Dit is het laatste artikel dat in 2014 op deze internetpagina verschijnt[1]. Voor het komende jaar wens ik u allen alvast Gods onmisbare zegen toe.
Dat doe ik met een gerust hart.
Immers: het werk dat de Here in en met ons is begonnen, maakt Hij ook werkelijk af.
Zo staat dat in Philippenzen 1: “Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus”[2].
Er is een wetenschapper geweest die over die tekst zei: Paulus schrijft dat met het oog op de ‘geloofsstand’ van de gemeente als geheel. Een gereformeerde Godgeleerde schreef: “We hebben hier echter wel terdege te denken aan een werk in de harten van de individuele gelovigen te Filippi”. Paulus heeft het hier dus echt over het persoonlijke geloof in Jezus Christus[3].
In Philippenzen 1 gaat het over “een goed werk”. Dat is opvallend. Want werk dat de Here verricht, dat is toch per definitie goed?
Paulus doelt vooral op de uitwerking die het evangelie heeft. Als er een trouwe prediking is, als steeds weer heel de Schrift open gaat, dan ‘ontvouwt’ ons leven zich. De harmonica wordt, om zo te zeggen, open getrokken. We zien steeds weer en voortdurend meer dingen die de Here in ons leven heeft gelegd. Er worden steeds meer plooien glad gestreken. Want zelfs onze moeilijkheden worden ingepast in ons leven als kind van God. Het leven wordt zo dus echt één. En dat ontplooiingswerk wordt voltooid op de dag van Christus’ wederkomst.
In dat licht wil ik vandaag aandacht vragen voor een bekende tekst uit Numeri 6. Wij horen die woorden elke zondag in de kerk. Laat ik ze hier nog even neerzetten.
“De HERE zegene u en behoede u;
de HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
de HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede”[4].
De zegen van Numeri 6 roept ons op tot:
1. wijding aan God
2. gebed tot God
3. leven in het verbond met God
Dit is een artikel; geen preek, dus. Maar ’t was voor een dominee misschien een goede puntenverdeling geweest. En in dit artikel doet de onderscheiding van die drie aspecten het ook prima. Het bevordert het schrijf- en leesplezier. En bovendien is een stevig ‘handvat’ mooi meegenomen.
1.
a.
In het Bijbelboek Numeri wordt Gods volk opgesteld. Het volk wordt geteld[5]. De dienst aan God wordt geregeld. De Levieten worden er voor vrijgesteld[6].
Een exegeet vat de geschiedenis van Numeri 1:1-6:23 mooi samen: “In de voorgaande hoofdstukken en het voorgaande gedeelte van dit hoofdstuk zien we hoe God
* het volk rondom Zich heeft geplaatst;
* het volk naam voor naam heeft geteld;
* de dienst heeft geordend;
* het kamp heeft gereinigd;
* de ware positie van de toegewijde dienstknecht heeft bepaald”[7].
Gods volk wordt, zonder dat het het weet, terdege op het ontvangen van de zegen voorbereid!
b.
Voorafgaand aan die zegen lezen we in de Bijbel een perikoop waarin de wet op het tijdelijke nazireeërschap geregeld is. Dat nazireeërschap was in de oud-Oosterse wereld wel bekend. Wie het begin van Numeri 6 leest, zal ook constateren dat daar eigenlijk helemaal niet wordt uitgelegd wat nazireeërschap is. Het gaat wel over de manier waarop men in Israël het nazireeërschap invult. Maar het begrip ‘nazireeër’ zelf hoeft klaarblijkelijk niet uitgelegd te worden.
De nazireeër is helemaal aan God gewijd.
Die wijding gaat heel ver.
In Numeri 6 valt te lezen: “Al de tijd van zijn nazireeërgelofte zal geen scheermes over zijn hoofd komen; totdat de tijd, voor welke hij zich aan de HERE gewijd heeft, ten einde is, zal hij heilig zijn, hij zal zijn hoofdhaar lang laten groeien. Al de tijd, dat hij zich aan de HERE gewijd heeft, zal hij bij geen dode komen; aan zijn vader noch zijn moeder, aan zijn broeder noch zijn zuster mag hij zich, na hun sterven, verontreinigen, want het nazireeërschap zijns Gods is op zijn hoofd. Al de tijd van zijn nazireeërschap is hij de HERE heilig”[8].
Dus: de zegen die we elke zondag meekrijgen is gebaseerd op het feit dat het leven aan God gewijd is. De zegen die we mee krijgen staat klaarblijkelijk daarmee in verband. De zegen is niet een slotformule, een veredeld ‘wel thuis’. Het zijn woorden die ons aansporen om de Here te dienen en te eren.
c.
De eerste hoofdstukken van Numeri maken duidelijk dat het aan de Here niet zal liggen. Hij doet er alles voor om de dienst aan Hem mogelijk te maken. Nee, anno Domini 2014 is dat niet veranderd. En ook volgend jaar zal de Here aan Zijn volk alles geven wat nodig is om Hem te eren. Laten wij de ons geboden gelegenheid maar enthousiast gaan gebruiken!
2.
In Numeri 7, het hoofdstuk dat na die priesterlijke zegen komt, gaat het over de offergaven die bij de inwijding van de tempel worden gebracht. Het hele volk deed mee. Er waren dus heel veel offers. Maar de organisatie van dat alles was uitstekend geregeld.
En aan het einde van Numeri 7 loopt Mozes, de middelaar van het volk Israël, in feite zomaar bij de Here binnen. Dat was, om zo te zeggen, een afbeelding en schaduw van het hemelse. Vandaag de dag mogen we pleiten op het werk van de Middelaar met een hoofdletter M. Dat betekent dat we op onze eigen plek contact met de Here kunnen zoeken.
Bidden kan gewoon in onze eigen stoel. Bidden kan in ons eigen huis.
Wanneer we de zegen meekrijgen betekent dat, dat de Here rekent op tweerichtingsverkeer. En Hij kan, Hij mag daar op rekenen. Want in de kerk ontmoet Hij Zijn eigen kinderen. Daar zitten ze – duur gekocht en wel. Dan is dat toch logisch?
Men hoort dominees nog wel eens iets zeggen als: neem deze zegen mee het leven in. Dat is, op de keper beschouwd, een versluierende uitdrukking. ‘Ga in vrede naar uw huis’. Dat is wel wat mooier. Maar zou iedere kerkganger ook snappen dat het ontvangen van Gods zegen vervolgens ook eigen activiteit veronderstelt?
Ik betwijfel het, eerlijk gezegd.
Laten we het maar voor ogen houden: Numeri 6 stimuleert ons tot gebedsactiviteit.
3.
a.
In de zegen van Numeri 6 wordt steeds een aanvoegende wijs gebruikt: zegene, behoede, verheffe.
Er zijn tegenwoordig sommige dominees die die wensvorm verdonkeremanen. Dan wordt het dus: zegent, behoedt, verheft. Enzovoort. Dat is wel te begrijpen. Want de aanvoegende wijs is in Nederland ouderwets geworden.
En misschien willen die predikanten ook wel benadrukken dat gelovigen zeker mogen zijn van Gods zorg.
Dat moge allemaal waar zijn. Maar laten we daarbij goed beseffen dat Gods verbond weliswaar eenzijdig is zijn ontstaan, maar tweezijdig in zijn bestaan. Wie leeft binnen het verbond, zal – ook in 2015 – graag en Geestdriftig naar Gods wetten leven. Echter: iedere stimulans daartoe is welkom. Oftewel: elke aansporing is gewenst. Waarom? Antwoord: de zonde kan ons zomaar parten spelen. Ook als het hierom gaat zijn wij volkomen afhankelijk van Gods genade. Daarom is die aanvoegende wijs, die wensvorm, goed op z’n plaats.
b.
Hierboven noteerde ik: wie leeft binnen het verbond, mag zeker weten dat het ontplooiingswerk dat God in onze levens begonnen is, ook werkelijk voltooid zal worden. Dat uitvouw-werk wordt voltooid op de dag van Christus’ wederkomst.
In het verlengde daarvan constateer ik tenslotte: het jaar 2014 was een jaar van de Here; opnieuw zijn we dichter bij Christus’ terugkomst gekomen. Laten we daarom maar vol vertrouwen de jaargrens passeren.
Voor ware gelovigen blijft Psalm 119 ook in het nieuwe jaar waar:
“Uw woord is als een lamp, een helder licht,
een schijnsel op mijn pad, een eeuwig baken
dat in de duisternis mijn schreden richt.
Ik zwoer en ik begeer het waar te maken,
dat ik zal wand’len voor uw aangezicht,
dat ik uw recht zal roepen van de daken”[9].
Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op maandag 2 januari 2006.
[2] Philippenzen 1:6.
[3] Zie: Dr. L. Floor, “Filippenzen – Een gevangene over de stijl van Christus”. – Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, © 1998. – p. 49 en 50.
[4] Numeri 6:24, 25 en 26.
[5] Zie Numeri 1 en 2.
[6] Zie Numeri 3.
[7] Zie http://www.oudesporen.nl/Download/OS1007.pdf .
[8] Numeri 6:5-8.
[9] Psalm 119:40 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).