Wij leven in een tijd waarin rampen en een pandemie aan de orde van de dag zijn1.
Het zou geen wonder wezen als wij bij tijd en wijle de wereld met enigszins droeve blik bekijken. Wie doet dat niet als hij de krant leest of de televisiejournaals bekijkt? Het moet echter niet bij die droeve blik blijven. In Mattheüs 10 zegt Jezus Zelf: “Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om. En ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Wees dus niet bevreesd, u gaat veel musjes te boven”.
Die droeve blik is begrijpelijk. Maar in de Gereformeerde wereld mag het daar niet bij blijven2!
Intussen vernielt de tegenstander van God met schier ontembare energie van alles en nog wat. Jezus wijst daar in Lucas 13 Zelf op. Hij geneest een vrouw die verlamd en vergroeid was, en zegt dan: “En moest dan deze vrouw, die een dochter van Abraham is en die de satan, zie, nu achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de dag van de sabbat?”.
Ziehier de kracht van de duivel!
Satan is uit op onze dood. Op die manier voert hij ook Gods straf uit. Eens werd het ongeveer als volgt getypeerd: God als rechter laat die moordenaar-van-allen op de rug van de dood zitten; de dood is nu zijn loopjongen geworden, en die mensenmoordenaar zijn wettig benoemde beul3.
Tegen de kracht van de duivel in mag de kerk belijden: “…in waarheid, tegen Uw heilig Kind Jezus, Die U gezalfd hebt, zijn Herodes en Pontius Pilatus samen met de heidenen en de volken van Israël bijeengekomen, om alles te doen wat Uw hand en Uw raadsbesluit van tevoren bepaald had dat er gebeuren zou”. De hemelse Heer heeft alles in de hand. De macht van de duivel legt het altijd en eeuwig af tegen de immense kracht van onze God4!
We weten het best – de wereld heeft nog altijd te maken met de gevolgen van de zondeval. De apostel Paulus schrijft daarover in Romeinen 8: “…de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft”. Dat alles gaat echter niet buiten de wil van de Schepper om. En Paulus schrijft in Romeinen 8 nog meer. Namelijk dit: “En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders”. Reeds in den beginne heeft Hij Zijn kinderen uitgekozen. Reeds daar blijkt Gods schitterende triomf over zijn tegenstander5!
Dit alles zo zijnde heeft de apostel Paulus, die nota bene door de hemelse God Zelf in dienst genomen is, wel degelijk te maken met de niet te negeren invloed van de verderver. Dat blijkt bijvoorbeeld in 2 Corinthiërs 12: “En opdat ik mij door het allesovertreffende karakter van de openbaringen niet zou verheffen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een engel van de satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet zou verheffen”.
Van Paulus, en van alle mensen die in dienst van de hoge God zijn, wordt ootmoed gevraagd. Nederigheid en dienstbaarheid, daar gaat het om. Dat moeten we volhouden. Ook in tijden van tegenspoed6.
Waar gaat het heen? Gaat de wereld – met een variatie op de schrijver Max Dendermonde – aan verkeerde vlijt ten onder? Dat geldt in ieder geval niet voor de kinderen van God. De schrijver van de brief aan de Hebreeën noteert: “Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren”.
Jazeker, de satan heeft nog een hoop macht. Maar hij is van de troon weggedrukt. Die onttroning is definitief. De satan doet, om zo te zeggen, aan de zijlijn nog veel verderfelijks. Maar de grootste nederlaag heeft hij inmiddels geleden!7
Wat moeten mensen in onze tijd prioriteit geven? De apostel Petrus leert het ons in zijn eerste algemene brief: we moeten ons voor God verootmoedigen. Wij moeten hardop zeggen dat wij er zonder hulp van bovenaf niks van maken. Als wij geen ootmoed tonen gaan wij uiteindelijk roemloos ten onder. Petrus schrijft: “Wees met nederigheid bekleed, want God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Verneder u dan onder de krachtige hand van God, opdat Hij u op Zijn tijd verhoogt. Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u. Wees nuchter en waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden”.
Verootmoediging voor God betekent niet dat wij nooit bezorgd kunnen wezen over de gang der dingen. Want dat zijn wij wel. Het is menselijk om ons af te vragen: hoe gaat dit verder en hoe loopt het af? Het staat buiten kijf dat wij wel degelijk actie mogen ondernemen om, waar dat mogelijk is, hulp te geven en oplossingen te bieden. Maar bij al die activiteit mogen we nooit vergeten om al ons doen en laten in de handen van de God van het verbond te leggen!8
Er is meer.
Bij een ramp schiet de kerk niet in een kramp.
In Openbaring 1 lezen wij namelijk dat Jezus Christus de sleutel heeft van de dood en van het rijk van de dood. Zijn schitterende triomf wordt nu nog glorieuzer. De Heiland zegt: “Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf”.
De satan, Gods hyperactieve tegenstander, heeft in de wereld een hele hoop te zeggen. De dood is zijn vernietigende wapen. Maar één ding is zeker: alles begint bij de hoge God, en alles eindigt ook bij Hem. Jezus Christus is de Sleuteldrager; Hij is de Koning over leven en dood!9
Noten:
1 In het onderstaande gebruik ik onder meer: Dr. W.G. de Vries, “Het kwaad in dit moeitevol leven”. In: Nader Bekeken, januari 2001; rubriek: Rondblik.
2 In deze alinea citeer ik Mattheüs 10:29, 30 en 31.
3 In deze alinea citeer ik Lucas 13:16.
4 In deze alinea citeer ik Handelingen 4:28.
5 In deze alinea citeer ik Romeinen 8:20 en Romeinen 8:28 en 29.
6 In deze alinea citeer ik 2 Corinthiërs 12:7.
7 In deze alinea citeer ik Hebreeën 2:14 en 15.
8 In deze alinea citeer ik 1 Petrus 5:5-8.
9 Openbaring 1:17 b en 18.