gereformeerd leven in nederland

28 september 2012

Herrie in Haren

De zonde is in onze maatschappij diepgeworteld. Gereformeerde mensen wisten dat al. Maar die geloofskennis is, naar het mij voorkomt, actueel geworden na de rellen in Haren.

Het verhaal is inmiddels genoegzaam bekend. Een meisje uit Haren annonceert een feestje vanwege haar zestiende verjaardag. Dat doet zij via Facebook. Zij verzuimt om aan te vinken dat het een privéfeestje betreft.
Dat foutje wordt door anderen opgepikt. De mededeling evolueert van een blijde mededeling tot een grap, en vervolgens tot Project X. Duizenden mensen uit heel Nederland komen naar Haren om het feestje ‘mee te vieren’. De relschoppers worden wakker. Ook zij komen naar het Groningse dorp, ofschoon de burgemeester inmiddels expliciet heeft afgekondigd dat er géén feest zal plaatsvinden.
De hooligans maken uiteindelijk hun eigen ‘feestje’. En zo kan het gebeuren dat er op vrijdagavond 21 september 2012 een veldslag in Haren plaatsvindt. Politie en bestuurders vanuit de overheid hebben er hun handen vol aan. Er vallen veel gewonden, een paar zwaargewonden, en de materiële schade beloopt – naar men zegt – enkele miljoenen euro’s. Haren is gedurende enkele uren hot news in de media. En de wereld kijkt lichtelijk verbijsterd toe[1].

Wat zal een Gereformeerd mens, die de Bijbel regelmatig open heeft liggen, van deze dingen zeggen? De gedachten vermenigvuldigen zich.
Ik zet enkele van mijn ideeën op een rij. Wellicht heeft u, geachte lezer, er óók nog iets aan.

1.
De Facebookrellen bepalen ons bij de verdorvenheid der mensen. Zonde en verval staan voor ons gevoel tamelijk ver bij ons vandaan. Gebeurtenissen als deze bepalen ons er echter bij dat het bederf er bij de mensen diep in zit. En dat is heel vroeg in de wereldgeschiedenis begonnen. Denkt u bijvoorbeeld maar aan Genesis 6, waar de verdorvenheid een bijna alles bepalend refrein lijkt te zijn: “De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven”[2].
Wat Gods Woord ons meedeelt over erfzonde en erfsmet is geen theorie.
Mensen laten zich zomaar meeslepen door de meute[3]. Er mankeert veel aan onze natuurlijke rem.

2.
Sociale media kunnen een buitengewoon nuttige functie vervullen. Men kan snel boodschappen overbrengen, met vrienden communiceren, artikelen publiceren of bijvoorbeeld reclame maken voor allerlei producten.
Maar het is juist die snelheid die ons, mensen met een beperkt brein, soms nekt.
In dit verband wijs ik op het doel dat de Spreukenleraar met zijn spreuken heeft: “De Spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, om wijsheid en tucht te verkrijgen, om verstandige woorden te verstaan, om de tucht aan te nemen, die verstandig maakt, gerechtigheid en recht en rechtschapenheid; om de onverstandigen schranderheid, de jongeling kennis en bedachtzaamheid te geven[4].
Christenen moeten zich, zeker in een wereld als de onze, oefenen in weloverwogenheid.
Wij moeten met de Here door de wereld wandelen. Als wij dat doen, fungeert Hij als onze Beveiliger. Dan begrijpen we wat eerlijkheid is, en wat rechtvaardigheid inhoudt. Dan worden we rustige en verstandige mensen. Om met Spreuken 2 te spreken: “bedachtzaamheid zal over u waken, / verstandigheid zal u behoeden, / om u te redden van de boze weg, / van de man die verkeerde dingen spreekt”[5].
Wij moeten kennis over de Here vergaren. En daarbij geldt, menselijkerwijs gesproken althans: rust kan ons redden. Ik citeer Spreuken 3: “Mijn zoon, laat ze niet wijken uit uw ogen, / bewaar overleg en bedachtzaamheid”[6].

3.
Mijn gedachten gaan naar Mattheüs 24: “Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën”[7].
Deze tekst haal ik aan omdat je via sociale media tamelijk snel een oorlog kunt ontketenen. Want laten we wèl wezen: wat in een dorpskern kan, kan ook in een stad. En ook in een land. En ook in een werelddeel. Ja, zelfs in de wereld.
We hebben van de Here prachtige instrumenten gekregen om de wereld te verkennen en te ontwikkelen. Maar de duivel slaagt er in om al deze gaven op grote schaal te misbruiken.

4.
De Harense rellen bewijzen eens te meer dat, met de komst van de sociale media, de grenzen tussen privé en openbaar steeds meer vervagen.
Mensen moeten er steeds meer hun best voor doen om hun persoonlijke leven te bewaken. Alles ligt op straat. De grote samenleving houdt, steeds vaker en steeds intensiever, in de gaten wat er achter de voordeur gebeurt.
Laten wij ons echter niet vergissen.
Het geloof moet namelijk wel in het privédomein blijven. O wee als je dáármee naar buiten komt. Zelfs VVD-leider Rutte zei ooit: “Wat voor geloof je hebt, is iets van jou achter de voordeur. Zolang je je aan de regels van de rechtsstaat houdt, ga ik daar niet over”[8]. Godsvrucht en kerk? Dat wordt hoe langer hoe meer iets van de huiskamer.
Voor de rest mag bijna alles op straat. Tot naaktfoto’s van Prins William en Catherine Middleton aan toe[9].
Het vólk zal wel uitmaken wat wel en niet openbaar is.
De duivel, de tegenstander van God, bezit vele middelen om mensen van God af te trekken. Ten diepste is hier de strijd tussen God en Satan aan de orde.
Edoch, kinderen van God mogen beseffen dat de Here God in die strijd aan de winnende hand is. Nee, dat lijkt niet zo als een stelletje relschoppers er in slaagt om de boel binnen de kortste keren op de kop te zetten. Maar de stand van zaken is wél dat de Here Overwinnaar is.
En in die victorie zullen Zijn kinderen te Zijner tijd delen. Leest u maar mee in 1 Johannes 3: “Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is”[10].
Wij zullen de hemelse God zien.
Er komt een moment dat Hij alles zal zijn in allen. Op dat ogenblik zullen alle relschoppers machteloos wezen. Dan is het feestgedruis niet van de lucht!

Noten:
[1] Zie bijvoorbeeld http://www.refdag.nl/centrum_haren_is_een_ravage_fotoserie_1_676795 , http://www.rtvnoord.nl/artikel/artikel.asp?p=113728 en http://www.nd.nl/artikelen/2012/september/25/de-toegeeflijke-samenleving .
[2] Genesis 6:11 en 12.
[3] Zie http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/3321553/2012/09/25/Relschopper-Haren-niet-kansloze-maar-brave-scholier.dhtml .
[4] Spreuken 1:1-4.
[5] Spreuken 2:11 en 12.
[6] Spreuken 3:21.
[7] Mattheüs 24:6, 7 en 8.
[8] Zie http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1297880/2008/03/21/Rutte-wil-God-in-het-privedomein.dhtml .
[9] Zie bijvoorbeeld http://nos.nl/koningshuis/artikel/419975-rechter-verbiedt-blootfotos-kate.html .
[10] 1 Johannes 3:1, 2 en 3.

27 september 2012

Aangeboden: magnifiek domicilie

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Dit artikel begint met een Bijbeltekst.
“En nu, ik draag u op aan de Here en het woord zijner genade, aan Hem, die bij machte is te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden”.

Dat is een zin uit Handelingen 20[1].
In de betreffende perikoop staat de rede waarmee Paulus op het strand van Milete afscheid neemt van de oudsten van Efeze.
Heel lang ben ik bij u geweest, zegt Paulus. Ik heb de Here gediend. En dat kostte veel moeite, want de Joden pleegden regelmatig aanslagen. Niettemin kwam ik overal  met Gods Woord: in de huizen, en op straat. Iedereen die het horen wilde, riep ik op om zich te bekeren.
En nu, zo gaat Paulus verder, heeft Gods Geest mij opdracht gegeven om naar Jeruzalem te gaan. Wat mij daar te wachten staat weet ik niet precies. Maar wat de Geest ervan laat doorschemeren voorspelt niet veel goeds. Maar daar gaat het ook niet om. De vraag is of ik de opdracht om het Evangelie te verkondigen, daadwerkelijk úitvoer.
De rede van Paulus heeft iets dramatisch. Dit is de laatste keer dat ik u zie, zegt hij tegen die ouderlingen uit Efeze. En, meldt de apostel erbij, ik heb niets weggelaten uit het Evangelie. Alles wat de Here aan Zijn volk wil laten weten, heb ik doorgegeven. Heel het plan van God heb ik uit de doeken gedaan. Bij dat Evangelie moet u, ouderlingen van Efeze, blijven. Gewapend met die blijde Boodschap moet u Gods kinderen door de wereld leiden. Denk erom, waarschuwt Paulus, er zullen ook dienaren van de duivel komen. In Efeze moet men er op rekenen dat zij Gods kinderen zullen opjagen en aanpakken. En het wordt nog érger: in de eigen gemeente zullen mensen hun stem verheffen om onbijbelse leringen te verkondigen. Bewaak de kudde dus goed! En denk nog maar eens terug – zegt Paulus – aan al de energie die ik erin heb gestopt om de christenen in Efeze op het rechte pad te houden.

Dat is de inleiding op de tekst waarmee dit artikel inzet.
De Here is bij machte om op te bouwen. Dat kán Hij. Voor kunnende opbouwen staat er in het Grieks: dunamenōi ep-oikodomēsai. In het eerste woord herkennen wij ons woord ‘dynamiek’. In het tweede woord zien we het Griekse oikos, ‘huis’; en ook domeo, ‘degelijk bouwen’[2]. De Here is dus druk aan het bouwen. Met een enorme hemelse dynamiek brengt Hij een groots domicilie tot stand.
Wij moeten, nu het hierom gaat, niet op het aardoppervlak blijven zien. Paulus doelt met name op het ééuwige leven.
Wanneer we spreken over de opbouw van de kerk moeten we niet alleen naar de activiteit van de ware gelovigen kijken. En ook niet slechts naar de inspanningen van kerkenraadsleden.
De Here is met bouwen bezig. Er wordt iets groots door Hem verricht!

Dat troostvolle Evangelie geeft rust.
En die kalmte hebben we nodig ook.

Ik las een bericht over een bijeenkomst van de Vereniging Tegen Manipulatie in Christelijke Groepen.
In Rotterdam voerde Peter ter Velde het woord. Peter is een zoon van oud-EO-voorman Feike ter Velde.
Welke keuze ik vroeger ook maakte, de keuze was nooit goed. De lat lag heel hoog – daar kon ik dus nooit aan voldoen”, blikte Ter Velde terug. “Altijd was er die schaamte, dat schuldgevoel, dat gevoel van veroordeling omdat ik er niet aan kon voldoen”. En: “Terwijl ik wilde zijn zoals iedereen. Dat gevoel van schaamte, van het anders-zijn, zat er zo vreselijk in”. En: “Toen ik tien was, kreeg ik een radio van mijn opa. Ik luisterde er op mijn zolderkamer mee naar Hilversum drie. Maar als mijn vader de trap op liep, zette ik ’m uit. Die muziek komt uit de hel, vond hij”. En: “De buitenkant was mijn aangepaste ik, de ik die ik moet zijn – in de ogen van mijn vader, en van God. Maar diep van binnen was ik iemand anders. Maar daar praatte ik nooit met iemand over”.
In dat bericht stond ook: “Uiteindelijk ging hij het gesprek met zijn vader aan. ‘Het was voor het eerst dat ik het hele verhaal aan iemand vertelde, en dan ook nog eens aan mijn vader,’ zegt Ter Velde. Hij leunt op de tafel als hij het vertelt. ‘Twee weken later zijn we weer bij elkaar gekomen. Mijn vader had over alles nagedacht. Hij voelde zich enorm schuldig. We hebben daarna nog een avond gesproken. Toen was alles gezegd en hebben we het afgesloten. Het is nooit kwade opzet geweest van mijn vader, maar de gevolgen waren wel desastreus”[3].

Over het bovenstaande citaat zou heel wat te zeggen zijn. Maar het belangrijkste lijkt mij dit: kerkmensen moeten altijd onthouden dat de Here Zijn kerk bouwt; Hij doet dat met dynamische kracht.
Die gedrevenheid zien we terug in de activiteit van gelovige mensen.
In Efeze zien ze die kracht terug in de energie van de apostel Paulus.
Kinderen zien Goddelijke bezigheid in de activiteit van hun ouders.
Actieve kerkmensen zien die Geestelijke onstuimigheid bij tijd en wijle weerspiegeld in de werkzaamheid van broeders en zusters.

Echter: soms voelen mensen zich gedwóngen om bepaalde dingen te doen of te laten. Het geloof voelt als een keurslijf. Kerkelijk leven voelt als een korset. Als krap zittende kleding, misschien.
Wie dergelijke gevoelens heeft, moet zich door Vader in de hemel laten corrigeren.
In de kerk moet dwang nooit nodig wezen. En zodra er wèl van pressie sprake is, gaat er iets grondig fout.
De activiteit van andere gelovigen moet ons stimuleren om óók de Here te dienen. Als we dan allerlei stimulansen krijgen, gaat het niet om mensen. Aansporingen die we ontvangen zijn er – als het goed is – op gericht om ons bij de Hére te brengen.
Gelovige mensen – kerkenraadsleden, ouders, vrienden of anderen – kunnen goede voorbeelden zijn van het leven met de Here. Maar diezelfde gelovige mensen kunnen ook de indruk wekken dat devotie en Godsvrucht verplichtingen zijn.
Eén van de eerste en belangrijkste dingen die we in de kerk moeten leren is: door menselijke drukte heen kijken. We moeten leren om door mooie woorden heen te prikken. Ontactisch gepraat dat we horen moet ons ertoe brengen om bij de Here aan te kloppen.
Mensen zijn zondig. Hoeveel goede werken zij ook doen, altijd is de oproep: richt u op het kerkvergaderend werk van God.
Mensen zijn zondig. Hoeveel kwaad bloed zij ook zetten, altijd klinkt impliciet de uitnodiging van de Here om “zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus”. Dat laatste citaat komt óók uit Handelingen 20[4].

Wat staat ons te doen?
Eén ding slechts. Wij moeten ons naar Hem toe keren, en ons vervolgens beroepen op Gods genade. Als we dat doen zijn we zéér toekomstgericht bezig. Dan wordt het rustig in ons hart. Dan kunnen we, dag aan dag, geloofskalmte opbrengen.

Bouwen en bewaren van de kerk: dat betekent dat wij ons, in alles, richten op de Bouwer van de kerk. Die Bouwer maakt voor ons een nieuwe leefplek gereed. Een magnifiek en majestueus domicilie van hemelse allure!

Noten:
[1] Handelingen 20:32.
[2] Zie de webversie van de Studiebijbel. En ook http://concordances.org/greek/3618.htm .
[3] “Religie niet langer een juk”. In: Nederlands Dagblad, maandag 24 september 2012, p. 2.
[4] Handelingen 20:21.

26 september 2012

Hosea 3: de noodzaak van lege handen

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Op het eerste gezicht is Hosea 3 een ietwat merkwaardig Schriftgedeelte[1]. Waarom? Omdat het, voor een deel althans, een herhaling is van de eerste hoofdstukken van Hosea. Is de ontrouw ons nog niet voldoende ingepeperd? Weten we nu nog niet hoe wij zomaar kunnen afdwalen? Is het beeld nog niet voldoende duidelijk?

De Here vindt het blijkbaar nodig om het in Hosea 1 opgeroepen beeld nog eens van dichtbij te bekijken. En dat is tekenend. Dat geeft, bijvoorbeeld, aan hoeveel pijn en verdriet de Here heeft over de ontrouw van Zijn bruid. Dat maakt helder hoe belangrijk het is om naar Gods Woord te leven. In iedere situatie moet de vraag worden beantwoord wat de Here hier en nu van ons vraagt.

Als het beeld in Hosea 3 wordt uitvergroot – en derhalve wat nauwkeuriger wordt bekeken – , valt er nog wel het een en ander over te vertellen.
1.
De Israëlieten zijn liefhebbers van druivenkoeken. Een dominee legde eens uit: “…die druivenkoeken waren niet zomaar een lekkernij, maar golden als cadeautjes van de vreemde goden die eerder genoemd zijn. De HERE spreekt hier dus uit dat de Israëlieten verzot zijn op de lekkernijen die ze van andere goden krijgen. Van díe mensen houdt Hij”[2]. De Here laat Zijn liefde blijken aan mensen die voortdurend de neiging hebben om, godsdienstig en cultureel, op avontuur te gaan. Wij worden hier dus geconfronteerd met de niet aflatende trouw van de Here.
2.
Hosea koopt de vrouw terug die hij gehuwd heeft. Daarmee laat hij zien hoe groot de liefde van God voor Zijn volk is. De hemelse God heeft er alles voor over om de door Hem uitgekozen mensen bij Zich te houden.
3.
Hosea koopt zijn vrouw terug voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. Dat is de prijs van een slaaf. De waarde van deze munten en goederen komt overeen met dertig zilverstukken[3]. Die dertig zilverstukken vinden we ook terug in Mattheüs 26: ze zijn het loon dat Judas ontvangt als hij zijn Meester verraadt[4]. Met die slavenprijs koopt Hosea dus zijn vrouw terug.
4.
Hosea’s vrouw moet blijven zitten. Ik citeer: “En ik zeide tot haar: Vele dagen zult gij blijven zitten; gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren; en ook ik zal tot u niet komen”[5]. Een dominee omschreef dat een als een heel vreemde liefdestaal. “Want welke man zou z’n vrouw opsluiten in een hutje op de hei, met een voorraad eten voor twee weken maar zonder mobieltje, zonder kans op contact met anderen – en haar dan achterlaten met de boodschap: ik hou van je, daarom laat ik je hier voorlopig zitten? Wat is dat voor vreemd soort liefde?”[6].
Toch is het minder eigenaardig dan het er in eerste instantie uitziet. De Here roept Zijn bruid – de kerk dus – op tot zelfbeproeving. Tot zelfonderzoek.
Daar komt bij dat de Here Zijn vrouw, om zo te zeggen, loslaat in de wereld. De kerk moet in het alledaagse leven ondervinden dat een menswaardig bestaan zonder God gewoonweg onmogelijk is.
5.
De Israëlieten moeten blijven zitten zonder efod.
Die efod is een kostbaar gewaad, dat door de hogepriester gedragen wordt. Het is een soort borstrok: een pand voor en achter, met verbindingen over de schouders en langs de heupen[7].
Als ik het goed begrijp, duidt het ontbreken van die efod op het feit dat de eredienst niet georganiseerd is. Althans: er is geen wéttige eredienst. Een dienst zoals de Here God die voorgeschreven heeft; een dienst zoals Hij die wenst.
6.
De Israëlieten moeten blijven zitten zonder terafim.
Dat laatste woord vertalen we in het Nederlands vaak met ‘huisgoden’ of ‘godenbeeldjes’[8].
In Genesis 31 verbergt Rachel een terafim onder haar kameelzadel[9]. Er zijn blijkbaar ook grotere terafim. Uit 1 Samuël 19 valt af te leiden dat er ook manshoge terafim bestaan[10].
Het is niet precies duidelijk waarvoor die terafim dienen. Ze hebben te maken met vruchtbaarheidsrituelen, zegt de een. Ze maken de verbinding met geneeskrachtige goden, zegt een ander. Het lijkt er in ieder geval op dat ze gebruikt worden bij allerlei waarzeggerij[11]. De koning van Babel gebruikt ze daar ook voor, blijkt uit Ezechiël 21[12]. Men gebruikt ze soms ook in het erfrecht: als iemand bijvoorbeeld zijn schoonzoon tot erfgenaam benoemt, ontvangt die schoonzoon een terafim; daarmee kan hij bewijzen dat hij de erfgenaam is.
Welnu, de Here zegt: u moet het maar een poosje zonder uw huisgoden doen. En Hij zegt: met die waarzeggerij komt u ook niet verder. Hij zegt ook: uw rechtspraak organiseert u maar zónder terafim.

Wie zich op deze dingen bezint, begrijpt al snel dat dit Schriftgedeelte zonder veel moeite op de actualiteit kan worden betrokken.
Enige gedachten daaromtrent geef ik door.

a.
De kerk van 2012 moet beseffen dat ook zij te maken heeft de trouw van de Here.
In het Verbond vraagt Hij van Zijn kinderen om zich van de wereld af te scheiden. De Here God zondert Zijn kinderen af. Hij bereidt hen voor op een eeuwige toekomst met Hem.
b.
De Here heeft, om zo te zeggen, alles op alles gezet om Zijn kinderen te redden en in het verdere van hun leven goed te verzorgen.
Dat zo zijnde is het een wantoestand als wij een kerk zoeken die ons aan staat. De kwestie is: wordt Zijn Woord verkondigd, en niets anders dan dat? Wij zijn verplicht om op zoek te gaan naar de kerk die – om het met de Nederlandse Geloofsbelijdenis te zeggen – zich “richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd”[13].
c.
Er zijn nogal wat kerkmensen die zich druk maken om de manier waarop de kerk met haar leden en met de omringende wereld communiceert. Er wordt, bijvoorbeeld, gezegd: “Goede bijdragen in de media kunnen een kerklid het gevoel geven: daar wil ik bijhoren, voor die kerk geneer ik me niet. En het laat zien dat christenen relevante dingen voor de samenleving hebben te zeggen en bovendien normale mensen zijn met humor”[14].
Hoe belangrijk aandacht voor communicatie ook is, er is vooral een ándersoortig zelfonderzoek nodig. Met grote regelmaat zal de kerk moeten bezien of het leven met de Here nog op de eerste plek van de prioriteitenlijst staat.
d.
In het Bijbelboek Hosea neemt de Here alles wat aan Godsdienst doet denken, een poos weg. De Israëlieten moeten ervaren hoe het is om zichzelf te moeten redden. Als zij die ervaring hebben, waarderen zij de zorg en aandacht van de hemelse God des te meer.
Dit is, denk ik, een goede leer voor de kerk van vandaag.
Wie zichzelf wil redden, komt terecht in Nergenshuizen.
Wie z’n eigen gedoetje wil managen – en de kerkelijke zaken verstandig regelt, doch de Bijbel dicht laat! – zal ontdekken dat de kerk een kwijnend bestaan gaat leiden.

Wie Hosea 3 leest, realiseert zich eens te meer: wie als waar gelovige de Here dienen wil, moet met met lege handen komen!

Noten:
[1] Vandaag over een week, op woensdag 3 oktober 2012, vergadert Deo Volente de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Daar zullen de hoofdstukken 3 en 4 van het Bijbelboek Hosea centraal staan. Dit artikel is een resultaat van enige voorstudie over Hosea 3.
[2] Zie http://eindhoven.ngk.nl/folder0400/preek.php?datum=2000-08-13&dagdeel=a .
[3] Zie ook http://www.ekklesia-evangeliekorps.com/?p=1162 .
[4] Mattheüs 26:14, 15 en 16: “Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren”.
[5] Hosea 3:3.
[6] Zie http://www.scholma.nl/websites/scholma/hb.nsf/3de6f79b7d03133cc1256cf700323807/d155f4affe4f11fac1256dab00300fd3?OpenDocument .
[7] Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Efod .
[8] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://www.bijbelaantekeningen.nl/bn/?View=Subjects&action=503 .
[9] Genesis 31:34: “Rachel nu had de terafim genomen en in het kameelzadel gelegd, en was daarop gaan zitten”.
[10] 1 Samuël 19:13: “Daarop nam Michal de terafim en legde die op het bed; zij legde een net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan en spreidde er een kleed over uit”.
[11] Zie Zacharia 10:1 en 2: “Vraagt van de HERE regen ten tijde van de late regen. De HERE maakt de bliksemschichten; een stortregen zal Hij hun geven, voor iedereen gewas op het veld. Want de terafim spreken ijdelheid, de waarzeggers schouwen leugen, bedrieglijke dromen spreken zij, nietswaardige troost bieden zij. Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft”.
[12] Ezechiël 21:21: “Want de koning van Babel zal aan de tweesprong staan, aan het begin van de twee wegen en waarzeggerij plegen; hij zal de pijlen schudden; hij zal de terafim raadplegen; hij zal de lever bezien”.
[13] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29.
[14] Zie: “In elke kerkenraad een communicatieouderling”. In: Nederlands Dagblad, zaterdag 22 september 2012, p. 2.

25 september 2012

Niet transparant

Vandaag de dag horen wij veel over transparantie. Onze manier van doen moet doorzichtig zijn. De mensen moeten kunnen volgen wat er gebeurt.
Dat klinkt allemaal prachtig. Maar soms is die doorzichtigheid niet zo handig.
Voorbeeld: in een kabinetsformatie zijn een aantal partijen aan het onderhandelen. In zo’n situatie zijn de onderhandelaars niet altijd transparant. Als zij dat wèl zouden zijn, zouden de besprekingen heel stroef gaan verlopen. Nieuws over de voortgang zou binnen de kortste keren oud wezen.
In het Nederlands Dagblad van afgelopen vrijdag, 21 september, stond te lezen: “De eerste keer dat een nieuw geïnstalleerde Tweede Kamer debatteerde over de uitslag van de verkiezingen, werd gistermiddag een wat merkwaardige vertoning. De uitslag was immers ruim een week oud en verkenner Henk Kamp had zijn werk al gedaan: wat viel er nog ‘in alle openheid’ te debatteren over de vraag wat de kiezer op 12 september precies heeft gezegd?
Emile Roemer, Sybrand Buma, Alexander Pechtold en Arie Slob trachtten meer transparantie te bereiken, maar de politieke kaarten zijn geschud: VVD en PvdA gaan onderhandelen. Dus hielden respectievelijk Mark Rutte en Diederik Samsom hun mond over punten die in de formatie een rol gaan spelen. Na de bijdragen van Rutte en Samsom bloedde het debat vrijwel dood”[1].
Ik wil maar zeggen: soms is transparantie niet zo nuttig. Soms is transparantie zelfs lastig. En tijdrovend, bovendien.

Heel veel mensen koesteren de diepe wens dat de Here God wèl transparant is over Zijn beleid. Zij willen graag begrijpen wat de Here doet. Zodra zij het gevoel hebben dat de Schepper van hemel en aarde wonderlijke dingen doet, is wantrouwen aan de orde van de dag.

Maar de diepe wens van vele wereldburgers omtrent de Goddelijke activiteit wordt niet vervuld.
Immers, in de kerk moeten wij voldoende hebben aan de wetenschap dat de Here in Zijn Woord alles heeft gegeven om onze redding te kunnen bewerkstelligen[2].
In de kerk heerst gelovig vertrouwen. Het vertrouwen dat de Here voldoende geeft om op deze aarde tot Zijn eer te leven. Het vertrouwen dat de hemelse Heer alles doet om ons voor te bereiden op het volmaakte leven in de hemel.

Nee, het Goddelijk beleid is niet transparant. Want: 1. de bezigheden van de Here zijn niet controleerbaar; 2. wat hij doet kan niet door ons worden getoetst.
Toch is er in de kerk wel degelijk iets zichtbaar. Daar zijn met een zekere regelmaat tekens te zien.
Hij heeft ons sacramenten gegeven om de boodschap van het Evangelie te versterken.
In Zondag 25 van de Heidelbergse Catechismus kunnen wij lezen: “Sacramenten zijn heilige zichtbare tekenen en zegels, die God ingesteld heeft om ons door het gebruik daarvan de belofte van het evangelie nog beter te doen verstaan en te verzegelen. Deze belofte houdt in dat Hij ons om het enige offer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving van zonden en eeuwig leven uit genade schenkt”[3].
De Here geeft ons sacramenten om ons beter te laten begrijpen wat het Evangelie inhoudt.
Transparant wordt die blijde Boodschap nooit.
Maar de tekens zijn te zien, te voelen en te proeven voor ieder die zijn ogen in de kerk open heeft.

Het is, als het over deze dingen gaat, belangrijk om ons te concentreren op die term ‘het enige offer van Christus’. Dat offer is één keer gebracht. En die ene keer was voldoende om ons te redden.
De sacramenten hebben als oogmerk om de kern van dat Evangelie beter tot ons te laten doordringen. Niet meer. En niet minder.
We leven in een tijd waarin we daar strak aan moeten vasthouden. Waarom? Omdat er in de Gereformeerde wereld velen zijn die de welhaast onbedwingbare neiging voelen om toenadering te zoeken tot Rooms-katholieken. Welnu, in de Katechismus van de Katholieke Kerk staat nog altijd vermeld: “Het doopsel, het vormsel en de eucharistie zijn de sacramenten van de christelijke initiatie. Zij vormen de grondslag voor de roeping die alle leerlingen van Christus gemeenschappelijk bezitten, dit wil zeggen een roeping tot heiligheid en de opdracht om de wereld de blijde boodschap te verkondigen. Deze sacramenten verlenen de genadegaven die nodig zijn voor een leven naar de Geest op deze pelgrimstocht naar het vaderland”[4].
Let u op dat begrip ‘initiatie’: dat duidt op de inwijding in een groep of gemeenschap[5]. De doop, het vormsel – het sacrament waardoor men kracht van de Heilige Geest zou ontvangen – en de eucharistie zijn middelen die mensen bij herhaling toegang verlenen tot het mysterie van Christus[6]. Via de sacramenten worden genadegaven verleend.
Het verschil met het Gereformeerde Avondmaalsformulier is groot. Ik citeer: wij moeten “het avondmaal zo gebruiken, als de Here Christus het heeft bedoeld, namelijk tot zijn gedachtenis”[7]. Wij bewonderen en gedenken het unieke offer dat onze Heiland heeft gebracht. Dat is de nederige taak van de kerk.
Ach nee – ik zeg niet dat we, in bepaalde situaties, nooit met Rooms-katholieken kunnen samenwerken. Coöperatie moet niet worden uitgesloten. Maar het is kraakhelder: als het gaat om principes gaapt er een diepe kloof tussen Roomsen en Gereformeerden!

We leven in een chaotische maatschappij waarin transparantie vaak een afgod geworden is. Of een toverwoord. Wat u wilt. Hoe dan ook: er lijkt voortdurend aandacht te zijn voor openheid, verantwoording en interactie met mensen in de omgeving. Daar worden zelfs dure congressen over georganiseerd[8].
In die wereld leert de Geest van de Here ons “dat ons volkomen heil rust in het enige offer van Christus, dat voor ons aan het kruis gebracht is”.

Dat is een wonder.
Een volstrekt niet transparant mirakel.
Maar het is wel rustgevend. Dat wel.

Noten:
[1] Zie: “Rutte en Samsom zwijgen”. In: Nederlands Dagblad, vrijdag 21 september 2012, p. 1.
[2] Zie Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 7: “Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil van God volkomen bevat en voldoende leert al wat de mens moet geloven om behouden te worden”.
[3] Heidelbergse Catechismus – Zondag 25, antwoord 66.
[4] Zie: “Katechismus van de Katholieke Kerk”, deel 2, sectie 2. Te vinden op http://www.rkk.nl/katholicisme/katechismus-van-de-katholieke-kerk/hoofdstuk_FHoofdstukID610.html .
[5] Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Inwijding .
[6] Zie over het vormsel http://nl.wikipedia.org/wiki/Vormsel . Zie over de eucharistie http://nl.wikipedia.org/wiki/Eucharistie .
[7] Formulier voor de viering van het Heilig Avondmaal (Gereformeerd Kerkboek).
[8] Zie http://www.corner-stone.nl/ , over het Praktijkcongres Succesvol Persbeleid 2012: ‘Alles op Straat’.

24 september 2012

Gegeven zicht

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Het schijnt dat de preek vandaag de dag niet zo relevant meer is. Veel dominees vermijden de vragen waar veel mensen mee zitten.
“In het maatschappelijk debat gaat het permanent over de kosten van de gezondheidszorg, over wat een leven waard is en hoe je omgaat met mensen die verlangen naar de dood terwijl ze fysiek nog doorkunnen. De fundamentele dilemma’s die daaruit voortvloeien hoor je in de preken niet terug, terwijl er wel mensen in de kerk zitten voor wie die kwesties een realiteit zijn”.
En waarom spreken predikanten zo weinig over de werkelijkheid van 2012? De dominees willen niet als zedenmeesters te boek staan. De herders willen, als ik het goed begrijp, hun schapen de wet niet voorschrijven.
Twee theologen die werkzaam zijn bij de Protestantse Theologische Universiteit, onderzochten twintig preken. De onderzoekers kozen de kanselredes uit zestig predicaties. Die werden hen toegezonden, nadat zij een oproep aan dominees hadden gedaan om hun beste preken op te sturen. De betreffende preken zijn “representatief voor de breedte van de PKN, met zo’n twee miljoen leden het grootste protestantse kerkgenootschap van Nederland”.
Aldus meldt het dagblad Trouw.

En er is meer.
Eén van de PThU-medewerkers, Ciska Stark, zegt: “De een komt in de kerk voor een meditatief moment, een ander voor een apologetische preek zodat-ie weer weet wat te geloven, een derde voor ethische richtlijnen voor op het werk”.
Bert de Leede, de andere theoloog die bij het onderzoek betrokken is, merkt op: “Er is verlegenheid ontstaan bij predikanten door het wegvallen van de oude kaders”. Dominees zetten niet zelden heel hoog in. “’God spreekt tot ons door het Woord’, hoor je dan, maar die hoge inzet wordt vaak niet waargemaakt”. Ja, zelfs: “Je denkt als luisteraar na afloop wel eens: ben ik hiervoor nu gekomen? Is dit nu relevant? Wat staat er op het spel?”. Maar ook: “Mensen die vitaal in de kerk zitten, met beide benen in de wereld, die zijn niet geholpen met een preek die bezorgd is, die willen desnoods een heel confronterende preek die tegelijkertijd hoop geeft”[1].

Kerkgangers weten het meestal best: zij moeten luisteren als de Here spreekt.
Ware gelovigen realiseren zich bovendien dat de predikant het Woord doorgeeft. Althans: hij is gehouden om dat te doen; de Here heeft hem daartoe verplicht. En dus moeten kerkgangers naar de voorganger luisteren.
Wat betékent luisteren in dit verband eigenlijk precies?
In dit verband vraag ik graag een ogenblik aandacht voor Exodus 4.

In Exodus 4 vraagt Mozes: “Toen antwoordde Mozes: Maar als zij mij niet geloven en niet naar mij luisteren, doch zeggen: de HERE is u niet verschenen[2]?”. Daarop ontvangt Mozes instructie om zijn staf op de grond te gooien. Dankzij de Here verandert de staf in een slang. En even later transformeert die slang weer tot een staf. Dat, geachte lezer, is niet zomaar een hemels toverkunstje. De Here laat zien dat luisteren eigenlijk betekent: zien wat de Schepper van hemel en aarde doet.

Luisteren is zien.
Dat bemerken we ook elders in datzelfde hoofdstuk. Ik citeer: “En indien zij ook deze beide tekenen niet geloven en naar u niet luisteren, dan zult gij Nijlwater nemen en uitgieten op het droge, en het water dat gij uit de Nijl neemt, zal bloed worden op het droge”[3].
In die laatste woorden zit, als ik het goed hoor, ook een zekere dreiging: wie niet luisteren wil, moet op een gegeven moment wel bekijken wat God allemaal doet. Hij wordt er toe genoodzaakt. Hij kan er eenvoudigweg niet omheen.

Luisteren is zien, noteerde ik hierboven.
Maar wie Gods Woord nauwkeurig leest, moet constateren dat die stelling eigenlijk net langs de waarheid schampt.
Want de Here zegt: “Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof, ziende of blind; ben Ik het niet, de HERE?”[4]. De Here schenkt gaven aan al Zijn dienaren om de taak te verrichten die Hij hen geeft. Daarom kan Hij ook tegen Mozes zeggen: “Nu dan, ga heen. Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet”[5].
Dit gelezen hebbende wordt het wel duidelijk: luisteren is GEGEVEN zicht. En: gegeven inzicht, ook.

Als u het mij vraagt ligt in het bovenstaande de sleutel voor de opening van Gods Woord.
Wie in de kerk komt, behoort niet te beginnen bij de relevantie van Gods blijde Boodschap voor onze maatschappij. Wie in de kerk komt, moet niet in de eerste plaats op zoek gaan naar het antwoord op de vraag: hoe beheersen wij de kosten van de gezondheidszorg? In de kerkbank zoeken we geen antwoord op de vraag hoeveel euro’s wij mogen uitgeven aan zieke mensen en hun medicijnen. In de kerk is ‘voltooid leven’ – de omgang met oude mensen die besloten hebben dat zij binnenkort willen sterven – niet het eerste punt op de agenda.
De kernzaak is dat in de kerk – ziet u het lidwoord? – ware gelovigen wonen die God uitgekozen heeft. Laat ik, over deze dingen schrijvende, bescheiden mogen wijzen op Romeinen 9. Ik citeer de tekst die ik bedoel: “Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn. Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt”[6]. In de kerk gaat het niet om de wilskracht van de kerkgangers. De ijver van goedwillende kerkgangers is óók niet het cruciale punt. Alles staat of valt met Gods ontferming. Het startpunt van de kerk ligt in Gods barmhartigheid.

Nu zijn er wel mensen die, diep onzeker en enigszins vertwijfeld, meedelen: ik héb dat niet.
Misschien lezen die mensen heel regelmatig in hun Bijbeltje. Maar ach, het zegt ze niet zoveel. Veel van die oude woorden gaan aan hen voorbij. Veel van die oude verhalen passen niet bij de huidige tijd, stellen die mensen teleurgesteld vast. Ze hébben er niets mee. En ze kúnnen er niets mee.
Wat is ons antwoord op dergelijke stellingnames?
Zijn we dan uitgepraat?
Heeft de kerk aan zulke mensen niets meer te melden?
Toch wel. Gelukkig maar. Vandaag laat ik mij graag helpen door Jakobus. In zijn brief schrijft hij: “…gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet. Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen”[7].
Onzekere mensen moeten bidden. Gelovig bidden. Aan zulke bidders geeft de Here wat zij nodig hebben. En die bidders mogen er zeker van zijn dat zij geen Goddelijke verwijten naar hun hoofd geslingerd krijgen. U weet wel, een klacht van het type: wat was u indertijd toch een ongelovige wegloper… Gelovige bidders worden door de Here genadig in Zijn troonzaal ontvangen!

Het schijnt dat de preek vandaag de dag niet zo relevant meer is. Veel dominees vermijden de vragen waar veel mensen mee zitten.
Dat zal waar wezen.
De kerk is namelijk geen Tweede Kamer.
De kerk is geen zorgverzekeraar.
De kerk is geen denktank van ethici.
In de kerk – ziet u het lidwoord? – houdt de Here ware gelovigen Zijn verbond van belofte en eis voor. Daar proclameert Hij, om met Exodus 24 te spreken, “de wet en het gebod, die Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen”[8].
Bondelingen – mensen die door Gods genade in het verbond werden opgenomen – worden in het dagelijks leven geroepen om, vanuit die wet en dat gebod, voluit christelijke antwoorden te geven op vragen rond de kosten van de gezondheidszorg, de waarde van het bestaan en voltooid leven. Dat zijn lang niet altijd pasklare antwoorden. Die antwoorden zijn ook niet in alle gevallen bevredigend.
Maar dat is geen wonder.
Per slot van rekening is de Bijbel geen handboek voor problemen van de eenentwintigste eeuw.

De dominee staat met zijn preek aan het begin van al die beslommeringen.
Hij zet de koers uit voor het leven van de kerkgangers.
Wie spreekt er nu nog over de relevantie van de preek? Wie praat er nu nog over een kloof en maatschappij? Wie wauwelt er nu nog over de onmogelijkheid om de vragen van de samenleving met de inhoud van de zondagse predicatie te verbinden?
Dominees hebben een uiterst belangrijke taak. Zéker op elke eerste dag van de week!

Laat ik nog één keer terugkeren naar Exodus 4.
Het laatste vers van dat Schriftgedeelte luidt: “Het volk nu geloofde, en toen zij hoorden, dat de HERE op de Israëlieten acht geslagen en hun ellende gezien had, knielden zij en bogen zich neder”[9].
Daar staat het: het volk nu geloofde.
Wie zijn leven in vast vertrouwen aan de Here overgeeft, mag weten dat hij gaat zien wat de Here doet. Oók vandaag.

Noten:
[1] Zie http://www.trouw.nl/tr/nl/5091/Religie/article/detail/3318262/2012/09/18/Preken-vermijden-vragen-waar-mensen-mee-zitten.dhtml en http://www.trouw.nl/tr/nl/5091/Religie/article/detail/3318265/2012/09/18/Heimwee-naar-de-donderpreek.dhtml . Geraadpleegd op woensdag 19 september 2012.
[2] Exodus 4:1.
[3] Exodus 4:9.
[4] Exodus 4:11.
[5] Exodus 4:12.
[6] Romeinen 9:15 en 16.
[7] Jacobus 1:3-8.
[8] Exodus 24:12: “De HERE zeide tot Mozes: Klim op tot Mij, de berg op, en blijf daar, dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en het gebod, die Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen”.
[9] Exodus 4:31.

21 september 2012

Verlangen naar vroeger

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , , , ,

Er zijn nogal wat mensen die heimwee hebben naar de kerkelijke sfeer van vroeger.
Zoals de Schooldag van de Gereformeerd-vrijgemaakte kerken in Kampen vroeger was, dat was geweldig! Over de geanimeerde sfeer tijdens sommige kerkelijke vergaderingen kunnen mensen soms hele verhalen houden.

Andere kerkgangers luisteren hoofdschuddend naar al die herinneringen. Wat, zo vragen zij, móet je met al die dingen van vroeger? Wij leven in het hier en nu. We moeten vandáág met de Here leven. Al dat gepraat over vroeger, dat helpt niet. Daar komen wij niet mee vooruit.

Natuurlijk is het waar dat we vandaag met de Here door het leven wandelen. Gereformeerd leven: dat doen wij, als het goed is, in de praktijk van alledag.
Maar wil dat zeggen dat het verkeerd is om naar het verleden te kijken? Is het een slechte zaak om eens een blik in het verleden te werpen?
Nee, dat is helemaal niet verkeerd.
Integendeel.
De dichter van Psalm 77 leert ons dat dat een heel goede zaak is[1].

Die dichter is Asaf, de man die ten tijde van David verantwoordelijk is voor de liturgische gezangen die in de tempel gezongen worden[2]. Geen wonder dus dat er nogal wat psalmen zijn die op zijn naam staan[3]. We komen zijn naam onder meer tegen in 1 Kronieken 16: “En hij (dat is koning David) stelde voor de ark des HEREN dienaren aan uit de Levieten: om de HERE, de God van Israël, te roemen, te loven en te prijzen. Asaf was het hoofd…”[4]. We kunnen zeggen: in de tempel bekleedt Asaf de functie van directeur muziek en zang. Hij is zogezegd hofcomponist en koordirigent tegelijk.
Maar Asaf is ook een profeet. Leest u maar even mee in 2 Kronieken 29: “Vervolgens bevalen koning Jehizkia en de oversten de Levieten, de HERE te loven met de woorden van David en van de ziener Asaf. En zij zongen de lofzang met vreugde, knielden en bogen zich neer”[5].
Asaf is dus een muzikale profeet.

Asaf zit diep in de problemen. Heel diep.
Vierentwintig uur per dag roept hij tot God. Hij voelt zich verlaten. Voor het besef van Asaf is de Here God onbereikbaar. En de vraag van Asaf is: zou dat altijd zo blijven? Asaf gaat heel ver; voor ons besef bijna té ver. Hij zegt notabene: het doet mij heel veel pijn dat God niet zo trouw is, als Hij beloofde[6]. Zou dat altijd zo blijven[7]?
De dichter heeft echter wel een antwoord op die vraag. En dat antwoord luidt: de situatie wordt vast en zeker anders. Dat realiseert Asaf zich als hij naar het verleden kijkt.

Zo doet Asaf de kerkmensen van 2012 een methode aan de hand om de moed niet te verliezen.
Zeker, de omstandigheden van vandaag kunnen deplorabel wezen. Ronduit beroerd, wellicht. En misschien flitst wel eens een gedachte door ons hoofd van het type: de Here heeft de kerk in Nederland vergeten. De kerkmensen vergaderen in relatief kleine groepen. In de alledaagse dynamiek kunnen voorbijgangers de ijverige kerkmensen zomaar over het hoofd zien… Ware gelovigen mogen echter nooit in treurnis en triestheid blijven hangen. Zij mogen nooit zeggen: het wordt nooit meer wat met ons.
Als zij die neiging hebben, moeten zij maar in Gods Woord gaan lezen. Nee, een willekeurig geschiedenisboek is onvoldoende. Verdrietige mensen moeten de Bijbel open doen. Want dáárin staat wat de Here vroeger zoal heeft gedaan. Uit dat Boek blijkt zonneklaar hoe groot Gods macht is. Uit de Heilige Schrift wordt snel helder hoe de Here situaties, die voor het oog hopeloos zijn, op een ongedachte en onverwachte manier om kan draaien.
Wie met de Here leeft, kan altijd blijven zeggen: alle hoop is nog niet vervlogen.
Asaf leert kerkmensen van vandaag: als u denkt dat God ontrouw geworden is, dan moet u zichzelf maar gauw corrigeren. Asaf zegt: een gedachte over de afwezigheid van God is heel menselijk; maar in de kerk mag het daar nooit bij blijven!

Een jaar of zes geleden sprak dominee E. Heres – nu predikant van de Gereformeerde Kerk (dolerend) te Dalfsen – op een landelijke vergadering van verontruste leden van Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) over Psalm 77. Hij sprak over de pijn en het verdriet over de uitholling van het gereformeerde leven, over het uit elkaar groeien en het elkaar niet meer bereiken met argumenten. Hij memoreerde toen ook de invloed van de charismatische beweging, het verdwijnende kerkbesef, de opkomst van het interkerkelijke denken en handelen en de doorwerking van bepaalde GKv-synodebesluiten.
Dominee Heres wees daar op Asaf. Voor het besef van deze muzikale profeet was de Here met Zijn arbeid gestopt. Maar, zei dominee Heres toen, “de dichter wordt uitgetild boven zijn ellende en wanhoop, doordat hij zich gelovig concentreert op de weg die God gegaan is én gaat met zijn volk”. Dominee Heres verwees impliciet naar Psalm 102 toen hij zei: “Als gelovig kind van God mag je houvast hebben aan de werkelijkheid dat de HERE de levende God is, en dat Hij Dezelfde is, gisteren en heden!”[8].
De predikant die hierboven aan het woord is, heeft gelijk. Een kind van God wordt boven een verdorven wereld úitgetild. Gods muzikale profeet laat ons zien hoe dat gaan kan.

Asaf wijst met name op de gebeurtenissen bij de Schelfzee. Hij schrijft: “…de wateren zagen U, zij sidderden”[9].
Het Hebreeuwse woord dat Asaf daar gebruikt doet denken aan geboorteweeën. Het volk Israël werd, om zo te zeggen, opnieuw geboren[10].
Er kómt een moment dat de Here Zijn volk bevrijdt en redt. Soms laat de Here op Zich wachten. Dan kunnen mensen benauwde ogenblikken beleven. Wat dacht u? De Israëlieten vreesden indertijd óók voor hun hachje. In Exodus 14 zeiden zij zelfs: “Waren er soms geen graven in Egypte, dat gij ons hebt meegenomen om te sterven in de woestijn? Wat hebt gij ons aangedaan door ons uit Egypte te leiden? Hebben wij u dit al niet gezegd in Egypte: laat ons met rust, en laten wij de Egyptenaren dienen. Want wij kunnen beter de Egyptenaren dienen dan in de woestijn sterven”[11]. De paniek is dus groot geweest, daar aan het water. Maar hoe reageerde Mozes? Ik citeer weer: “De HERE zal voor u strijden, en gij zult stil zijn”[12].

Asaf wijst het kerkvolk terecht. Hij zegt: mensen, weg met de paniek! Want er komt een ogenblik dat we opeens gaan merken dat de Here aan een réddingsoperatie bezig is. Als de nood het hoogst is, is de redding nabij – als dat érgens geldt, dan is het wel in de kerk.

Bijna vijfenvijftig jaar geleden – het was op Oudejaarsdag 1957 – hield dominee W.C. Lamain een preek over Psalm 77. Dominee Lamain (1904-1984) was indertijd predikant in de Gereformeerde Gemeenten. De dominee preekte over de laatste verzen van deze Psalm:
“Uw weg was in de zee,
uw pad in grote wateren,
zodat uw voetsporen niet werden gekend.
Gij leiddet uw volk als een kudde
door de hand van Mozes en Aäron”[13].
Het gaat mij nu niet om de precieze inhoud van die predicatie, maar om het thema en de verdeling ervan. Want die zijn, wat mij betreft, veelzeggend.
“Een troostrijke herinnering op de laatste dag van het jaar. Een herinnering
1. die terugwijst naar Gods wonderlijke wegen
2. die getuigt van zijn van Zijn trouwe leiding
3. die tot ootmoedige erkenning opwekt”[14].
Daarmee is, dunkt mij, de kern van de zevenenzeventigste Psalm geraakt!

Oude mensen verlangen nog wel eens terug naar voorbije dagen.
Naar de tijd dat de Schooldagen nog toogdagen waren waar duizenden mensen kwamen. Naar de tijd dat men, vlak na de Vrijmaking van 1944, heel ijverig bezig was met de opbouw van de kerk.
Het is goed om naar die oude mensen te luisteren. Dan horen we dat de Here ook toen volop aan Zijn kerk werkte. Dan horen we dat het vuur ook nú nog volop brandt.

Nee, wij mogen niet vergeten dat de Here Zijn kerkvergaderende arbeid ook vandáág nog voortzet.
Hierover schrijvende denk ik aan een vergadering waar ik laatst was. Het was op een vrijdagavond; we schreven 7 september 2012. Plaats van handeling: Hooghalen, een dorp met enkele honderden inwoners, gelegen in de gemeente Midden-Drenthe. Het betrof een startvergadering van bijbelstudieverenigingen in Groningen, Friesland en Drenthe.
Ach, als u mij diep in mijn hart kijkt, zeg ik: zo’n startvergadering is heden ten dage niet meer zo nodig; wij kunnen het er ook wel zonder doen.
Maar ik zat daar wel. Al was het alleen al omdat de spreker – een actieve jongeman van 27 – een lid is van de mannenvereniging waar ook ik aan verbonden ben.
Er zaten, schat ik, zo’n zeventig leden van De Gereformeerde Kerken. Mensen die afkomstig waren uit Garrelsweer en Nijega-Opeinde. Uit Groningen en Assen. Uit Ten Boer en Drachten.
Was het een typisch Gereformeerde vergadering? Zeker. Maar denkt u niet dat daar in Hooghalen alleen maar oude mensen zaten. Verre daarvan! Er zaten heel wat jongeren. En weest u maar niet bang: die jongeren deden hun mond heus wel open. Er ontstond een geanimeerde bespreking, die bijna uitliep op een verkiezingsdebat…
Als ik aan die vergadering terugdenk, dan weet ik: Gereformeerde Geestdrift – met hóófdletter G! – bestaat nog!
En ik weet het weer: de God van hemel en aarde is ook vandaag druk doende met de uitvoering van Zijn plan met deze wereld.

De Here gebruikt mensen zoals Mozes. En Aäron. En Asaf. Mensen als u en ik.
Kleine mensen die een grote taak krijgen.
Soms zien die kleine mensen het helemaal niet meer zitten. Maar als zij Gods Woord gaan lezen, vatten zij weer nieuwe moed. Ook op vrijdag 21 september 2012 kunnen zij, door de kracht van de almachtige God, met Asaf instemmen:
“O God, in heiligheid is uw weg;
wie is een God, groot als God?
Gij zijt de God, die wonderen werkt,
Gij hebt onder de volken uw macht doen kennen”[15].

Noten:
[1] Eind oktober/begin november hoop ik in De Bazuin – het landelijk kerkblad van De Gereformeerde Kerken – Psalm 77:6 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek) kort toe te lichten in de rubriek ‘Psalm van de Week’. Dit stuk is het resultaat van enige voorstudie.
[2] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://miykayah.wordpress.com/2010/02/23/asaf/ .
[3] Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Asaf . Het gaat met name om Psalm 50, en om de Psalmen 73 tot en met 83.
[4] 1 Kronieken 16:4 en 5.
[5] 2 Kronieken 29:30.
[6] Psalm 77:11: “Daarom zeg ik: Dit krenkt mij, / dat de rechterhand des Allerhoogsten verandert”.
[7] Psalm 77:8: “Zal de Here dan voor altoos verstoten, / en niet meer goedgunstig zijn?”.
[8] Zie http://www.de-vijfhoek.nl/doc/slotwoord_landelijkedag_E_Heres_Ps_77_23-09-06.doc . Impliciet verwees dominee Heres naar Psalm 102. Ik citeer de eerste vier regels van Psalm 102:13 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek): “Gij, dezelfde, gistren, heden, / zult de toekomst tegentreden, / zult dezelfde zijn altijd, / eindeloos in majesteit”.
[9] Psalm 77:17.
[10] Zie: “Bijbel met kanttekeningen”. – Baarn: Bosch & Keuning n.v., deel 4, p. 225. Kanttekening 27 bij Psalm 77:17.
[11] Exodus 14:11 en 12.
[12] Exodus 14:14.
[13] Psalm 77:20 en 21.
[14] Zie http://www.iclnet.org/pub/resources/text/nederlandse/lamain-ps77-20-21.html . Meer informatie over dominee Lamain is te vinden op http://www.gergeminfo.nl/ds__w_c__lamain.htm .
[15] Psalm 77:14 en 15.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.