in de viering van het Heilig Avondmaal beseffen wij “dat wij door de Heilige Geest, die tegelijk in Christus en in ons woont, steeds meer met zijn heilig lichaam verenigd worden, en wel zo, dat wij, hoewel Christus in de hemel is en wij op aarde zijn, toch vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn; en ook zo, dat wij door één Geest eeuwig leven en geregeerd worden, zoals de leden van het lichaam door één ziel”[5].

Tijdens het Heilig Avondmaal moet het tot ons doordringen: wij worden steeds meer één met Jezus Christus.
Daar werkt de Geest van Christus aan. In dit jaar. En ook in alle volgende kalenderjaren die Hij geven wil.
In de kerk worden wij klaargemaakt voor de eeuwigheid. Klaargemaakt voor tijdloos geluk en eindeloze vrede.

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 28, vraag en antwoord 75.
[2] 1 Johannes 5:10-13.
[3] Zie http://www.pastoralehulpverleningjongeren.nl/?page_id=4203 .
[4] Zie de webversie van de Studiebijbel; commentaar bij 1 Johannes 5.
[5] Heidelbergse Catechismus – Zondag 28, vraag en antwoord 76.

29 december 2014

Psalm 3: geloofsbelijdenis in een dramatische tijd

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , , ,

Ergens is Psalm 3 een heel moderne Psalm[1]. Want in het berijmde vers 1 staat:
“Door velen wordt gespot:
Hij vindt geen hulp bij God,
die heeft hem nu begeven”[2].
Er zijn heel wat mensen die zeggen dat God toch niet helpt. Ze hebben weinig met Hem. Ze kunnen weinig met Hem. En het zou, zeggen ze er soms bij, heel goed zo kunnen zijn dat er een andere hogere macht in het spel is; wat dat dan ook maar wezen moge.
Psalm 3 lijkt naadloos in de eenentwintigste eeuw te passen.

Maar de dichter van Psalm 3 is, als het over zijn geloof gaat, helemaal niet eigentijds.
Want hij zegt:
“Maar toch bent U mijn eer,
U bent mijn schild o HEER.
U wilt mijn hoofd verheffen”.
Dat is een geloofsbelijdenis die David uitspreekt in de tijd dat Davids zoon Absalom een opstand tegen zijn vader organiseert.
Daarover kunnen wij in 2 Samuël 15 lezen: “Na vier jaren vroeg Absalom de koning: Laat mij toch gaan, opdat ik te Hebron de gelofte betale, die ik de Here gedaan heb. Want uw knecht heeft, toen ik in Gesur, in Aram, woonde, de gelofte gedaan: indien de Here mij werkelijk naar Jeruzalem terugbrengt, dan zal ik de Here vereren. Daarop antwoordde hem de koning: Ga in vrede. Toen stond hij op en ging naar Hebron. En Absalom zond spionnen onder alle stammen van Israël met de opdracht: Zodra gij het hoorngeschal hoort, zult gij zeggen: Absalom is koning te Hebron! Met Absalom gingen tweehonderd mannen uit Jeruzalem mee, genodigden die zonder argwaan meegingen en van de zaak niets afwisten. Ook ontbood Absalom, toen hij de offers zou brengen, de Giloniet Achitofel, Davids raadsman, uit zijn stad Gilo. Zo werd het een machtige samenzwering, en voortdurend kwam er meer volk bij Absalom”[3].

Op dit punt maak ik een kanttekening.
Want hierboven gaat het over een machtige samenzwering. En daar gaat het in Psalm 2 ook over:
“De groten staan gewapend tot de slag,
de machtigen der wereld spannen samen
’t Is tegen het gezag van God den HERE
En tegen zijn gezalfde vorst gericht”[4].
Die samenzwering is wereldwijd. De staatsgreep in Psalm 3 is aanzienlijk kleiner van formaat. Maar die is wel tegen een gezalfde vorst gericht; een koning die door de Here uitgekozen is. Leest u maar mee in 1 Samuël 16: “Hierop zeide Samuël tot Isaï: Zijn dit al de jongens? Deze antwoordde: De jongste ontbreekt nog; zie, hij weidt de schapen. Toen zeide Samuël tot Isaï: Laat hem halen, want wij zullen niet gaan aanzitten, voordat hij hier gekomen is. Daarop liet hij hem halen. Hij nu was rossig, ook had hij mooie ogen en een schoon voorkomen. Toen zeide de Here: Sta op, zalf hem, want deze is het. Samuël nam de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn broeders. Van die dag af greep de Geest des Heren David aan”[5].
In Psalm 3 zien we dus een samenzwering in het klein. Het is, om zo te zeggen, een treffende illustratie bij de tweede Psalm. En ook hier is de boodschap: bewonder het werk dat God doet. Oftewel: kijk maar goed naar de prachtige dingen die de Here in het leven van Zijn kinderen doet!

David slaat op de vlucht.
In de hoofdstukken 16, 17 en 18 gaat de geschiedenis verder. In 2 Samuël 18 horen velen David zeggen: “Behandelt de jongeling, Absalom, met zachtheid”[6]. Dat gebeurt echter niet. Want wij kunnen lezen: “Toen nam hij (dat is de legeraanvoerder Joab, een neef van David) drie werpspiesen in zijn hand en stiet ze in het hart van Absalom, terwijl deze nog levend in de terebint hing. En tien knechten, wapendragers van Joab, omringden Absalom en sloegen hem dood”[7].
In die dramatische tijd wordt de derde Psalm geschreven.
In die dramatische tijd behoudt David zijn geloof. Dat ligt niet aan hemzelf. Want er staat: “U bent mijn schild”en “U wilt mijn hoofd verheffen” – het gaat hier om een actie van de Here. Het gaat hier om Zijn wil; en Zijn wil wordt altijd realiteit.

Goed voorbeeld doet goed volgen. Dat geldt hier ook. Ook wij moeten, ook al zijn de omstandigheden moeilijk, ons geloof behouden. Nee, dat is niet eigentijds. Nee, daarmee zijn we – om het maar eens duidelijk te zeggen – tegen de draad in. Maar het moet toch. En het kan ook. Want de Here wil ons hoofd verheffen. Dat betekent dat Hij ons hoofd optilt. We worden in staat gesteld om frank en vrij de wereld in te kijken. Niet omdat wij zo zelfbewust zijn. En al helemaal niet omdat wij arrogant zouden wezen. Maar omdat we in ons leven doen wat de Here wil!

In Psalm 3 zingen we:
“Van Sion klinkt zijn stem,
wanneer ik roep tot Hem.
Geen onheil zal mij treffen”.
Over die naam Sion schreef ik al eens: “In de Bijbel heeft de aanduiding ‘Sion’ vier betekenissen:
* een heuvel ten zuiden van Jeruzalem
* een breder gebied; de tempel en het paleis van Sion worden het centrum van Sion
* de hele stad Jeruzalem
* de inwoners van Jeruzalem en ook van heel Israël worden ‘dochters van Sion’ genoemd.
Wij zouden kunnen zeggen dat Gods macht gaandeweg steeds zichtbaarder wordt. En die macht blijft altijd bestaan”[8].
Bidders krijgen, zo blijkt in de derde Psalm, antwoord uit Sion. Dat is dus een antwoord vanuit het machtscentrum van de wereld. En dat belooft wat!

Want als de Here in actie komt, zien we binnen de kortst mogelijke tijd allerlei veranderingen in de wereld.
U begrijpt het vast al wel: Jezus Christus en Zijn reddingswerk komen nu in zicht.
Als wij Psalm 3 zingen, moeten wij ons realiseren dat we de Zoon moeten volgen. Net als in Psalm 2.

David ging in zijn nood naar de Here toe.
Dat mogen wij ook doen.
We mogen het David nazeggen: U bent mijn eer.
Oftewel: mijn reputatie dank ik, als het erop aan komt, helemaal aan U.
Onze goede naam danken danken we, als ‘t puntje bij ’t paaltje komt, volledig aan de God die spreekt in Sion; de magistrale Machthebber die altijd naar ons luistert!

Noten:
[1] Deze onderwerpskeuze is ingegeven door het feit dat ik binnenkort Psalm 3:1 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek) in De Bazuin hoop toe te lichten. Die korte uitleg verschijnt, zo de Here wil, in januari 2015 in dat Gereformeerd kerkblad. En wel in de rubriek ‘Psalm van de Week’. De toelichting werk ik in dit artikel uit.
[2] Dit zijn regels uit Psalm 3:1 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[3] 2 Samuël 15:7-12.
[4] Psalm 2:1 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[5] 1 Samuël 16:11-13 a.
[6] 2 Samuël 18:5.
[7] 2 Samuël 18:14 en 15. Zie over Joab http://nl.wikipedia.org/wiki/Joab .
[8] Zie mijn artikel ‘Helper in de praktijk’, hier gepubliceerd op woensdag 8 oktober 2014. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2014/10/08/helper-in-de-praktijk/ .

24 december 2014

Kerst 2014: de werkelijkheid is veranderd

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Wat zal er in de komende dagen weer vaak gepreekt worden over Lucas 2! En ja, in alle opzichten is het een opvallend Schriftgedeelte[1].
Als er bij ons een kind geboren wordt, dan zeggen we: hij lijkt op vader. Of: zij lijkt op haar moeder. Of: wat heeft ze al veel haar.
En wat lezen we in Lucas 2? Daar gaat het over:
* de armoedige ‘kleding’, want meer dan doeken waren het niet
* de kribbe, die een alternatief was voor de wieg.
* een onderkomen waar de nederigheid van afstraalde.

De tekst is bekend: “…en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg”[2].

We lezen in eerste instantie niets over het uiterlijk. Na de geboorte van Jezus gaat het meteen weer over de omgeving. En dat is opvallend. Wij zeggen bij de geboorte van Jan of Janny ook niet meteen: wat wonen die mensen toch prachtig. Of misschien: het is maar een armoedig buurtje hier. Maar in Lucas 2 gebeurt dat wel.

Zo laat Lucas zien dat de Zoon van God van de hemelse naar de aardse werkelijkheid ging. En dat was een harde realiteit. De Zoon van God kwam naar de aarde, midden in een van zonden doortrokken wereld.

Juist die doeken en die kribbe zijn voor de herders in Lucas 2 ook herkenningstekens: “En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe”[3].
Tot overmaat van ramp was er niet eens een gereserveerde plek voor de boreling. Er was geen plaats in de herberg, staat in Lucas 2. Maar een echte herberg was het eigenlijk niet. Kataluma staat er in het Grieks. En dat is een woord met een heel algemene betekenis. Het duidt op ‘onderkomen’, of: ‘verblijfplaats’, ‘accommodatie’, ‘kamer voor de gasten’. Het komt ook voor in Lucas 22: “De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar Ik met mijn discipelen het Pascha kan eten?”[4].
Pandocheion: dat was het gebruikelijke woord voor ‘herberg’. Zo staat dat bijvoorbeeld in Lucas 10; in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan – : “en hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem”[5].
Maar in Lucas 2 is dus simpelweg sprake van een ruimte waar men, als ik het even oneerbiedig zeggen mag, tijdelijk wat mensen kwijt kon. Er zullen misschien ook wel wat afgedankte spullen gestaan hebben. Want logeerkamers en zo, dat zijn niet zelden ook opslagruimtes of rommelhokken.

Zo komen de gegevens op een rijtje te staan:
* doeken
* kribbe
* logeerkamertje. Dus: geen herberg; geen hotelkamer.
En zeg nu zelf: gewoner kan het toch haast niet?
Maar in die kribbe ligt een baby die tegelijk God en mens is: wat heeft Hij zich vernederd!
De Zoon van God kwam op deze wereld om onze werkelijkheid te veranderen: een wonder van hemels formaat!

Laten wij bij dit alles nooit vergeten dat in gewone mensentaal een heel ongewone boodschap klinkt. Een ronduit wonderlijke boodschap zelfs: “Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David”[6].
En:
“Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens”[7].

Ooit zei de kerkvader Augustinus er in een kerstpreek de navolgende hooggestemde woorden over: “Hij ligt in een voederbak, maar Hij omvat de wereld. Hij drinkt aan de borst, maar Hij voedt de engelen. Hij wordt in een doek gewikkeld, maar Hij kleedt ons in onsterfelijkheid. Hij wordt gezoogd, maar Hij wordt ook aanbeden. In het nachtverblijf van de stad kan Hij niet terecht, maar in het hart van de gelovigen bouwt Hij zich een tempel. Opdat de zwakheid krachtig werd, is de kracht zwak geworden”[8].

Dat is taal die we in 2014 niet meer gewend zijn.
Augustinus trekt met fabelachtige snelheid grote lijnen.
De heilsfeiten stapelen zich op.
Laten we het maar ‘integraal Kerstfeest’ noemen: we overzien immers in een oogwenk een heel stuk van de heilshistorie.

Vandaag de dag heeft het Kerstfeest een horizontaal karakter. De spanningsboog is in ons tijdsgewricht ook aanzienlijk korter. Men zegt: “De moderne boodschap van het Kerstfeest is verbroedering. Maak ruzies goed met je familie en vrienden, het leven is te kort om te blijven bekvechten”[9].
En: “Kerst in Nederland met de mooiste kerstkado’s en straks weer leuke digitale kerstkaarten versturen”[10].
Natuurlijk, het is mooi als u het met de mensen in uw omgeving goed kunt vinden. Het is prachtig als de sfeer in de kerk goed is. Daar moeten we ook op aansturen. Maar daarin zit niet de kernboodschap van het Kerstfeest.
Die boodschap zit ook niet in de Kerstpakketten. Daarvan zijn er, naar verluidt, dit jaar minder verkocht. Oorzaak: bedrijven gingen failliet, of reorganiseerden fors[11].
Die boodschap zit ook niet in sfeer of kleurgebruik. IJverige voorlichters melden ons: “Met stip op nummer 1 als trendkleur voor dit jaar staat wat mij betreft het frisse turquoise. Deze kleur zit ergens tussen groen en blauw, is zowel chique te combineren met donkere tinten als heerlijk verfrissend in combinatie met natuurtinten en wit, voor een modern sneeuwlandschap in huis. Ook emerald is hot, die kleur gaat weer net iets meer naar het groen. Eigenlijk is alles tussen groen en blauw goed deze winter”[12].
Dat kleurverhaal ziet er heel romantisch uit. Maar het háált het niet bij de verzoening die Christus heeft bewerkt. Het háált het niet bij het allesomvattende en volledig vernieuwende werk van onze God.
Kerstfeest: dat is een feest vanuit het geloof. Het is een feest van de kerk.

Onze Here kwam naar de aarde om heel gewone mensen, zoals u en ik, te redden.
Laat ik dat heilsfeit vandaag ook eens inkaderen met woorden uit Hebreeën 2.
“Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham. Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen”[13].
Daarom is het leven van ware gelovigen altijd leefbaar. Hoe donker of eenzaam de dagen ook zijn. Want er is hoop. Er is uitzicht. Op het Kerstfeest gaat de deur naar de toekomst open.

Ik wens u allen gezegende Kerstdagen toe!

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op vrijdag 23 december 2005.
[2] Lucas 2:7.
[3] Lucas 2:12.
[4] Lucas 22:11. Paralleltekst in Marcus 14:14.
[5] Lucas 10:34.
[6] Lucas 2:10 en 11.
[7] Lucas 2:14.
[8] Zie http://www.augustijnsinstituut.nl/C180-Ker01.html .
[9] Zie http://www.kerst.org/kerst-verbroedert-ook-bij-onno-en-albert/ .
[10] Zie http://www.kerst.net/index.htm .
[11] Zie http://nos.nl/artikel/2007866-miljoen-minder-kerstpakketten-door-crisis.html .
[12] Zie http://www.christmaholic.nl/2014/08/28/de-trendkleuren-voor-kerst-2014/ .
[13] Hebreeën 2:16, 17 en 18.

23 december 2014

Het schilderij en de omlijsting

De doop is geen rituele wassing.
Het is een teken.
De doop laat zien dat onze zonden worden afgewassen door het bloed en de Geest van Jezus Christus. Die zekerheid geldt voor iedereen in de kerk; voor mannen, vrouwen en kinderen.
De doop is een garantiebewijs. Het laat zien dat wij geestelijk gewassen zijn. De viezigheid is weggeveegd. Er heeft een interne schoonmaak plaatsgevonden.

Dat laat de doop zien.
Zo staat het in Zondag 27 van de Heidelbergse Catechismus.

Wij zouden Zondag 27 best een Adventszondag kunnen noemen. We verwachten het immers helemaal van Jezus Christus. Van Zijn lijden, sterven en opstanding. We verwachten het van Zijn Heilige Geest.
“Alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigen ons van alle zonden”, belijden wij[1].
Daarin horen wij, om zo te zeggen, onder meer de echo van Lucas 1. Daar wordt over Johannes en Jezus gezegd:
“En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten heten; want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden, om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden”[2] .
Dus: Johannes wordt een profeet van God genoemd. Johannes gaat de weg voor de Here Jezus Christus klaarmaken. De profeet van God moet aan het volk bekend maken dat er redding is. Want God schenkt vergeving.
Met andere woorden: Johannes moet aan de wereld proclameren dat Jezus Christus de zonden weg gaat wassen.
Ziet u dat Zondag 27 intussen in ons blikveld blijft?

De God van hemel en aarde geeft ons bestaan een nieuw perspectief. Ons leven krijgt een nieuw aanzicht.
Wij krijgen meer kennis van heil. Oftewel: we kijken verder dan het aardse leven. We slaan, om het zo uit te drukken, nu al een blik in de eeuwigheid. Ons bestaan krijgt meer diepte.

Kennis van heil in de vergeving van hun zonden: dat is een opmerkelijke formulering, daar in Lucas 1.
Denkt u, nu het hierom gaat, maar even aan een schilderij. Aan het schilderij van ons leven.
Laten we ons maar even verbeelden dat we ons eigen leven kunnen schilderen.
Welnu, het schilderij van ons leven heeft geweldige diepte. Er zit perspectief in.
Dat prachtige kunstwerk wordt namelijk omlijst door de vergeving van onze zonden. De vergeving is het kader van ons zicht op het eeuwige leven.
Het beeld dat ons aardse bestaan te zien geeft, heeft de mooiste omlijsting die maar denkbaar is.
Er zijn dus twee prachtige aandachtspunten in ons bestaan:
* in ons leven hebben we uitzicht op de eeuwigheid; er zit perspectief in ons leven
* het schilderij van ons aardse leven wordt door de Here Zelf voorzien van een kostbare lijst; die omlijsting laat het schilderij pas goed uitkomen. Sterker nog: zonder die omlijsting heeft het schilderij maar weinig betekenis.

De Gereformeerd-vrijgemaakte theoloog Koert van Bekkum schreef onlangs: “De vrijgemaakte geloofsbeleving bestaat in de kern vaak meer uit het leven voor het aangezicht van God dan uit de omgang met God”[3].
Persoonlijk zie ik een verband met Advent. En met Zondag 27 van de Heidelbergse Catechismus.
Want wat betekent de conclusie van Van Bekkum?
Laat ik nog even bij de metafoor van dat schilderij blijven. Dan kan ik uitleggen hoe ik tegen de conclusie van de TUK-theoloog aankijk.

Het schilderij is mooi. Het tijdsbeeld is prachtig. Maar er zit niet al te veel diepte in het schilderij.
Bovendien blijkt de omlijsting van het schilderij niet meer in al te beste conditie. Er zitten scheurtjes in. De glans is er af. De lijst is dof.
In gewoon Nederlands komt het op het volgende neer.
1.
In het leven van veel vrijgemaakten is er weinig zicht meer op de eeuwigheid. De daden van vandaag lijken geen rechtstreekse verbinding met het hemelse leven te hebben. Geleidelijk verdwijnt het perspectief uit het aardse leven.
2.
Het geschenk van de Goddelijke vergeving der zonden functioneert onvoldoende. Het versterkt het geloofsleven niet meer. Het leven glanst niet meer. Zodoende verliest het levensschilderij aan betekenis; het is lang niet meer zo mooi als vroeger.
Volledigheidshalve maak ik een aantekening bij het bovenstaande.
Het beeld dat ik schets is gechargeerd. Dat weet ik best. Wie goed kijkt kan nog mooie details ontwaren. Maar het algemene beeld is:
* het perspectief is weg
* dofheid en dufheid zijn in het vrijgemaakte leven aan de orde van de dag.

Wat zegt Zondag 27?
“Hij wil ons (…) leren, dat onze zonden door het bloed en de Geest van Jezus Christus weggenomen worden, evenals de onreinheid van het lichaam door het water. Maar vooral wil Hij ons door dit goddelijk pand en teken ervan verzekeren, dat wij even werkelijk van onze zonden geestelijk gewassen zijn, als ons lichaam met het water gewassen wordt”[4].
Dat wil, als u het mij vraagt, onder meer zeggen:
1.
Ware gelovigen mogen weten dat hun leven weer glanst als nooit tevoren. Want de Restaurateur van het leven heeft heerlijk ingegrepen. Nu wordt ons bestaan op magnifieke wijze vernieuwd.
2.
Ware gelovigen mogen zich troosten met de wetenschap dat God hun zonden vergeven wil. Dat doet Hij op grond van het door Jezus Christus volbrachte werk. Als dat in het leven functioneren gaat, wordt het leven glanzend.
Met andere woorden: als Zondag 27 onze belijdenis is, beseffen we hoe groot het werk van onze Verbondsgod is.

In het leven van veel vrijgemaakten zien we wat er gebeurt als het perspectief uit het leven verdwijnt.
In het leven van veel vrijgemaakten zien we wat er gebeurt als de omlijsting van het bestaan zijn uitstraling en glorie verliest.
Dan wordt het leven dof en duf.
Dan wordt het leven tamelijk zondig en ietwat sullig.
Het is van groot belang om de kennis van heil in de vergeving der zonden paraat te houden!

In het leven van door God uitverkoren en vernieuwde mensen komt een enorme ommekeer “door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmede de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien, om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes”[5].

Ook die woorden komen uit Lucas 1. Wie ze beaamt, ziet opeens weer het perspectief in zijn bestaan.
Dan ziet u ook de betekenis van Zondag 27.
Dan is het werkelijk Advent.

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 27, antwoord 72.
[2] Lucas 1:76 en 77.
[3] Zie: Gerard ter Horst, “Stevige woorden, spiritueel tekort”. In: Nederlands Dagblad (dinsdag 9 december 2014), p. 7. En ook: http://www.nd.nl/artikelen/2014/december/08/stevige-woorden-spiritueel-tekort .
[4] Heidelbergse Catechismus – Zondag 27, antwoord 73.
[5] Lucas 1:78 en 79.

22 december 2014

Alleenwoners

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , ,

In onze maatschappij wonen steeds meer mensen alleen. Daar zijn heel wat oorzaken voor te noemen. We worden ouder; er zijn meer weduwen en weduwnaren. Bovendien worden veel huwelijken en andersoortige relaties voortijdig door echtelieden en partners beëindigd.

Soms is alleen wonen ook een bewuste keuze.
De mensen hebben er de middelen voor. De keuze om alleen te gaan wonen heeft – als ik het goed heb – niet zelden te maken met wensen rond vrijheid, privacy en zelfontplooiing.

Denk niet dat dit soort verschijnselen zich tot Nederland beperkt. Naar verluidt bestaat in Brussel één op de twee huishoudens al uit één persoon[1].

Zijn alleengaanden zielig?
Zeker niet.
Onlangs verscheen het boek “Solo. Waarom steeds meer mensen alleen wonen”[2]. De schrijfster, de Vlaamse freelance journaliste Nathalie Le Blanc, zegt zelf over dat boek: “Het is geen hoera-, maar een voilà!-boek”[3]. De publicatie ademt de sfeer van: kijk, zo zien alleenwoners eruit en zo leven wij.
Maar alleenwoners hebben hun eigen problemen. Alleen wonen is duur. Alleen ziek zijn is extra ellendig.

Feit is echter dat heel veel beleidsmaatregelen nog niet zijn afgestemd op het fenomeen van de alleenwoonrevolutie.
Nathalie concludeert: “Of de maatschappij de ogen opent of niet, alleenwoners are here to stay”. Of we dat nu toejuichen of niet, alleenwoners zijn er.

Het zou best eens kunnen dat voornoemde revolutie onze manier van wonen beïnvloedt. Er komt gaandeweg meer behoefte aan kleinere appartementen. We horen tegenwoordig over cohousing: men woont privé, maar deelt voorzieningen als een ruimte voor fietsen of een kamer waar samen gegeten kan worden[4].
Een Amerikaanse socioloog, Eric Klinenberg, meent zelfs dat een woonwijk ervan opknapt als er veel alleenwoners hun onderkomen hebben[5]. Want al die mensen zoeken ontmoetingsplaatsen buitenshuis. Aldus wordt een wijk, zoals dat netjes heet, gerevitaliseerd. Er komen cafés, bibliotheken en parken waar je – als het een beetje wil – vrienden, kennissen en buren tegenkomt.

Even zo goed kun je in een stad ook onderduiken of verdwijnen. Dat geldt onder meer als er sprake is van lichamelijke of psychische beperkingen.
Hoe ondervangt men dat?
In Canada heeft men een ruilsysteem ontworpen. Local Exchange and Trading System heet het; afgekort: LETS. Het principe is: u helpt een buur en zij helpen u wanneer u zelf iets nodig hebt.
Dat systeem verspreidt zich, naar het schijnt, allengs verder in de wereld.

“Maak dus gerust mee lawaai voor de belangen van de alleenwoners”, concludeerde een Brussels parlementslid. Zij refereerde aan het boek van Nathalie Le Blanc[6].

Een predikant uit de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk schreef: “Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek vertellen dat in de steden momenteel veertig procent van de inwoners alleengaand is. Verwacht wordt dat het aantal alleengaanden de komende jaren met enkele honderdduizenden zal toenemen, tot 3,3 miljoen in 2025”[7].

In De Gereformeerde Kerk (DGK) zijn aardig wat alleenwoners.
Zijn zij de moeite waard?
Zonder enige reserve noteer ik: jazeker!
In de laatste maand van het jaar, in de periode van de feestdagen, mogen we dat best eens bedenken.

Zeker, er wordt in Gods Woord veel nadruk gelegd op het huwelijk.
Denkt u maar aan Genesis 2: “En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past”[8]. En aan Spreuken 5:
“Verheug u over de vrouw uwer jeugd:
een liefelijke hinde, een bekoorlijke ree”[9].
In Efeziërs 5 wordt het gemeentelijk leven met Christus met een huwelijk vergeleken: “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft…”[10].
Maar de waarde van het huwelijk wordt ook enigszins gerelativeerd als Jezus in Lucas 17 zegt: “Ik zeg u, in die nacht zullen er twee in één bed zijn, de een zal aangenomen, de ander achtergelaten worden”[11].
En dan is er nog 1 Corinthiërs 7.
Ik citeer: “Wat nu de punten betreft, waarover gij mij geschreven hebt, het is goed voor een mens niet aan een vrouw verbonden te zijn, maar met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. De man kome jegens de vrouw zijn echtelijke verplichtingen na en evenzo de vrouw jegens haar man”[12].
Even verder in datzelfde hoofdstuk lees ik: “Ik zou wel willen, dat alle mensen waren, zoals ikzelf. Doch iedereen heeft van God zijn bijzondere gave, de een deze, de ander die. Maar tot de ongehuwden en de weduwen zeg ik: Het is goed voor hen, indien zij blijven, zoals ik. Indien zij zich echter niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden”[13].

Als ik het goed begrijp is zowel het getrouwd zijn als het ongehuwd zijn een genadegave.
Een dominee schreef: “Onze levenssituatie is Gods speciale genadegave aan ons”.
En:
“Ongehuwd zijn en getrouwd zijn, beide feitelijke levenssituaties zijn een gave van God, waarin er geen sprake is van meer of minder. Dat betekent dat een alleengaande zich niet hoeft af te vragen of hij of zij de kracht heeft om het ongehuwd zijn aan te kunnen, net zomin als een gehuwde zich dat hoeft af te vragen. Zo geeft de Bijbel ruimte om op een gezonde manier als vrijgezel te leven. Voor Gods aangezicht.
Totdat de gedaante van deze wereld voorbij zal zijn. Dat richt ieder binnen de christelijke gemeente op de dag van Jezus Christus”[14].

Tenslotte: in alle situaties van het leven, en dus ook hier geldt een bekend woord uit Jacobus 1. Namelijk dit: “Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden”[15].
Dat is een grote troost.
Ook in deze feestmaand.

Noten:
[1] Hier, en in het onderstaande, maak ik onder meer gebruik van http://www.brusselnieuws.be/nl/nieuws/carla-dejonghe-maak-meer-lawaai-voor-alleenwoners .
[2] De gegevens van dit boek zijn: Nathalie Le Blanc, “Solo; waarom steeds meer mensen alleen wonen”. – Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij, 2014. – 336 p.
[3] Zie over Nathalie Le Blanc http://www.nathalieleblanc.be/ .
[4] Zie hierover bijvoorbeeld http://cohousingstrijpr.nl/ .
[5] Zie over hem http://www.ericklinenberg.com/about .
[6] Dat was Carla Dejonghe.
[7] Zie http://dewaarheidsvriend.nl/blog/alleengaand-in-de-kerk . In het onderstaande wordt die blog ook gebruikt.
[8] Genesis 2:18.
[9] Spreuken 5:18 b en 19 a.
[10] Efeziërs 5:25.
[11] Lucas 17:34.
[12] 1 Corinthiërs 7:1, 2 en 3.
[13] 1 Corinthiërs 7:7, 8 en 9.
[14] Dat was de Gereformeerde Bondspredikant P.J. Vergunst.
[15] Jacobus 1:5.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.