gereformeerd leven in nederland

31 juli 2015

Veelzeggend

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Als het een beetje wil moet de zondagse kerkdienst ons aanspreken[1]. Een psalm of lied moet ons raken. De preek moet met bewogenheid gebracht worden, en moet de luisteraars bovendien in beweging zetten.
Kortom: de kerk en de kerkdienst moeten veelzeggend zijn.
Aldus orakelt bijkans gans het klerikaal gepeupel.

Het is echter de moeite waard om daar enkele kanttekeningen bij te plaatsen.

In z’n algemeenheid hebben wij afgeleerd om simpelweg kinderlijk vertrouwen te hebben.
U weet het: managementtrainingen zijn er vandaag de dag niet zelden op gericht om binnen een team vertrouwen te kweken. Voordat mensen aan een dergelijke training beginnen, wordt veelal nagegaan in welke fase zij zitten. Als een trainer dat weet heeft hij het startpunt van zijn werk gevonden.
Wel, in welk stadium zitten gelovigen van 2015? Op welk punt in de wereldgeschiedenis zitten ze?
Op dit punt zwijgen gelovige mensen stil. Zij weten, om met Mattheüs 25 te spreken, de dag noch het uur waarop de Here terugkomt om de levenden en de doden te oordelen[2]. Zij vertrouwen er op dat God terugkomt. Dat weten zij zo zeker omdat zij de grote daden en de wonderen kennen die in Gods Woord beschreven zijn.
Ware gelovigen zitten, om zo te zeggen, hun leven lang dus in ‘de onbekende fase’.
Daar wordt het voor heel wat mensen niet makkelijker van.

Bij dit alles komt nog dat we allemaal geïnspireerd willen worden.
En dat betekent dan: wij moeten onszelf oppeppen. Ons hart moet geraakt worden. We zijn voortdurend op zoek naar de diepere bezieling van de kerk.
Het moet echter helder wezen: inspiratie moet de kerk niet binnen eigen muren zoeken. De kerk wordt van buitenaf bezield.
Permanent.
En met onmenselijke kracht.
Die bezieling, die inspiratie door de Heilige Geest, is vervolgens niet bedoeld voor persoonlijke prestaties.
Let u, als het daarom gaat, maar op 2 Timotheüs 3. Uit de Herziene Statenvertaling-2010 citeer ik: “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust”[3].
Waar het mij om gaat is dit: Gods kinderen worden niet geïnspireerd om er zelf beter van te worden. Nee, ze moeten aan het werk. Zij moeten de hun gegeven taak volbrengen.
In dit verband wijs ik ook op Handelingen 21. Daar is Paulus aangekomen in Tyrus. En over de discipelen aldaar lezen we dan: “En wij vonden de discipelen en bleven daar zeven dagen. Dezen zeiden Paulus door de Geest, dat hij zich niet naar Jeruzalem moest inschepen”[4].
Het gaat niet om de daadkracht van die discipelen zelf, maar om de Geestelijke aansturing van Paulus.
Conclusie:
* een organisatie moet, zo zegt men, van binnenuit levend worden gehouden.
* in de kerk hebben Gods kinderen de Heilige Geest ontvangen; van boven af.

Het bovenstaande betekent ook dat we moeten oppassen met al te veel menselijke planmatigheid.
Daarmee is niet bedoeld dat er geen gemeentevergadering gepland mag worden, of zoiets.
Maar menselijke langetermijnvisies horen niet in de kerk thuis. We moeten in de gaten houden dat de kerk geen bedrijf is; en dat wordt het ook nooit.
Daarom word ik vaak wat lacherig van vragen als: ‘waar willen we als kerk zijn in 2016 of 2017?’, Vragen we ons wel eens af waar God in 2016 of 2017 is? Hij is er dan nog steeds, dat is zeker!
Als kerkmensen allerlei zaken aan de orde stellen is de eerste vraag niet: wat vinden wij ervan? En de tweede vraag luidt niet: kunnen wij er wat mee?
Nee, de vraag is of de opmerkingen Schriftuurlijk zijn.

De kerk en de kerkdienst moeten veelzeggend zijn.
Zo zeggen massa’s mensen dat in dit woelig tijdsgewricht.
Ach, laten wij de zaken zuiver stellen: de kerk en de kerkdienst zijn veelzeggend. En wel omdat de Verbondsgod spreekt!
“Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt”[5]!

Noten:
[1] Dit artikel is de bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op woensdag 10 augustus 2005.
[2] Zie Mattheüs 25:6-12: “En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur”.
[3] 2 Timotheüs 3:16 en 17.
[4] Handelingen 21:4.
[5] Deze woorden zijn te vinden in de zeven brieven aan de gemeenten in Klein-Azië. Zie Openbaring 2:7, 11, 17 en 29; Openbaring 3:6, 13 en 22.

30 juli 2015

Gideon toont heilshistorie

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Als de Here oproepen doet, spreekt hij met name Zijn kerk aan[1]. En dat is nodig ook.
Met name in het boek Richteren klinkt voortdurend dat refrein: “Maar de Israëlieten deden wat kwaad is in de ogen des HEREN”.
De Here blijft echter niet aan het waarschuwen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de inzet van Richteren 6: “Maar de Israëlieten deden wat kwaad is in de ogen des HEREN; daarom gaf de HERE hen over in de macht van Midian gedurende zeven jaar, waarin Midian de overhand had over Israël” [2].
Het gaat echter te ver om te zeggen dat de Here Zijn volk loslaat. Eens een verbond, altijd een verbond! De macht van de Midianieten wordt, om zo te zeggen, gecontroleerd door God Zelf.

Het is de Here Zelf die de leiding van de kerkgeschiedenis in handen houdt.
Dat is een voornaam ding. En we moeten het maar goed vasthouden: de Here vergeet Zijn verbond nooit. Wat er ook gebeurt, God laat Zijn Verbondskinderen nooit los.
In Richteren 6, het hoofdstuk waar Gideon benoemd wordt tot richter over Israël, wordt dat ook wel helder.

De ellende van het volk Israël is groot, en over bekering horen wij niets.
Toch komt de Here naar Gideon toe.
Het betreft hier dus geen initiatief van Gideon, of van indrukwekkende figuren die op jacht zijn naar een leiderstrui of een koppositie, of zoiets. Er is geen mens die de zaak eens aanpakt. Het is de Here die de Midianieten een halt toe gaat roepen.

Als de Here tot actie overgaat is er geen een garantie dat Hij voor allerlei ingrijpende wijzigingen en revolutionaire veranderingen meelevende en echt ‘belijdende’ kerkleden als instrument kiest.
Mensen als u en ik zouden dat eigenlijk wel het handigste vinden: als je een activiteit wilt aankleden of opsieren, dan neem je daar toch geen randfiguur voor? Welnee, wij kiezen iemand die stevig in z’n schoenen staat. Zeg maar: iemand die in de kerk wat heeft laten zien. Iemand die durf in z’n lijf heeft.

Het is het verstandigste om dat maar snel te vergeten.
Daar zijn op z’n minst twee redenen voor.
1.
Om te beginnen was Gideon in Richteren 6 bezig “in de wijnpers tarwe uit te kloppen om die voor de Midianieten in veiligheid te brengen”[3]. Hij was niet voor het oog van het volk op de dorsvloer bezig. Hij werkte in de wijnpers, gewoon met een stok. Want dat maakte veel minder lawaai.
2.
Wat lezen we in Richteren 8? “Gideon dan maakte (…) een efod en plaatste die in zijn stad Ofra. Daar bedreef geheel Israël er overspelig afgoderij mee; hij werd voor Gideon en zijn huis tot een valstrik”[4].
Zeker, het koningschap weigerde hij:
“De mannen van Israël nu zeiden tot Gideon: Heers over ons, zowel gij als uw zoon en uw kleinzoon, want gij hebt ons uit de macht van Midian verlost. Doch Gideon antwoordde hun: Ik zal over u niet heersen en ook mijn zoon zal over u niet heersen, de HERE zal over u heersen”[5].
Zeg nu zelf: dat laatste pleit toch wel vóór Gideon.
Maar ondanks die heel terechte weigering blijft het overeind: na zijn indrukwekkende staat van militaire dienst gaat Gideon notabene opnieuw voorop in de afgoderij!
We kunnen niet om de conclusie heen: de Here maakt gebruik van kleine mensen; en soms vallen die mensen zomaar terug in oude fouten.
Gideon maakte die efod misschien best met goede bedoelingen. Vooruit, dat wil ik wel geloven. Maar terecht schreef iemand: “… goede bedoelingen zijn niet hetzelfde als gehoorzaamheid”.

Het is een oude fout, inderdaad.
Want als de Here in Richteren 6 Zijn instructies aan Gideon verstrekt, staat daar ook bij: “…haal het altaar van Baäl, dat van uw vader is, omver en houw de gewijde paal om, die daarbij staat”[6].
Gideons vader heeft zijn zoon indertijd vóór gedaan hoe die afgoderij in z’n werk gaat. Slecht voorbeeld wordt rap gevolgd!
‘Genade is geen erfgoed’, zeggen we wel eens. Als ouders een voorbeeld van doorleefd geloof geven, is er geen absolute garantie dat hun kinderen ook zullen wandelen met God. Maar één ding is zeker: als ouders afvallig zijn, wordt het voor kinderen wel heel moeilijk om te zien hoe en waar God bezig is.
Kortom: de familie van Gideon toont ons hoe geweldig belangrijk het is dat wij voor onze kinderen, onze familie en onze vrienden werkelijk wegwijzers naar God zijn!

Vlak vóór de Engel des Heren – dat is God Zelf – bij Gideon komt, heeft de Here al een profeet naar de Israëlieten gestuurd. Die profeet zegt: “Zo zegt de HERE, de God van Israël: Ik heb u uit Egypte gevoerd en uit het diensthuis geleid; Ik heb u verlost uit de macht der Egyptenaren en uit de macht van allen die u verdrukten, ja, Ik heb hen voor u uit weggedreven en hun land aan u gegeven. En Ik heb tot u gezegd: Ik ben de HERE, uw God; eert dan niet de goden van de Amorieten, in wier land gij woont. Maar gij hebt naar mijn stem niet geluisterd”[7].
Wij krijgen niet bepaald de indruk dat die profeet geweldig veel indruk gemaakt heeft.
Want wat gebeurt er als de Here bij Gideon komt? Gideon gaat zich, ondanks de tussenkomst van die profeet, eerst eens ernstig en uitgebreid afvragen waar al die ellende nu precies vandaan komt.
“Och, mijn heer, indien de HERE met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? Waar zijn dan al zijn wonderen, waarvan onze vaderen ons vertelden, als zij zeiden: Heeft de HERE ons niet uit Egypte gevoerd? Maar nu heeft de HERE ons verstoten en ons prijsgegeven aan de greep van Midian”[8].
De Here krijgt eerst een klaagzang te horen.
Nee, heel ootmoedig lijkt Gideon niet te zijn. Het klinkt allemaal weinig schuldbewust.

En toch komt de Here naar Gideon toe.
Wij zien het: met mensen komen we niet verder; het is God die de route uitzet.
Dat is zo in de tijd dat Gideon op aarde leefde.
Anno Domini 2015 is het niet anders.

Dat is niets meer of minder dan een wonder!

Alleen als we begrijpen dat God daar in die wijnpers aan het werk was, kunnen we de diepgang peilen van Gods dagorder: “Ga heen in deze uw kracht en verlos Israël uit de greep van Midian. Ik zend u immers?”[9].
‘Deze, uw kracht’ – wel wel, die energie van Gideon stelt niet zoveel voor. Dat weten we inmiddels. Maar als Gód mensen zendt, dan kunnen zij verder. Dan zijn ze berekend voor hun taak!

Zo gaat dat met Abraham: een schapenboer die kinderloos lijkt te blijven.
En met Jozef: een van Jakobs jongste kinderen, die letterlijk in een put lijkt te eindigen.
En met Mozes: een volksleider met een spraakgebrek.
En met David: die grote koning die van achter de schapen wordt weggerukt.
En met Jeremia: jong, ietsje bang uitgevallen en nog een slechte prater ook.
Ziet u het patroon?

In kerkelijke vergaderingen en aan koffietafels plegen we nog wel eens te roepen: ‘Ach, die man: daar kan ik niets mee. Hij dóet maar wat. Hij heeft weinig woorden. Je kunt zo slecht met ‘m praten. Je hoort zo weinig over z’n motivatie. Hij straalt zo weinig úit…’.
U kent dat wel.
De geschiedenis van Gideon leert ons eens te meer hoe voorzichtig we daarmee moeten zijn.

Toch is er meer.
Want Gideon is één van de mensen die genoemd wordt in Hebreeën 11[10]. Juist zó’n man staat in die bekende rij van geloofsgetuigen. Die hele rij mensen vertelt ons: we moeten het niet van onszelf hebben; we geloven dat God Zijn heilsplan uitvoert.
En daarom mogen we zeggen: door Gods toedoen is Gideons overwinning op de Midianieten een begrip geworden.
Kijkt u maar eens naar Psalm 83. Ik citeer een paar verzen van dichter Asaf:
“O God, houd U niet stil,
zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God.
Want zie, uw vijanden tieren,
uw haters steken het hoofd op;
zij smeden een listige aanslag tegen uw volk
en beraadslagen tegen uw beschermelingen.
(…)
Doe hun als Midian,
als Sisera, als Jabin aan de beek Kison…”[11].

‘Midiansdag’ is een begrip geworden. Het is een dag van overwinning. Jazeker, een dag van zege. Maar tegelijk is het zo dat de overwinning nog moet komen. Midiansdag, die term wil in de geschiedenis van de kerk zeggen: er is een slag gewonnen, maar de werkelijke victorie die moet van Iemand anders komen.
Dat leren we uit Jesaja 9. Ik citeer weer:
“Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht. Gij hebt het volk vermenigvuldigd, zijn vreugde groot gemaakt; het verheugt zich voor uw aangezicht als met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen van de buit. Want het juk dat het drukte, en de stang op zijn schouder, de roede van zijn drijver, hebt Gij verbroken als op Midiansdag. Want elke schoen die dreunend stampt, en elke mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het vuur. Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst”[12].
Midiansdag leert ons hoe noodzakelijk het is dat Jezus Christus op aarde komt. Gideon verwijst ons door. Hij toont het ons: vertrouw op uw Heiland, want met mij alleen wordt het allemaal niets.
Gideon: dat is heilshistorie van de bovenste plank!

De geschiedenis van Gideon is een oproep aan de kerk.
Die oproep is nu wel duidelijk.
De Here zegt: dien Mij, ieder van u op zijn of haar eigen plaats. En bedenk dan geen leuke dingen en aardige vormen die u zelf aantrekkelijk vindt. Lees Mijn openbaringswoord. Want zo, zo alleen ziet u een groot licht!

Noten:
[1] Dit artikel is de bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op dinsdag 9 augustus 2005.
[2] Richteren 6:1 en 2 a.
[3] Richteren 6:11.
[4] Richteren 8:27.
[5] Richteren 8:22 en 23.
[6] Richteren 6:25 b.
[7] Richteren 6:8, 9 en 10.
[8] Richteren 6:13.
[9] Richteren 6:14.
[10] Hebreeën 11:32: “En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten”.
[11] Psalm 83:2, 3, 4 en 10.
[12] Jesaja 9:1-5.

29 juli 2015

De tafel wordt klaargemaakt

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Psalm 23 is zo ongeveer het meest bekende deel van de Bijbel[1][2]. Heel veel mensen kennen het beeld van de goede herder, van de grazige weiden, van lange tafels waar exquise maaltijden op staan.
Dat is een mooi beeld. Het is een rustgevend tafereel in een jachtige wereld. Daar worden we blij van. We worden warm van binnen.

Intussen moeten we er op letten Wie in dit lied centraal staat. Dat zijn niet de mensen.
Als wij de onberijmde psalm gaan lezen moeten we de klemtoon goed leggen. Dus zo:
De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets;
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
Hij voert mij aan rustige wateren;
Hij verkwikt mijn ziel.
Hij leidt mij in de rechte sporen
om zijns naams wil”[3].
En even verderop lezen we in dit kerklied:
Gij richt voor mij een dis aan”[4].

Waar staat die tafel met al die exquise gerechten eigenlijk?
In een klein zaaltje misschien, ergens achteraf? Nee.
Ergens in een straat dan, alsof het een straatfeest of buurtbarbecue is? Ook niet.
De Here zet de tafel in de kerk klaar. Leest u maar mee:
“ik zal in het huis des Heren verblijven
tot in lengte van dagen”[5].

De tafel staat dus in het huis van God. Daar kan iedereen rust vinden.
Is dat prettig? Voor ons gevoel niet altijd. Want wij hebben zo onze eigen besognes. Maar de kerk is wel de enige plek waar men echte rust vinden kan.
Voor heel veel mensen is God “mijn herder”.
Het is opnieuw zaak om attent te zijn.
In Psalm 23 staat niet dat God zich als een herder gedraagt. Nee, hij is uw Herder. Hij is jouw Herder. Hij is mijn Herder.

In de psalm die wij voor ons hebben staat de Verbondsgod centraal.
In dat lied is ons leven niet het belangrijkste. Natuurlijk, het bestaan van Gods kinderen komt wel in de psalm voor. Vanuit de voortjagende wereld brengt de Here Zijn kinderen naar de meest rustgevende omgeving die er bestaat.
Maar het gaat vooral om de reputatie van de God van het verbond. Het gaat om Zijn naam. Het gaat er om dat de God van hemel en aarde Zijn beloften waar maakt.

Tegenwoordig kunnen we Psalm 23 op allerlei plekken tegenkomen.
Hoe vreemd het ook klinkt: ooit was er een evangelische motorclub met de naam ‘Psalm 23′. De club bestaat, bij mijn weten, niet meer.
Ook opmerkelijk: de drieëntwintigste psalm kan een functie hebben binnen de zogenaamde zen-meditatie. Hoe gaat zo’n meditatie precies? “De oefening is eenvoudig: stil zitten op een kussentje, de ogen half gesloten, de aandacht op de ademhaling gericht. Dan opstaan, langzaam lopen, en tenslotte buigen voor Boeddha, onze ware aard, die tot uiting komt in wijsheid, en in vrij en bevrijdend handelen”[6]. In de zen-meditatie moet u dus op zoek naar uzelf, naar uw ware aard. Op een internetpagina van een zen-centrum in Den Haag staan allerlei citaten die binnen het boeddhisme belangrijk zijn. En een ervan is – jawel, jawel… – Psalm 23[7].
Wat wordt de wereld daar omgedraaid!
We hoeven namelijk helemaal niet op zoek naar ons zelf. Zoeken van God is niet nodig. En God hoeft ons ook niet te vinden. Hij heeft ons namelijk Zelf gemaakt. En Hij is en blijft onze Herder. Hij maakt Zijn naam waar.

Geloven: dat brengt ons echt verder.
Het maakt ons progressief. Vooruitstrevend.
Iemand legde Psalm 23 als volgt uit: “Uit alles blijkt dat het schaap het meest hulpbehoevende dier is als het gaat om het vinden van voedsel en goede verzorging. Als een schaap niet geleid wordt, blijft het op hetzelfde gebied lopen en maakt diepe sporen in het terrein waar ze steeds maar door blijven lopen. Ze zien er dan op den duur onverzorgd en verwaarloosd uit”[8]. Maar wie een schaap van de Herder is, die weet: ik blijf niet steeds op ditzelfde terrein; de zaken gaan voorúit. Er zijn wel mensen die hun leven als tamelijk zinloos ervaren. Het is een cirkelgang. Veel schokkends gebeurt er niet meer. Veel nieuws is er niet te melden. Wel, de Here leidt ons in rechte sporen: we blijven niet op één gebiedje steken, we zijn op weg naar een toekomst waarin God alles in allen zal zijn!

Het is wel bekend: als een schaap op zijn rug ligt, kan het niet meer overeind komen. Er moet door de herder ingegrepen worden. Onze Herder is altijd in de buurt. En Hij luistert naar onze vragen, naar onze gebeden.
De Here kent onze omstandigheden precies.
Hij weet er alles van.
Hij weet wel dat echt Gereformeerde mensen uiteindelijk altijd voor Gods eer op willen komen.
En Hij weet dat wij zondig zijn.
Hij weet dat Gereformeerd zijn ook strijd betekent.
Hij weet dat daar kritiek bij hoort, en dat het soms moeilijk is om daar mee om te gaan. En Hij weet ook wel dat de spanning in veel Gereformeerde gezinnen soms tot ongekende hoogten oploopt.
Ja, dat weet Hij allemaal wel.
Maar daarom, ja juist daarom staat in Psalm 23 de tafel klaar. Niet op het marktplein. Niet in de wereld. Nee, in de kerk.

De volgende week begint gelukkig weer met de kerk.
Het wordt vast weer een mooie zondag. En hopelijk wordt het een week waarin we veel dingen energiek kunnen aanpakken. En zo niet, geen nood. Want wij mogen het altijd weten: hij leidt ons in “de rechte sporen om zijns naams wil”.

Noten:
[1] Dit artikel is de bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op dinsdag 27 juni 2006.
[2] In het najaar van 2015 hoop ik Psalm 23:1 kort toe te lichten voor kinderen. Dat zal ik – Deo Volente – doen in het Gereformeerd kerkblad De Bazuin, en wel in de rubriek Psalm van de Week. Daarvoor tref ik in dit artikel enige voorbereidingen.
[3] Psalm 23:1, 2 en 3 (onberijmd).
[4] Psalm 23:5 a.
[5] Psalm 23:6 b.
[6] Zie http://www.kanzeon.nl/ . Geraadpleegd op maandag 13 juli 2015.
[7] Zie http://www.kanzeon.nl/vorige13.html . Geraadpleegd op maandag 13 juli 2015.
[8] Zie http://www.koninkrijkderhemelen.nl/tekstbestanden/Het%20herstel%20van%20de%20gemeente.htm . Geraadpleegd op maandag 13 juli 2015.

28 juli 2015

Uit het moeras

Het is met de zonde als men iemands baard: scheer je die vandaag af, dan groeit hij morgen weer aan. Hoe meer je je scheert, hoe harder hij groeit’. Die wijsheid is afkomstig van Maarten Luther[1].
Dat aforisme brengt ons in één stap bij Zondag 2 van de Heidelbergse Catechismus. Dat is die Zondag die ons wijst op Mattheüs 22: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.Dit is het grote en eerste gebod.
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten”[2].
Dat is die Zondag die eigengereidheid en eigenwijsheid in ons leven met één lange haal markeert: “… naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten”[3].

Mensen staan niet meteen in de hulp-modus. Ze hebben niet onmiddellijk de neiging om alle hulp te bieden die nodig is. Integendeel. Ze stoten elkaar af. Ze trekken zich ’t liefst zo weinig mogelijk van elkaar aan. Voor wij het weten is het haat en nijd, moord en doodslag.
Heel tekenend is, wat dat betreft, de voorpagina van een eerder deze maand verschenen editie van het Nederlands Dagblad.
“Grieken vragen weer hulp”, luidt de ene kop. Daaronder staat dat men noodsteun vraagt om overeind te blijven in een tijd van financiële crisis.
En de tweede krantenkop luidt: “Britse kerken: sneller asiel voor Syrische christenen”. De krant meldt: “Britse kerkleiders willen dat christelijke vluchtelingen uit het Midden-Oosten voorrang krijgen bij asiel in Europa. Volgens hen dreigt een ‘crisis van Bijbelse proporties’”[4].
Economisch wanbeleid, corruptie, oorlog, trage hulpprocedures…: zo gaat dat als mensen samenwerken.
Zondag 2 zien we elke dag om ons heen. In onze omgeving. In de krant of op de televisie.

De Here zegt: u moet goed weten hoe ellendig u er aan toe bent.
Pas dan ontdekt u de omvang en de diepgang van de genade die Ik u aanbied.

Nu het om deze dingen gaat, wijs ik graag op 2 Koningen 14.
In dat Schriftgedeelte komen we Jerobeam II tegen. In zeven verzen wordt zijn bewind gekenschetst. Dat is opvallend, want hij regeerde het langst van alle vorsten in het noordelijke rijk, maar liefst eenenveertig jaar. Hij heeft ook heel wat overwinningen op zijn naam staan.
Een exegeet schrijft: “Ondanks deze negatieve karakterisering heeft hij wel voorspoed: hij herovert het gebied van Israël, van Lebo-Hamath tot de Zee van de Vlakte, volgens het woord dat de HERE gesproken heeft door de profeet Jona”[5].
Het klinkt allemaal comfortabel. Welvarend. Voor het oog der wereld gaat het met Jerobeam II en diens onderdanen heel goed.
Maar dat is gezichtsbedrog.
Leest u maar mee in het vervolg van 2 Koningen 14: “Want de Here had gezien, dat de ellende van Israël zeer bitter was, dat het met hoog als met laag gedaan was en dat er geen helper was voor Israël. Maar de Here had niet gezegd, dat Hij de naam van Israël van onder de hemel zou uitwissen; dus verloste Hij hen door Jerobeam, de zoon van Joas”[6].
Kortom:
* de buitenkant ziet er luisterrijk uit
* maar wie verder kijkt, ziet dat de situatie ellendig is.
Het is ronduit verschrikkelijk! Waar je ook kijkt – in de arbeidersklasse, bij de middenstanders of in de kringen der elite – overal is de situatie, geestelijk gezien, werkelijk rampzalig.
En hoe komt het dan dat die buitenkant nog zo het aanzien waard is? Omdat de Here besloten heeft dat Hij de naam van Israël levend zal houden.

Ziet u wat daar, in 2 Koningen 14, gebeurt?
Het is de Here Zelf die de kerk overeind houdt.
En dat is hard nodig ook.
Want als het aan de mensen ligt, wordt het met de kerk helemaal niets meer. Zelfs regeerders laten zich aan de Here weinig gelegen liggen. Natuurlijk, Zijn naam mag best worden genoemd; daar gaat het niet om. Maar zeg niet dat het leven met de Here de levensstijl op aarde beïnvloeden moet. Want dat gaat te ver. Veel te ver.
Dat is de sfeer in 2 Koningen 14.

Er ligt een lange, lange tijd tussen 2 Koningen 14 – dat volgens kenners moet worden gedateerd in de achtste eeuw voor Christus – en de eenentwintigste eeuw[7].
In Nederland ziet bijna alles er comfortabel uit. En welvarend bovendien. Ach ja, het heeft maandenlang geduurd voor er een collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren was[8]. En nou ja, ondanks het herstel van de economie stijgen de donaties bij goede doelen op dit moment nog niet[9]. Maar voor het oog der wereld gaat het met Koning Willem Alexander en diens onderdanen heel goed.

Dat is echter gezichtsbedrog.
Want ten diepste zijn de mensen in deze tijd nog even zondig als vroeger.
Steeds minder Nederlanders erkennen de ellende waarin zij verkeren.
Steeds minder Nederlanders begrijpen dat zij afhankelijk zijn van de genade van God.
Die genade wordt ons geschonken.
Gratis.
De God van hemel en aarde trekt mensen uit het moeras van onvolmaaktheid en imperfectie.
Welzalig de mens die dat gelooft!

Kijk nog maar eens om u heen.
En lees Zondag 2 nog eens.
Dan doorziet u hoe noodzakelijk die Goddelijke actie is!

Noten:
[1] Zie http://www.heidelbergsecatechismus.nl/idee_lijst.php (onder Zondag 2).
[2] Mattheüs 22:37-40.
[3] Heidelbergse Catechismus – Zondag 2, antwoord 5.
[4] Nederlands Dagblad, donderdag 9 juli 2015, p. 1.
[5] Het citaat komt uit de webversie van de Studiebijbel; commentaar bij 2 Koningen 14:23-29.
[6] 2 Koningen 14:26 en 27.
[7] Deze datering vond ik op https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/jona-datering/2088 . Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Jerobeam_II .
[8] “Akkoord cao voor ambtenaar” kopte het Reformatorisch Dagblad op zaterdag 11 juli 2015.
[9] “Donateur niet guller na herstel economie”, staat boven een bericht in het Reformatorisch Dagblad van vrijdag 10 juli 2015.

27 juli 2015

Tegenstelling tussen kerk en wereld

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

In de Bijbel wordt incest beschreven.
Wij komen dat tegen in Genesis 19[1].

Daar staat beschreven dat de beide dochters van Lot bang zijn.
Waarvoor zijn zij dan zo bevreesd?
Wel, zij zijn bang voor kinderloosheid. Stel je toch voor dat zij geen nageslacht verwekken!
In de wijde omgeving zijn, zeker na de vernietiging van Sodom en Gomorra, geen huwbare mannen beschikbaar.
Wat te doen?
Welke oplossingen zijn in dergelijke situaties denkbaar?
De kinderen van Lot weten wel raad. De dames voeren hun vader dronken. En ja hoor – de beide dochters  worden zwanger van hun vader. De ene dochter in de eerste nacht. De tweede in de daaropvolgende nacht.

Bij het lezen van die buitengewoon onsmakelijke historie vermenigvuldigen zich de vragen.
Vragen als:
* Zijn de dochters van Lot eigenlijk wel godsdienstig?
* Waarom laat Lot dit gebeuren, notabene twee nachten achter elkaar?
* Waarom laat God dit alles toe?
* Waarom moeten Bijbellezers deze schokkende geschiedenis eigenlijk kennen?

Laten wij eenvoudig vaststellen dat er van Lot, en van zijn leven, niet veel meer over is[2].
“Hij ging wonen in een spelonk”, zo lezen we[3]. Lot bivakkeert in een bergland. Elke vorm van welvaart lijkt ver weg.
De beide dochters zijn door het contact met de inwoners van Sodom klaarblijkelijk volkomen bedorven. En Lot ook. Zij zijn allen geestelijk dood.
De keuze die Lot eerder heeft gemaakt – dat was in Genesis 13 – laat aan duidelijkheid weinig te wensen over: Lot kiest “voor zich de gehele streek van de Jordaan, en Lot brak op naar het oosten; en zij scheidden van elkander. Abram bleef wonen in het land Kanaän en Lot vestigde zich in de steden van de Streek, en sloeg zijn tenten op tot bij Sodom. De mannen van Sodom nu waren zeer slecht en zondig tegenover de Here[4]. Lot vindt het leven met de Here zeker niet het belangrijkste in zijn leven.
Daarmee is niet gezegd dat hij meteen vanaf het begin totaal bedorven is. Maar het geeft in ieder geval wel aan hoe diep mensen kunnen vallen als zij tegen de Here kiezen.
Is het u wel eens opgevallen dat de dood van Lot niet eens meer in het Woord van God vermeld wordt? Dat is tekenend. De dood van Lot is, om zo te zeggen, niet kostbaar in Gods oog.
De Here God helpt mensen verder die met Hem in het verbond leven. Hij wil barmhartig zijn voor allen die met Hem door het leven willen gaan. Laat ik u mogen herinneren aan Psalm 72:
“Voorwaar, hij zal de arme redden, die om hulp roept,
de ellendige, en wie geen helper heeft;
hij zal zich ontfermen over de geringe en de arme,
hij zal de zielen der armen verlossen.
Van druk en geweld zal hij hun leven bevrijden,
hun bloed zal kostbaar zijn in zijn oog.
En hij zal leven…”[5].
Daar staat het: en hij zal leven. De man die God maar laat praten zal echter niet leven. Die antithetische boodschap is ook vandaag volop actueel.

De dochters van Lot lijken er van uit te gaan dat zij, na de catastrofe in Sodom en Gomorra, met hun vader de enige overlevenden op de aarde zijn[6]. Zij hebben alle drie geen weet van de blijde Boodschap die God geeft: Ik ben in staat om uit de dood leven te wekken.
Denkt u maar aan die belofte die Abraham ontvangt als hij negenennegentig jaar oud is: “Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden; en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb. Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen”[7].
De God van hemel en aarde geeft de kinderzegen. En Hij is die de plaats Zijn schepselen in de historie van kerk en wereld bepaalt.
Het is belangrijk dat ons dat helder voor ogen staat.
Wij hebben wellicht de neiging om ons eerst en vooral aan Genesis 19 te ergeren. Immers, hier gebeurt iets dat de mensheid onwaardig is! Hier wordt iets beschreven dat een regelrechte schande mag heten! Hier komt, op de keper beschouwd, het allerslechtste in de mens naar boven!
Intussen trekt onze God echter de lijnen.
God leidt het leven van Lot en zijn dochters.
God leidt het leven van Abraham en diens nageslacht.
En ja – ook in de eenentwintigste eeuw, anno Domini 2015, ligt ons leven in Zijn hand. Als er iets is dat we in verband met Genesis 19 niet vergeten mogen, is het dat wel.

De beide dochters van Lot worden zwanger, en krijgen allebei een zoon. Moab heet de ene. De ander heet Ben-Ammi. Het worden stamvaders, respectievelijk van de Moabieten en de Ammonieten. Dat worden dus broedervolken van de Israëlieten.
Uit Deuteronomium 2 blijkt ook dat de Israëlieten geacht werden de Moabieten en de Ammonieten te respecteren. Het staat er zo:  “Toen zeide de Here tot mij: benauw Moab niet, en daag het niet uit ten strijde, want Ik zal u van zijn land niets in bezit geven, omdat Ik Ar aan de zonen van Lot tot een bezitting gegeven heb”. En: “dan komt gij in de nabijheid van de Ammonieten; benauw hen niet en daag hen niet uit, want Ik zal u van het land der Ammonieten niets in bezit geven, omdat Ik het aan de zonen van Lot tot een bezitting gegeven heb”[8].
Maar de houding van die broedervolken met Israël was niet best. We kunnen dat al in Deuteronomium 23 zien: “Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des Heren komen; zelfs hun tiende geslacht zal nimmer in de gemeente des Heren komen, omdat zij u bij uw uittocht uit Egypte op de weg niet met brood en water tegemoet gekomen zijn, en omdat zij tegen u Bileam, de zoon van Beor, uit Petor in Mesopotamië, gehuurd hadden om u te vervloeken”[9].
Iemand typeert de verhoudingen terecht als volgt: “De Moabieten en Ammonieten zijn een goddeloos volk geweest, zich uitlevend in de zonde en grote afgodendienaars. Israël heeft met die afgodische volken heel wat te stellen gehad. Je kunt dat lezen in de Bijbel. Wat hebben de profeten voor hen gewaarschuwd!”[10].

Onze God trekt de lijnen, noteerde ik hierboven. Wij kunnen ook zeggen: de lijnen komen, door toedoen van God, steeds verder uit elkaar te liggen.
De antithese tekent zich steeds meer af. De tegenstelling wordt verscherpt.

Het komt mij voor dat ons dat ook in 2015 duidelijk voor ogen moet staan.
Het kerkelijk leven wordt gekenmerkt door verdeeldheid.
Er zijn discussies. Er is onenigheid.
Zeker, mensen kijken ook heel vaak over kerkmuren heen. En zij helpen gaarne mee om die kerkmuren grotendeels af te breken.
Maar als het er op aan komt, valt het met de eensgezindheid tegen.
In die situatie moeten we blijven bedenken: broeders drijven maar al te snel uit elkaar. Wie zich niet aan het Woord van God houdt, verwijdert zich van Hem; misschien eerst onbewust, maar toch. Wie het Goddelijk werk in de kerk niet eerbiedigt, keert zich tegen Hem.
Als u het mij vraagt is Genesis 19 ook op dit punt reuze actueel.

Wellicht, geachte lezer, had u verwacht vandaag een tirade tegen incest te lezen. Maar nee, zover komt het vandaag niet.
Naar mijn inzicht gebruikt de Here de onverkwikkelijke geschiedenis uit Genesis 19 om ons te wijzen op de scherpe tegenstelling tussen wereld en kerk. Die antithese mogen wij nooit negeren.

Noten:
[1] Genesis 19:30-38.
[2] In het onderstaande maak ik onder meer gebruik van http://www.oudesporen.nl/Download/OS1004.pdf . Geraadpleegd op donderdag 9 juli 2015.
[3] Genesis 19:30.
[4] Genesis 13:11, 12 en 13.
[5] Psalm 72:12-15 a.
[6] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://www.overvloeiendegenade.nl/debijbeldoor/genesis192638.html . Geraadpleegd op donderdag 9 juli 2015.
[7] Genesis 17:4, 5 en 6.
[8] Uit Deuteronomium 2 citeer ik achtereenvolgens de verzen 9 en 19.
[9] Deuteronomium 23:4. Zie ook Numeri 22, 23 en 24.
[10] C. van Rijswijk, “Lot: de neef van Abraham; 56: Lots nakomelingen”. In: De Wachter Sions, 10 november 2011, p. 2 (rubriek Bijbelse geschiedenis). Ook te vinden op www.digibron.nl .

24 juli 2015

Dienstplicht

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

Hoe moet het verder met de kerk[1]?
Het is een bekende vraag.
Een menigte gelovigen is die vraag echter al lang en breed voorbij. Velen zeggen iets als: ‘Waarom zouden we verder gaan met de kerk? Ik geloof wel in God, maar dan zonder de kerk. Dat kan toch ook?’.
Er was eens een man die sprak: ‘Ik heb nu een levend geloof, vroeger was ik katholiek’[2].

Een levend geloof hebben, maar vervolgens de kerk ontwijken en negeren?
Dat kan niet.

Om dat nader te expliceren neem ik u mee naar Jesaja 59.
Ik citeer: “Maar als Verlosser komt Hij voor Sion en voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, luidt het woord des HEREN. En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de HERE. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de HERE, van nu aan tot in eeuwigheid”[3].

Het is de Here Zelf die daar actie onderneemt.
Het gaat in Jesaja 59 over de zonden van Gods volk. Ongerechtigheden zijn aan de orde van de dag. Iedereen liegt maar raak, agressiviteit is elke dag in de samenleving te vinden.
Toch zijn er nog mensen die leven met God. Er zijn in Jesaja 59 nog altijd mensen die in gebed naar God toe gaan.
En de Here belooft: wat er ook gebeurt, er zullen altijd mensen blijven die Gods kind heten. Er zijn altijd Verbondskinderen blijven. Daar ga ik Zelf voor zorgen.

Dat zijn geen loze woorden.
Denkt u maar aan de preek die Petrus hield op de eerste Pinksterdag. “Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal”[4].
Die preek kunnen we, denk ik, wel beschouwen als een vervulling van Jesaja 59.

Laten we daarbij niet vergeten dat in Jesaja 59 een oorlogssituatie wordt beschreven.
Leest u maar mee: “Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. Naar de daden zal Hij vergelden: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden; aan de kustlanden zal Hij vergelding doen. En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des Heren vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des Heren voortgezweept”.
Het is dus oorlog geworden. De Here hulde zich in militair tenue.
In de verzen die ik hierboven citeerde gebeurt iets bijzonders. De tekst gaat van de verleden tijd zonder aankondiging over in de toekomende tijd.
Het is oorlogstijd.
En dat blijft het blijkbaar ook.
De Here heeft, om zo te zeggen, Zijn uniform niet meer uit gedaan. De strijdende God van Jesaja 59 is in Handelingen 2 in fel gevecht met Zijn tegenstander. En wie zijn ogen open heeft, ziet dat ook vandaag nog altijd wordt gevochten. God en satan vechten de beslissende tweekamp uit.

De Here schakelt in het nieuwe verbond Zijn kinderen bij die oorlog in. Dat blijkt heel duidelijk uit Efeziërs 6.
“Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels”[5].
“Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid”[6].
En: “… neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God”[7].
In zulke omstandigheden is het eigenlijk geen wonder dat we ons vaak alleen en terneergeslagen voelen.

De Here komt naar Sion toe. Hij ontmoet Zijn volk. Hij leidt de kerk, door tegenslag en slagveld heen.
Daarom moeten Gods kinderen steeds hun medegelovigen blijven opzoeken. In de Nederlandse situatie gaat dat – hoe verdrietig dat ook is – soms over kerkgrenzen heen.
Maar die situatie is ongewenst. Het is niet: hier wat, daar wat; hier enkele mensen, en daar ook nog een paar. Ons ideaal is: we strijden als één man, voor een Man. En dat ideaal kunnen we blijven koesteren omdat we op weg zijn naar Zijn paradijselijke vrede!

Ware gelovigen zijn in dienst van de hemelse Here. En nee, het vervullen van die dienstplicht is lang niet altijd even prettig.
In de militia Christi worden de pasklare oplossingen niet door een bevoorradings- en transportbataljon aangeleverd.
De kerk begint niet bij mensen. Kerkvergaderend werk is een activiteit van God. Met dat werk gaat de Here in alle eeuwen door.

Ik keer terug naar Jesaja 59.
We leren het daar: de Here heeft Zichzelf in de strijd geworpen.
We hebben het begrepen uit Efeziërs 6.
Gods kinderen worden, of zij dat nu leuk vinden of niet, volop bij die strijd ingeschakeld.

Hoe het verder moet met de kerk?
We moeten Christus volgen in Zijn gang door de historie van kerk en wereld.
Dat is niet makkelijk.
Maar voor trouwe kinderen van God staat vast dat het lukken zal. Zij zullen er, als het goed is, voor blijven ijveren dat ze één leger kunnen vormen.
En de Here zal voorop gaan.
“Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder”. Herkent u Johannes 10[8]?
Het zal worden één kudde, één herder: Hij heeft het Zelf beloofd[9]!

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op vrijdag 5 augustus 2005.
[2] Zie http://www.ikonrtv.nl/kerknieuws/doop_bij_hour_of_inspiration_historisch .
[3] Jesaja 59:20 en 21.
[4] Handelingen 2:39.
[5] Efeziërs 6:11.
[6] Efeziërs 6:14.
[7] Efeziërs 6:17.
[8] Johannes 10:16.
[9] Een bewerking van dit artikel werd gebruikt als hoofdartikel in het kerkblad van De Gereformeerde Kerk Groningen. Het artikel werd opgenomen in het nummer dat op zondag 2 augustus 2015 is verschenen.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.