Over enkele dagen zal het Pasen zijn.
Wij lezen het Evangelie van de opgestane Christus in Mattheüs 28: “En de bewakers werden door vrees voor hem (de engel van de Here) bevangen en zij werden als doden. Doch de engel antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt…”[1].
De grafbewakers zijn omgevallen. Lijkwit. Welk mens kan blijven staan als plotseling een hemelse boodschapper de aarde en haar bewoners wakker komt schudden?
Eigenlijk is het in het geheel niet verbazingwekkend dat de aardse grafbeveiliging faalt als een hemelse Evangelieverkondiger ter plaatse komt.
De kerk moet echter niet bang van dit wonder worden.
Want dat wonder is het nieuwe startpunt van de opbouw van de kerk, het nieuwe perspectief in de zorg voor de schepping, de nieuwe drijfveer voor de dienst aan de samenleving[2].
De weg naar de troonzaal van God de Vader is nu open. Het is tijd voor groei in volwassenheid, voor verdere verdieping van de kennis over het werk van Jezus Christus.
Gods kinderen moeten de betekenis van Psalm 40 gaan begrijpen:
“In slachtoffer en spijsoffer hebt Gij geen behagen,
– Gij hebt mij geopende oren gegeven –,
brandoffer en zondoffer hebt Gij niet gevraagd (…)
ik heb lust om uw wil te doen, mijn God,
uw wet is in mijn binnenste”[3].
Gods kinderen moeten de rustgevende weidsheid van Mattheüs 11 beter leren overzien: “…neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht”[4].
Zachtzinnigheid en bescheidenheid: dat zijn eigenschappen die we in de eenentwintigste eeuw – niet zelden onder druk van de omstandigheden! – over het algemeen hebben verleerd.
Maar de kerk gaat zich er, als het goed is, weer in oefenen. Want zij realiseert zich dat de opstanding van Jezus Christus nog maar het begin is. Om met Paulus te spreken: “Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden”[5]. Zo schrijft de apostel dat in 1 Corinthiërs 15.
De dood heeft definitief verloren.
Een nieuw leven gaat beginnen.
Dat is een bestaan waarin we de Here willen dienen; wij willen niets liever dan dat. Dat is een leven waarin we Gods schepping willen bewerken en bewonderen. Dat is een presentie waarin we iets voor de maatschappij willen betekenen.
Maar hoe wéten we eigenlijk precies welke keuzes we moeten maken?
Welke kansen mogen wij benutten? En hoe vér mogen we daarin gaan?
Wat wil de Here dat wij doen?
Hoe moeten we reageren als het werk, dat wij met zoveel passie opgepakt hadden, op niets uitloopt?
Hoe gaan we om met aftakeling, ziekte en handicap?
Zondag en maandag is het Pasen. Maar daarna moet er weer gewoon gewerkt worden. Wat zegt het Paasfeest ons dan?
Daar leert Paulus ons iets over.
In het hierboven reeds geciteerde Schriftgedeelte, 1 Corinthiërs 15, schrijft hij namelijk ook nog: “…indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren. Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn”[6].
Wat vertellen die woorden ons?
In ieder geval wel dit.
1.
Omdat Christus opgestaan is, is de zonde niet meer het hoofdbestanddeel van onze existentie. Wij leren de zonde steeds meer mijden.
Als we ons dagelijks werk aanpakken, doen wij dat in de kaders van Gods wet. Er is echter meer. Wij huldigen er ook de Hére mee. Wij vereren Hem!
De zonde is geen dikke zwarte lijn meer in het leven. Meer dan een stippellijn is de zonde niet.
Ons goede werk – hoe gering ook –, gaat mee de toekomst in. Kijkt u maar in Openbaring 14: “Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na”[7].
Ons werk ziet er, voor de buitenstaanders althans, net zo uit als dat van de gemiddelde burger. Maar schijn bedriegt. Want het is eredienst: activiteit om God te doen gloriëren.
Die wetenschap bepaalt, naar wij allen mogen hopen, ook de keuzes die we met betrekking tot ons – al of niet betaalde – werk maken. Met regelmaat zoeken wij een bevredigend antwoord op de vraag: waar en hoe kunnen wij onze God het beste dienen? Die keuze is niet altijd meteen duidelijk. Maar bij zulke keuzes gelden wél de woorden uit de Psalmen 42 en 43:
“Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,
mijn Verlosser en mijn God!”[8].
2.
Velen plegen, ook vandaag nog, te zeggen: van de doden niets dan goeds. Welnu, het is zeker dat gelovigen die op deze aarde met hun Heer wandelen, terstond ná hun sterven welkom worden geheten in het voor hen gereserveerde hemelse huis.
Intussen dragen wij allen in ons leven het verdriet mee van geliefden van wie wij afscheid moesten nemen. Wij herinneren ons hun vroomheid. Maar misschien ook hun ziekte, en hoe zij gaandeweg zwakker werden. Soms staan het verval en de snelle veroudering ons nog levendig voor de geest.
Echter: zéker op de Paasdag – op het feest van Christus’ opstanding! – mogen aardse achterblijvers het Evangelie verkondigen van onze hemelse Vader “die al uw ongerechtigheden vergeeft,
die al uw krankheden geneest,
die uw leven verlost van de groeve,
die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid”[9].
Psalm 103 is een lofzang die bij het Paasfeest past. Want ware gelovigen weten: met ons gaat het de goede kant op!
3.
Dit leven is niet het enige dat onze Here ons aanbiedt. Er komt een nieuwe toekomst aan die vele malen mooier is dan dit leven. Daarom hoeven wij niet te blijven staan bij de mislukkingen van vandaag.
Het nare gevoel van de flop en de miskleun kennen we allemaal. Wie weet niet hoe de boel op aarde soms roemloos vastloopt? Wie heeft niet de ervaring dat zijn of haar vaste voornemens soms zomaar in de mist verdwijnen?
Die grafsurveillanten schrikken zich half dood als een boodschapper vanuit de hemel komt om de wereld te verwittigen van Christus’ opstanding. Het lijkt er op dat die bewakers zich, als zij weer een beetje bij gekomen zijn, haastig uit de voeten maken.
Maar op de Paasdag krijgt de kerk de boodschap: mensen, weest u vooral niet bang voor de toekomst! Want wij zijn, in het verbond, met Jezus Christus verenigd. Onverbrekelijk zijn wij verbonden met de Heiland, die – zo schrijft Paulus in 1 Thessalonicenzen 5 – “voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven. Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op, gelijk gij dit ook doet”[10].
In onze wereld komen niet zelden vele, vele vragen voorbij.
In onze wereld gaat enorm veel mis.
Er is tegenspoed. En verdriet, soms ook.
Maar door alles heen gloort de hoop.
Want wij mogen het mét Mattheüs 28 blijven zeggen: “Hij is hier niet, want Hij is opgewekt”.
Dat allesomvattende Evangelie opent het perspectief op de eeuwigheid.
In Mattheüs 28 kregen de vrouwen te horen: “En zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien”[11]. En wat zullen wij nu zeggen? Voor óns geldt de bemoedigende boodschap van 1 Petrus 1: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen”[12]!
Noten:
[1] Mattheüs 28:4, 5 en 6 a.
[2] In deze alinea gebruik ik: “Zending is gaan én wachten”. In: Reformatorisch Dagblad, zaterdag 9 juni 2012, p. 2. Ook te vinden op http://www.digibron.nl/search/detail/013c162ff807e169c6869eb2/zending-is-gaan-en-wachten/0 .
[3] Psalm 40:7 en 9.
[4] Mattheüs 11:29 en 30.
[5] 1 Corinthiërs 15:22.
[6] 1 Corinthiërs 15:17-20.
[7] Openbaring 14:13.
[8] Die woorden staan in Psalm 42:6 en 12. En ook in Psalm 43:5.
[9] Psalm 103:3 en 4 (onberijmd).
[10] 1 Thessalonicenzen 5:10 en 11.
[11] Mattheüs 28:7.
[12] 1 Petrus 1:8 en 9.