gereformeerd leven in nederland

29 maart 2013

Pasen 2013: hoop voor de toekomst

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Over enkele dagen zal het Pasen zijn.
Wij lezen het Evangelie van de opgestane Christus in Mattheüs 28: “En de bewakers werden door vrees voor hem (de engel van de Here) bevangen en zij werden als doden. Doch de engel antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt…”[1].

De grafbewakers zijn omgevallen. Lijkwit. Welk mens kan blijven staan als plotseling een hemelse boodschapper de aarde en haar bewoners wakker komt schudden?
Eigenlijk is het in het geheel niet verbazingwekkend dat de aardse grafbeveiliging faalt als een hemelse Evangelieverkondiger ter plaatse komt.
De kerk moet echter niet bang van dit wonder worden.

Want dat wonder is het nieuwe startpunt van de opbouw van de kerk, het nieuwe perspectief in de zorg voor de schepping, de nieuwe drijfveer voor de dienst aan de samenleving[2].
De weg naar de troonzaal van God de Vader is nu open. Het is tijd voor groei in volwassenheid, voor verdere verdieping van de kennis over het werk van Jezus Christus.
Gods kinderen moeten de betekenis van Psalm 40 gaan begrijpen:
“In slachtoffer en spijsoffer hebt Gij geen behagen,
– Gij hebt mij geopende oren gegeven –,
brandoffer en zondoffer hebt Gij niet gevraagd (…)
ik heb lust om uw wil te doen, mijn God,
uw wet is in mijn binnenste”[3].
Gods kinderen moeten de rustgevende weidsheid van Mattheüs 11 beter leren overzien: “…neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht”[4].
Zachtzinnigheid en bescheidenheid: dat zijn eigenschappen die we in de eenentwintigste eeuw – niet zelden onder druk van de omstandigheden! – over het algemeen hebben verleerd.
Maar de kerk gaat zich er, als het goed is, weer in oefenen. Want zij realiseert zich dat de opstanding van Jezus Christus nog maar het begin is. Om met Paulus te spreken: “Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden”[5]. Zo schrijft de apostel dat in 1 Corinthiërs 15.

De dood heeft definitief verloren.
Een nieuw leven gaat beginnen.
Dat is een bestaan waarin we de Here willen dienen; wij willen niets liever dan dat. Dat is een leven waarin we Gods schepping willen bewerken en bewonderen. Dat is een presentie waarin we iets voor de maatschappij willen betekenen.

Maar hoe wéten we eigenlijk precies welke keuzes we moeten maken?
Welke kansen mogen wij benutten? En hoe vér mogen we daarin gaan?
Wat wil de Here dat wij doen?
Hoe moeten we reageren als het werk, dat wij met zoveel passie opgepakt hadden, op niets uitloopt?
Hoe gaan we om met aftakeling, ziekte en handicap?
Zondag en maandag is het Pasen. Maar daarna moet er weer gewoon gewerkt worden. Wat zegt het Paasfeest ons dan?

Daar leert Paulus ons iets over.
In het hierboven reeds geciteerde Schriftgedeelte, 1 Corinthiërs 15, schrijft hij namelijk ook nog: “…indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren. Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn”[6].

Wat vertellen die woorden ons?
In ieder geval wel dit.

1.
Omdat Christus opgestaan is, is de zonde niet meer het hoofdbestanddeel van onze existentie. Wij leren de zonde steeds meer mijden.
Als we ons dagelijks werk aanpakken, doen wij dat in de kaders van Gods wet. Er is echter meer. Wij huldigen er ook de Hére mee. Wij vereren Hem!
De zonde is geen dikke zwarte lijn meer in het leven. Meer dan een stippellijn is de zonde niet.
Ons goede werk – hoe gering ook –, gaat mee de toekomst in. Kijkt u maar in Openbaring 14: “Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na”[7].
Ons werk ziet er, voor de buitenstaanders althans, net zo uit als dat van de gemiddelde burger. Maar schijn bedriegt. Want het is eredienst: activiteit om God te doen gloriëren.
Die wetenschap bepaalt, naar wij allen mogen hopen, ook de keuzes die we met betrekking tot ons – al of niet betaalde – werk maken. Met regelmaat zoeken wij een bevredigend antwoord op de vraag: waar en hoe kunnen wij onze God het beste dienen? Die keuze is niet altijd meteen duidelijk. Maar bij zulke keuzes gelden wél de woorden uit de Psalmen 42 en 43:
“Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,
mijn Verlosser en mijn God!”[8].

2.
Velen plegen, ook vandaag nog, te zeggen: van de doden niets dan goeds. Welnu, het is zeker dat gelovigen die op deze aarde met hun Heer wandelen, terstond ná hun sterven welkom worden geheten in het voor hen gereserveerde hemelse huis.
Intussen dragen wij allen in ons leven het verdriet mee van geliefden van wie wij afscheid moesten nemen. Wij herinneren ons hun vroomheid. Maar misschien ook hun ziekte, en hoe zij gaandeweg zwakker werden. Soms staan het verval en de snelle veroudering ons nog levendig voor de geest.
Echter: zéker op de Paasdag – op het feest van Christus’ opstanding! – mogen aardse achterblijvers het Evangelie verkondigen van onze hemelse Vader “die al uw ongerechtigheden vergeeft,
die al uw krankheden geneest,
die uw leven verlost van de groeve,
die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid”[9].
Psalm 103 is een lofzang die bij het Paasfeest past. Want ware gelovigen weten: met ons gaat het de goede kant op!

3.
Dit leven is niet het enige dat onze Here ons aanbiedt. Er komt een nieuwe toekomst aan die vele malen mooier is dan dit leven. Daarom hoeven wij niet te blijven staan bij de mislukkingen van vandaag.
Het nare gevoel van de flop en de miskleun kennen we allemaal. Wie weet niet hoe de boel op aarde soms roemloos vastloopt? Wie heeft niet de ervaring dat zijn of haar vaste voornemens soms zomaar in de mist verdwijnen?
Die grafsurveillanten schrikken zich half dood als een boodschapper vanuit de hemel komt om de wereld te verwittigen van Christus’ opstanding. Het lijkt er op dat die bewakers zich, als zij weer een beetje bij gekomen zijn, haastig uit de voeten maken.
Maar op de Paasdag krijgt de kerk de boodschap: mensen, weest u vooral niet bang voor de toekomst! Want wij zijn, in het verbond, met Jezus Christus verenigd. Onverbrekelijk zijn wij verbonden met de Heiland, die – zo schrijft Paulus in 1 Thessalonicenzen 5 – “voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven. Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op, gelijk gij dit ook doet”[10].

In onze wereld komen niet zelden vele, vele vragen voorbij.
In onze wereld gaat enorm veel mis.
Er is tegenspoed. En verdriet, soms ook.
Maar door alles heen gloort de hoop.
Want wij mogen het mét Mattheüs 28 blijven zeggen: “Hij is hier niet, want Hij is opgewekt”.
Dat allesomvattende Evangelie opent het perspectief op de eeuwigheid.
In Mattheüs 28 kregen de vrouwen te horen: “En zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien”[11]. En wat zullen wij nu zeggen? Voor óns geldt de bemoedigende boodschap van 1 Petrus 1: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen”[12]!

Noten:
[1]
Mattheüs 28:4, 5 en 6 a.
[2] In deze alinea gebruik ik: “Zending is gaan én wachten”. In: Reformatorisch Dagblad, zaterdag 9 juni 2012, p. 2. Ook te vinden op http://www.digibron.nl/search/detail/013c162ff807e169c6869eb2/zending-is-gaan-en-wachten/0 .
[3] Psalm 40:7 en 9.
[4] Mattheüs 11:29 en 30.
[5] 1 Corinthiërs 15:22.
[6] 1 Corinthiërs 15:17-20.
[7] Openbaring 14:13.
[8] Die woorden staan in Psalm 42:6 en 12. En ook in Psalm 43:5.
[9] Psalm 103:3 en 4 (onberijmd).
[10] 1 Thessalonicenzen 5:10 en 11.
[11] Mattheüs 28:7.
[12] 1 Petrus 1:8 en 9.

28 maart 2013

Welsprekend zwijgen

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Morgen is het Goede Vrijdag. En daarna wordt het Pasen.
In het kader daarvan schrijf ik vandaag iets naar aanleiding van een tekst uit Mattheüs 26.
Vier woorden zijn het maar: “Maar Jezus bleef zwijgen[1].

Die woorden staan in een perikoop waarin Jezus voor de hogepriester en de Raad verschijnt.
Petrus volgt op enige afstand. Hij wil weten hoe het afloopt.
De hele kerkleiding is gedurende enige tijd druk doende met het formuleren van een valse beschuldiging. Zulke verhalen zijn er meer dan genoeg. Het probleem is alleen dat iedereen tegen elkaar in praat. Na veel vijven en zessen zijn er eindelijk twee mensen die ongeveer hetzelfde verhaal vertellen: dat gaat over afbraak en snelle herbouw van de tempel.
Jezus reageert nergens op. Bijna dociel staat hij daar in de zaal om het oordeel af te wachten.
Het wekt de woede van de raadsvoorzitter.
Jezus zwijgt.
Hij zegt niks. Helemaal niks.
Pas na heel lang aandringen doet Hij Zijn mond open. De hogepriester heeft Hem gevraagd om Zijn identiteit te bevestigen. Dáár reageert Jezus op. En wat zegt Hij dan? Hij spreekt niet uit: Ik ben de Zoon van God. Hij zegt tegen de hogepriester: U hebt gezegd dat Ik de Zoon van God ben….

Min of meer onbewust heeft de hogepriester zo ongeveer het eerste ware woord in dit proces gesproken.
Valse beschuldigingen zijn er wel.
Maar een echte aanklacht komt er niet.
Misschien heeft Kajafas gedacht: dit wordt niks; ik ga maar aan een directe ondervraging beginnen, misschien levert dát wat op[2].
Hij vraagt naar Jezus werkelijke identiteit. Zelfs die is nog niet helemaal duidelijk. Komt Jezus uit de hemel, of toch niet?
Hoe dan ook: het is duidelijk dat Jezus onschuldig veroordeeld wordt.

Jezus zwijgt.
De kerkelijke rechtbank vraagt zich in gemoede af wie Jezus is.
De kerkelijke rechtbank steggelt onderling over de tenlastelegging die in deze zaak ter tafel moet komen.
De kerkelijke rechtbank is, kortom, helemaal nog niet klaar voor de rechtszaak.
Maar kijk. Daar staat Jezus al. Hij biedt Zich aan als beklaagde.
Afwachtend.
Zwijgend.

Maar hij staat daar ook als Almachtige.
Want Hij weet wat er komen gaat.
Hij weet wat Zijn taak is.
Hij beseft dat het dieptepunt van Zijn lijden nadert. En Hij is volkomen bereid om die diepte in te gaan.
Sterker nog: Hij weet dat Hij Zijn reddingswerk voltooien zal. Hij geeft vergeving en eeuwig leven aan allen die in Hem geloven.

Daar, in de raadszaal, staat Jezus.
Daar, in de raadszaal, zit ook de leiding van de kerk. Verlegen. Op zoek naar een handelwijze die iedereen tevreden stelt. Maar die kerkleiders zitten vooral vol ongeloof.

De kerkleiders demonstreren, om zo te zeggen, hoe het niet moet. Ze zijn vervuld van anti-Christelijke sentimenten. Alleen dáárom al weten ze niet hoe ze hier mee aan moeten.

Jezus zwijgt.
Het is een welsprékend zwijgen.
Want de vraag hangt in de zaal: gelooft u wat Ik doe en zeg?
Jezus zwijgt. Het staat er in het Woord van God expliciet bij. Bijbellezers van alle tijden kunnen kennis nemen van een machtig moment: het Woord zwijgt.
En nu galmt de vraag door de wereld: gelooft u dat Jezus Christus uw unieke Redder is?

Die vraag is ook in Nederland aan de orde.
En hier zijn heel wat mensen die op de vraag die hierboven staat als antwoord geven: nee, ik geloof daar niet zo veel van.

Neem nou de cabaretier Jörgen Raymann. Vandaag treedt hij in het stuk The Passion op als verteller.
Hij zegt: “De Bijbel is voor mij een bron van inspiratie, maar niet het enige ware woord”.
In het Nederlands Dagblad van woensdag 27 maart staat: “Raymanns pogingen om mensen van verschillende culturen te verbinden, is verklaarbaar. Hij komt uit een multicultureel en –religieus nest. Raymanns ouders waren rooms-katholiek en voedden hun zoon in die traditie op, zijn grootmoeder was joods, zijn schoonmoeder is islamitisch, en het zusje van zijn vrouw Sheila is getrouwd met een hindoe.
Het is dan ook niet vreemd dat de cabaretier zich multireligieus noemt. Thuis op zijn dressoir is het een ratjetoe. Op Raymanns huisaltaar staan onder meer de kop van een oude Indiaan, een Mariabeeld, de hindoegod Natradj, een Afrikaans masker en een Chinese Boeddha. Geen enkele religie heeft de waarheid in pacht, meent Raymann. ‘Ik geloof in één universele religieuze grondslag”.
En hoe zit het dan met het lijdensverhaal?
“Ik vind het fijn om te denken dat Jezus voor onze zonden is gestorven, of het nou klopt of niet. Het geeft me het gevoel dat we altijd een tweede kans kunnen krijgen, dat uiteindelijk alles goed komt”.
Het lijdensverhaal geeft dus ergens wel een fijn gevoel.
Raymann zegt ook: “Ik heb geen concreet beeld bij God. Ik zie niet een man met een baard voor me. God is een hogere macht, een gevoel. Voor de één is hij Allah, voor de ander Jahweh. Daar moeten we niet over oordelen. Het enige waar ik tegen ben, is extremisme. Je mag een ander niet opleggen wat hij moet geloven”.
En: “Ik wil dienstbaar zijn aan het verhaal. De grote uitdaging zal zijn om niet als grappenmaker over te komen. Dat wil ik niet, uit respect voor het verhaal”[3].

In die wereld belijdt de kerk dat Jezus Christus, de Heiland der wereld, de enige weg tot behoud is.
Op die weg wandelen mensen uit heel verschillende culturen.
Het gaat niet om gevoel. Het gaat om geloof.
Het gaat niet om respect. De Here zegt eenvoudig: “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben”[4].

Wie niet gelooft dat Jezus de enige Redder der wereld is, doet er in deze dagen beter aan om maar te zwijgen.
Wat mij betreft is zulk zwijgen welsprekend.

Noten:
[1]
Mattheüs 26:63 a.
[2] Die gedachte staat ook in: Dr. Jakob van Bruggen, “Matteüs: het evangelie voor Israël”. – Kampen: Uitgeverij Kok, 1990; vijfde druk 2008. – p. 445.
[3] “Jörgen Raymann is voor één keer geen grappenmaker”. In: Nederlands Dagblad, woensdag 27 maart 2013, p. 2.
[4] Exodus 20:3 en Deuteronomium 5:7.

27 maart 2013

Katholieke kerk

Afgelopen zaterdag, 23 maart, koesterden Gereformeerd-vrijgemaakten en Nederlands Gereformeerden een gezamenlijke droom. Zij droomden over de toekomst. Dat deden zij op een congres te Zwolle dat door twee kerkbladen georganiseerd was: De Reformatie en Opbouw.

Op dat congres voerde professor B. Kamphuis het woord.
Uit het Nederlands Dagblad van dinsdag 26 maart citeer ik: “De blik vooruit werd misschien wel het meest belichaamd door de Kamper hoogleraar dogmatiek Barend Kamphuis. Hij hield een inleiding over de katholiciteit van de kerk, en legde nadruk op de ruimte die dat biedt, zij het met inachtneming van grenzen en vanuit het fundamentele uitgangspunt dat Christus, en die gekruisigd, in het centrum staat. In 1994 had dezelfde Kamphuis, bekende hij in een workshop aan enkele tientallen aanwezigen, in een toespraak op de Schooldag van zijn universiteit ook stilgestaan bij het katholieke karakter van de kerk. Het begrip ruimte kwam er toen niet in voor. Het ging vooral over de grenzen. Hoe is dat mogelijk, vroeg hij zich zaterdag af”[1].

Dat waren prachtige woorden.
Bij de katholiciteit die Kamphuis voorstaat, heb ik echter wel wat vragen[2].
De hoogleraar is namelijk de man die bij de Nationale Synode het idee van de Katholiciteits Effect Rapportage introduceerde.
We moeten, zei Kamphuis indertijd, niet net doen alsof de kerk van ingewijden is. Wat bij elkaar hóórt, moet bij elkaar kómen.
In dat verband is het opmerkelijk dat Kamphuis bij de Nationale Synode met de KER op de proppen kwam. Want daar zitten Christelijke Gereformeerde Kerken, Pinkster- en Evangeliegemeenten, de Protestantse Kerk, Remonstrantse gemeenten, Evangelisch-Lutherse gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten, en de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) bij elkaar. Die kerken vormen op dit moment geen eenheid. En dat zal vooreerst heus niet gaan veranderen.
Daarom is mijn eerste vraag: hoever gáát de eenheid van Kamphuis eigenlijk?
Mijn tweede vraag is direct daaraan verbonden. Die luidt: hoeveel compromissen wil Kamphuis eigenlijk sluiten om die zo vurig verlangde eenheid te bewerkstelligen?
En mijn derde vraag luidt: wordt Gods Woord hélemaal gehonoreerd als er liters water bij de wijn worden gevoegd?
De vierde vraag ligt eigenlijk wel voor de hand: wat is de smaak, de stijl, van die compromissenkerk?

Gereformeerde mensen belijden één katholieke kerk. “Zij is”, zo leert ons de Nederlandse Geloofsbelijdenis, “een heilige vergadering van de ware gelovigen, die al hun heil verwachten van Jezus Christus, gewassen zijn door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest”[3].
Katholiek, dat betekent: algemeen, over heel de wereld.
Maar in de formulering van de belijdenis zit, als ik het goed zie, ook een begrenzing. In de kerk zitten alléén maar mensen die al hun heil van Christus verwachten. Zelf kunnen zij helemaal niets aan hun redding bijdragen. Zij hoeven niet aan allerlei voorwaarden te voldoen om voor de hemel in aanmerking te komen. Zij geven heel hun leven in de handen van Jezus Christus. En zij zeggen: wij willen graag Uw instrumentarium zijn.
In het voorbijgaan wijs ik er op dat professor Kamphuis afgelopen zaterdag terugdacht aan 1994. Toen sprak hij ook over de katholiciteit der kerk. Maar toen ging het niet over ruimte. Zou het kunnen zijn dat de Kamper hoogleraar twintig jaar geleden nog op die grens gewezen heeft? Ik vraag het maar.

Hoe kan men zien dat de kerk katholiek is?
In de kerk wordt de Schrift zorgvuldig gelezen en geëxegetiseerd.
In de kerk wordt de Schrift in het leven van alle leden consequent toegepast. Als een kerklid een scheve schaats rijdt wordt hij of zij daar op aangesproken.
In die kerk zijn de fungerende geloofsbelijdenissen van de eerste tot de laatste letter geldig. Er wordt niets doorgestreept of uitgegumd.
In die kerk worden de sacramenten die de Here heeft ingesteld, onderhouden. De doop wordt bediend. Het Heilig Avondmaal wordt gevierd.
In die kerk geeft de Here ambtsdragers die de gemeente leiden, zodat de gemeente beschermd wordt tegen het heerszuchtig optreden van enkelingen[4].
Persoonlijk vraag ik mij af of professor Kamphuis dat allemaal meeweegt als hij over de katholieke kerk spreekt. Ik heb mijn twijfels. Wordt de katholieke kerk binnenkort omgebouwd tot een magnifiek hotel, alwaar beschaafde types van allerlei pluimage prachtige suites bewonen?

De Christelijke Gereformeerde dr. M.J. Kater schreef vorig jaar over katholiciteit het volgende.
“Letterlijk betekent katholiek verspreid over de hele aarde of het geheel omvattend. Het gaat dus over de wereldwijde kerk van Christus en dan niet alleen in het heden, maar omvattend verleden, heden en toekomst. (…)
De Zoon van God vergadert Zich een gemeente uit het ganse menselijke geslacht. Men zou dit het kwantitatieve aspect kunnen noemen. Er is sprake van onderlinge verbondenheid ‘met allen die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats’ (1 Corinthiërs 1:2).
Er is ook een kwalitatief aspect: het gaat om de volheid van Christus. Dan valt te denken aan wat Paulus schrijft: ‘Opdat gij ten volle zou kunnen begrijpen met al de heiligen, welke de breedte en lengte en diepte en hoogte zij en bekennen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods’ (Efeziërs 3:14-21).
De vraag is of de waardevermindering van het kerkverband niet te maken heeft met een beperkte, om niet te zeggen fletse, goedkope opvatting van deze liefde. Het eigen kerkverband is een eerste oefening in het beleven van de katholiciteit van de kerk. Wat is er aan de hand wanneer een classisvergadering niets meer heeft van deze katholiciteit? Als we elkaar kwijt zijn, wat zijn we dan kwijt? Of moet ik dan toch vragen: Wie zijn we dan kwijt?”[5].
Wie de term ‘katholieke kerk’ in de mond neemt, spreekt over:
* allen die, overal ter wereld, de naam van Jezus Christus belijden
* de kerk die steeds meer door Christus wordt béheerst en óverheerst: alles in allen.
De kerk is niet de plaats waarvan u kunt zeggen: hier woont Christus, en ik woon hier ook; maar ik ben pas gelukkig als ik voel dat Christus hier woont.
De kerk is niet de plaats waarvan u kunt zeggen: hier en daar hangt nog het parfum van Christus, maar nu hebben wij er onze meubels neergezet.
De kerk is al helemaal niet de plaats waarvan u kunt zeggen: daar hééft Christus ooit gewoond.
De kerk is de gemeente van Efeziërs 5. U weet wel: de gemeente die door de kracht van Christus wordt getransformeerd. De kerk wordt “stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet”[6].
Eerlijk gezegd vraag ik mij af: realiseert professor Kamphuis zich hoe náuw het steekt, in de kerk?

Volgens het Reformatorisch Dagblad zei professor Kamphuis tijdens dat congres over de kerk ook: “Ze is katholiek of ze is niet. Opkomen voor de katholiciteit van de kerk betekent niet dat je zomaar alles goed vindt. Je trekt een grens: wat niet katholiek is, valt er buiten. Dat vraagt geloofskeuzes”[7].
Dat is een prachtige stelling.
Maar ik ben wel benieuwd naar de exacte úitwerking die Kamphuis aan die woorden geeft.

Noten:
[1]
Zie “Dromen over meer ruimte in de kerk”. In: Nederlands Dagblad, dinsdag 26 maart 2013, p. 2.
[2] In deze alinea maak ik gebruik van https://bderoos.wordpress.com/2012/08/22/ker-of-kerk/ .
[3] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27.
[4] Zie het formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen. In: Gereformeerd Kerkboek (1986), p. 551.
[5] Dr. M.J. Kater, “Er is maar één kerk, omdat er maar één Hoofd is”. In: PuntKomma, bijlage bij het Reformatorisch Dagblad, maandag 2 april 2012, p. 6 en 7. Ook te vinden op http://www.digibron.nl/search/detail/013c15dd0416dd2efe0b0f99/er-is-maar-een-kerk-omdat-er-maar-een-hoofd-is/8 .
[6] Efeziërs 5:27.
[7] “Kerk is katholiek of ze is niet”. In: Reformatorisch Dagblad, maandag 25 maart 2013, p. 2.

26 maart 2013

Verbondskader

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Waarom doen we op deze aarde de dingen zoáls wij ze doen?
Meer precies: waarop baseren Gereformeerde mensen de keuzes die zij maken?

Als het goed is verloochenen wij onze eigen wil. Wij leven naar Gods wil; dát is de wil die goed is. De taak waartoe wij geroepen zijn vervullen wij even gewillig en trouw als de engelen in de hemel dat doen[1].

Die motivatie is kraakhelder. Er is, om het maar zo te zeggen, geen woord Frans bij.
Wij leven in het kader van het verbond met God. Onze taak is duidelijk afgegrensd. Wij weten hoe de wet van God luidt, en wat wij hebben te doen.

Daarin verschillen wij nogal van mensen uit de wereld.

De acteur Kees Brusse zei eens: het leven is in zekere zin onbekend gebied.
“Gelukkig is er altijd de kracht en de ambitie en het talent van de jeugd om wat je je voorstelt ook te willen bereiken. Je moet misschien je plan wel een tikje bijstellen maar meestal gaat dat wel volgens redelijk vaste patronen”.
“Als je geluk hebt kom je ook door gebieden van grote betekenis, zoals liefde en gedachten over ons bestaan, maar in ieder geval… we lopen, we hollen, we streven, we willen wat doen. Maar we weten allemaal dat dit leven eens ophoudt en dat je bevoorrecht bent als je oud wordt”.
“Als ik over mezelf praat, dan vind ik dat onbekende en niet vertrouwde gebied, waarin ik nu ben, toch redelijk onzeker. Want alles wat je aannam als vanzelfsprekend heeft nu een vraagteken. Wat als ik opeens niet meer kan lopen? Wat als ik opeens niet meer kan zien? Wat als ik niet meer kan horen? Wat als ik opeens niet meer normaal kan denken? Wat als ik mij niet meer alleen kan wassen?…”.
De acteur ging naar de uiterste zuidkust van West-Australië. Daar was hij nog nooit eerder geweest.  Het is een ruig, maar erg mooi gebied. “De rotsen daar zijn heel speciaal. Want ze waren vroeger verbonden met precies dezelfde rotsen in Antarctica…”. “Ik geniet er van de elementen, van de oudheid. Er is iets groots daar. Heel groot en heel solide. Op dat moment realiseerde ik me dat, zelfs als mijn lichaam aan het aftakelen is, onze geest deel blijft uitmaken van iets heel groots en iets ouds en iets heel echts”[2].
De acteur – die overigens sinds kort weer in Nederland woont – heeft in die natuur iets gezien van de grootheid van de schepping. Van het ongrijpbare. Van het onberedeneerbare.
En toch staat hij op achterstand.
Want hij komt niet verder dan iets. Hij komt niet verder dan een soort algemene kracht, die zeer solide is.
Dat komt omdat hij zijn uitgangspunt neemt in zijn eigen geest. Die geest is zijn ankerpunt. Van daaruit gaat hij op zoek naar grote dingen. Naar móóie dingen. Naar de manier waarop de gebeurtenissen in de wereldhistorie met elkaar verbonden zijn. Naar grondvormen en oerbeelden.
De acteur is nu 88 jaar[3]. En zijn gezondheid laat nogal te wensen over. Maar hij blijft op zoek…

In de kerk zijn wij niet op zoek.
Wij hebben een vaststaand kader.
Wij weten dat ons leven in de hand van onze almachtige Vader ligt. En wij zeggen: Uw wil geschiede. En we zeggen erbij: zoals het in de hemel toe gaat, zo moet het ook op aarde werken. Om te beginnen in de kerk.
Wij géven ons leven niet aan Vader. Nee, het is andersom: wij weten dat Vader ons het leven geeft. Hij biedt ons de mogelijkheden om Hem te dienen. Gewoon, in het leven van alledag.
De Here geeft ons het kader waarbinnen ons leven op hemelse wijze wordt ontplooid. Het gaat dan niet meer over ontplooiingskansen. Of over ambitie en talent. Het gaat over zekerheid die vanuit de hemel verstrekt wordt. Het gaat over garanties die de Here geeft.

Die garanties geeft Hij vanwege het werk dat Zijn Zoon, Jezus Christus, heeft gedaan.

Nu het hierom gaat wijs ik op Mattheüs 26[4]. Daar kunnen wij lezen: “En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt”[5]. In Zijn gebed beleed Jezus dat Hij de wil van Vader wilde doen. Hij moest de kennis van Gods wil eigenlijk weer opnieuw verwerven.

Er kwam een tweede gebed, daar in Mattheüs 26.
Opnieuw ging de Zoon de troonzaal van Vader binnen.
Jezus had de kennis van Gods wil, om zo te zeggen, ververst. Nu zei hij: “Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!”[6]. Daar wordt een imperatief gebruikt, een gebiedende wijs: genetheto – Uw wil moet geschieden. Dat moet. Er zit, menselijk gesproken, niets anders op.
Want, zei Jezus even later, als Mijn levensgeschiedenis op aarde ánders eindigt, gaat het tegen Gods eigen Woord in. “Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden?”[7].
De profeet Jesaja sprak er in hoofdstuk 53 zó over: “Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft”[8].
Het plan van de Here gaat door.
Heel veel mensen worden door Zijn lijden en sterven van schuld vrij gesproken.
Onze zonden heeft Hij gedragen!
Ziedaar, dat is het Verbondskader waar ons gebed in past: Uw wil geschiede.

Mensen reizen, zo wordt gezegd, in hun leven door allerlei bijzonder interessante gebieden. Zij wandelen over het terrein van liefde en verliefdheid. Zij kiezen een beroep, en in dat beroepsveld doen zij er alles aan om een ideaal te verwezenlijken.
Men kan, zo suggereert men, op allerlei manieren proberen om de wereld te verbeteren.
Dat is laatste is, horizontaal bekeken, reuze nobel.
Maar de tragiek ervan is dat dat alles, in de meest letterlijke zin van het woord, heel vaak eigen-zinnig is.
Het verhaal over een onsterfelijke, jonge, fitte geest houdt voor ongelovigen op aarde op.

Maar voor kinderen van God geldt het hoopgevende woord uit Efeziërs 1: wij hebben het erfdeel ontvangen “waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd”[9].

Wij zijn onderweg naar het hemels vaderland.
Hoe het er daar precies uit ziet? Dat weten we niet. Het is voor ons nu nog onbekend gebied.
En toch zullen we er ons volkomen thuis voelen. Want God zal daar alles in allen zijn!

Noten:
[1] Zie Heidelbergse Catechismus – Zondag 49, vraag en antwoord 124: “Wat is de derde bede? Antwoord: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Dat wil zeggen: geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verloochenen en uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn, zodat een ieder zijn taak waartoe hij geroepen is, even gewillig en trouw vervult als de engelen in de hemel doen”.
[2] Zie http://www.youtube.com/watch?v=yzGPlceZEao . Groet na Pasen, van Kees Brusse.
[3] Zie voor meer informatie over Kees Brusse http://nl.wikipedia.org/wiki/Kees_Brusse .
[4] In deze alinea gebruik ik de webversie van de Studiebijbel.
[5] Mattheüs 26:39.
[6] Mattheüs 26:42.
[7] Mattheüs 26:54.
[8] Jesaja 53:10, 11 en 12.
[9] Efeziërs 1:11 en 12.

25 maart 2013

De blasfemiewet wordt afgeschaft

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Vorige week – het was op woensdagavond 20 maart – vond in de Tweede Kamer een debat plaats over de blasfemiewet. Over het verbod op godslastering, dus[1].

Wat gaat er gebeuren?
Eigenlijk worden er, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, drie wetsartikelen geschrapt. Het eerste artikel verbiedt de burger om door godslastering godsdienstige gevoelens te krenken. Het tweede artikel gaat over het verspreiden van godslasteringen. En het derde handelt over het tentoonstellen van godslasteringen.

Men kan snedig opmerken dat het afschaffen van deze wetsonderdelen niet ernstig is. Er was toch niemand meer die er iets mee deed.
Maar er is natuurlijk meer aan de hand.
Want als die wetsartikelen nauwelijks meer toegepast werden, waarom moeten ze dan zo nodig afgeschaft worden? Men kan ze ook stilletjes laten staan en burgers aanspreken die in hun spreken en handelen voortdurend godslasterlijk bezig zijn.

De mensen zeggen: ach, het is een ‘slapende’ wet; weg ermee!
Maar zou het ook zo kunnen zijn dat er een preventieve werking van het bestaan van die regel uit gaat? Dat lijkt mij zéker het geval te zijn.
En bovendien: er is geen wèldenkende rechter die de blasfemiewetten zó toepast dat de vrijheid van meningsuiting in het gedrang komt. Men mag best meningen ventileren. Het gaat hier slechts om de wijze waaróp dat gebeurt.

De mensen zeggen: godsdienstige gevoelens worden beter beschermd dan andere emoties; dat moet maar eens afgelopen zijn.
Klaarblijkelijk laat men de relevantie van deze wet afhangen van het aantal praktiserende christenen in Nederland. Is dat niet ietwat merkwaardig?
En ongelovigen, atheïsten inbegrepen, mogen klaarblijkelijk alles zeggen wat zij willen. Het zal u niet bevreemden dat ik dat opmerkelijk vind.

De mensen zeggen: die wetsartikelen gelden alleen maar voor een specifieke groep burgers. Het betreft geen algeméén geldende regels.
Dat is een mooi verhaal. Maar er rammelt wel iets.
Want de wet op de kinderbijslag is óók bedoeld voor een specifieke groep mensen; namelijk ouders met kinderen. Die wet blijft bestaan…. Waarom moet de blasfemiewet dan haastig naar de vuilnisbelt worden versleept?

De mensen zeggen: dat wij zo de heiligheid van God aantasten, dat zegt ons anno 2013 niets.
Vervolgens klemt echter de vraag: wat is er dan nog wél heilig? Meer specifiek: is het menselijk leven bijvoorbeeld nog heilig? Het antwoord op die laatste vraag luidt al heel lang: nee.
Een rechtgeaard christenmens vraagt zich af waar het einde is. Waar leggen ongelovigen de grens der beschaving? Wat is nog netjes, en wat niet? En wie gaat dat eigenlijk beoordelen?

De mensen zeggen: die blasfemiewet is niet meer van deze tijd.
Maar onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) constateerden een jaar of zes geleden dat veel haatuitingen – bijvoorbeeld op internet – blijk geven van een zekere verharding van de maatschappij. Men mag de bestaande mogelijkheden in het strafrecht best eens wat beter benutten, suggereerden die onderzoekers toen.
En wat gaat het parlement in 2013 doen? Zij is voornemens de blasfemiewet af te schaffen….
Dat is niet erg logisch. Zegt u nu zelf.

De mensen zeggen: als we die blasfemiewet afschaffen, ontstaat er meer helderheid.
Dat klinkt goed. Maar de vraag is wel in hoeverre het beledigen van een groep christenen nu toegestaan of strafbaar is… En áls een schoffering strafbaar blijkt, op grond van welke wetsartikelen pakt men die dan aan?
Persoonlijk heb ik niet gevoel dat het er echt helderder op wordt.

Ach, zeggen de mensen, de af te schaffen wetsartikelen slaan feitelijk alleen op de westerse God.
Dat is geruststellend geformuleerd. Maar het is niettemin nonsens.
De hemelse God is niet alleen Heer van het noordelijk halfrond. En dat weten de parlementsleden ook best.

In het Nederlands Dagblad schreef de heer Van der Staaij, Tweede Kamerlid voor de SGP: “De symboliek van deze afschaffing is: smadelijke godslastering mag voortaan. Het is niet langer verboden. De symboliek van deze afschaffing is: God moet verbannen worden uit onze wetgeving. Er moet afgerekend worden met ons christelijk verleden, met christelijke moraal in onze wetgeving.
Dat is een verdrietig signaal, en tekent de geestelijke crisis in onze samenleving. We kunnen beter een biddag houden in plaats van een bijltjesdag”[2].
Er moet gebeden worden, zegt Van der Staaij. Het is onzin om net te doen of er nu afgerekend moet worden met een periode van verschrikkelijke onderdrukking[3].

De Raad van State blijkt van mening “dat het recht op vrijheid van meningsuiting niet als grondrechtelijke eis meebrengt dat het verbod van godslastering wordt afgeschaft”[4].
Het lijkt mij ook van belang om bij dit alles aan te tekenen dat, sedert in Engeland een dergelijke blasfemiewet werd afgeschaft, zaken rond vrije meningsuiting aldaar zo ongeveer op leven en dood worden bevochten.

In ons land wordt hoe langer hoe minder zwaar aan godslastering getild.
Waar kómt dat nu eigenlijk van? Antwoord: massa’s mensen ontkennen dat de zonde diep in de wereld verankerd zit. Juist die zonde zorgt voor godslastering.
Dat wisten de Farizeeën indertijd trouwens ook al. Ik wijs u op Lucas 5: “En hun geloof ziende, zeide Hij (dat is Jezus): Mens, uw zonden zijn u vergeven. En de schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen te overleggen en zeiden: Wie is deze, die zulke godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?”[5]. Natuurlijk: de schriftgeleerden wilden niet begrijpen dat de mens Jezus Christus ook echt God was. Maar het was hen volkómen duidelijk dat godslastering alles met zónde te maken heeft.
De Joden wisten allen heel goed wat godslastering ten diepste is: de mens maakt zichzelf God. Daarom zeiden zij in Johannes 10: “Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele goede werken doen zien vanwege mijn Vader; om welk van die werken wilt gij Mij stenigen? De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt[6]. De Joden wilden er niet áán dat de mens Jezus ook God was. Maar ze onderkenden wél: als wij God lasteren, doen we net alsof wij zélf God zijn.

In Nederland vindt men godslastering niet zo ernstig meer.
Want Nederlanders zijn, zegt men, beschaafde mensen die zich prima zelf kunnen redden.
Nederlanders zijn, zo suggereert men, actieve mensen die veel overzien en op talrijke plaatsen in de wereld hun invloed kunnen laten gelden; in die zin is Nederland een machtige natie.
Ten principale zit dáár de drijfveer om de wetsartikelen tegen de godslastering bij het oud papier te gooien.

In deze omstandigheden kan de kerk, naar mijn inzicht, slechts twee dingen doen:
* in het gebed tot God gaan en hem om genade smeken
* de Here vragen om Zijn werk voort te zetten en – als dat in Zijn plan past – in ons land bekering te geven.

Noten:
[1]
In het onderstaande gebruik ik onder meer http://sgp.nl/Actueel/Verbod%20op%20godslastering%20II.wli#content .
[2] Kees van der Staaij, “Smalende godslastering is voortaan toegestaan”. In: Nederlands Dagblad, woensdag 20 maart 2013, p. 11.
[3] Voor de betekenis van het begrip ‘bijltjesdag’ zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Bijltjesdag .
[4] Hier gebruik ik onder meer: Jakko Gunst, Addy de Jong, “Feest voor de atheïsten”. In: PuntKomma, bijlage bij het Reformatorisch Dagblad, woensdag 20 maart 2013, p. 2 en 3.
[5] Lucas 5:20 en 21.
[6] Johannes 10:32 en 33.

22 maart 2013

Kerk op niveau

De kerk brengt mensen op een ander niveau[1]. Want in de kerk gaan de harten omhoog. U kent de formulering uit het Avondmaalsformulier wel: “om met het ware hemelse brood Christus gevoed te worden, moeten wij niet alleen op de tekenen van brood en wijn zien, maar – de harten omhoog! – op Jezus Christus zien, die in de hemel voor ons pleit aan de rechterhand van zijn Vader”[2].

Hanna geeft in 1 Samuël 2 al biddend eer aan de Here. Zij formuleert onder meer het volgende:
“Hij heft de geringe op uit het stof,
Hij heft de arme omhoog uit het slijk,
om hem te doen zitten bij edelen,
en een erezetel te doen verwerven.
Want de grondvesten der aarde zijn des HEREN;
Hij heeft daarop het aardrijk gesteld”[3].
De Here brengt mensen op een nieuw niveau. Want Hij geeft hen een ereplaats. En per slot van rekening heeft Hij de aarde geschapen.
De redenering is opmerkelijk: de Here brengt mensen hoger op, want Hij heeft de aarde geschapen. Wie goed kijkt, ziet op de achtergrond twee bekende begrippen staan: uitverkiezing en genade. Het is niet zo dat mensen zich zo gedragen dat zij, om zo te zeggen, promotie verdiend hebben. Welnee. De Here wijst mensen een hogere plek, want Hij is de almachtige Schepper van hemel en aarde. En dus maakt Hij uit waar onze plaats is, nu en in de toekomst.

De Here brengt de kerk op niveau[4].
En hoe gebeurt dat?
Dat gebeurt in het gebed. Dat gebeurt omdat mensen omhoog kijken. Mensen gaan het van de Here verwachten.
Dat kunnen wij mooi zien in 1 Koningen 18[5].
Daar komen wij aan het slot van de geschiedenis van Elia op de Karmel. Achab voelt de dringende behoefte om naar naar zijn paleis terug te gaan; hij is heel erg toe aan een copieus diner. Klaarblijkelijk maakt hij zich alvast gereed voor vertrek. Elia blijft echter met zijn knecht op de Karmel achter. En wat doet hij daar? Hij buigt zich neer, en doet zijn hoofd tussen zijn knieën: teken van eerbied en nederigheid. Daarna krijgt de knecht een paar keer de opdracht om omhoog te kijken. Eerst ziet de beste man niks bijzonders. Maar later ziet hij een wolkje. Een wolkje, zo groot als een vuist. Uit die kleine wolk valt al spoedig een enorme stortregen.
Zo bewijst de Here zich als de almachtige God, die over alle krachten van de natuur beschikken kan. Welnu, die God is onze God!
Tegenwoordig zeggen mensen om ons heen nogal eens dingen als: die God van u moet maar eens bewijzen dat Hij machtiger is dan andere goden of geesten. Maar de Here reageert niet op menselijke commando’s. De gebeurtenissen in 1 Koningen 18 zijn een hemels initiatief, dat Elia mag aankondigen.
Kinderen van God mogen in vertrouwen, en in nauw gebedscontact met de God van het verbond, wijzen op Zijn macht en op de voortgang van Zijn werk.

De kerk wordt op niveau gebracht.
Iets daarvan zien wij ook in de vierentwintigste Psalm. U kent die woorden wel:
“Heft, poorten, uw hoofden omhoog,
en verheft u, gij aloude ingangen,
opdat de Koning der ere inga.
Wie is toch de Koning der ere?
De HERE, sterk en geweldig,
de HERE, geweldig in de strijd.
Heft, poorten, uw hoofden omhoog,
en verheft ze, gij aloude ingangen,
opdat de Koning der ere inga”[6].
Een exegeet tekende eens bij die Schriftwoorden aan: “Na het instorten van woningen (al of niet door veroveringen) bouwde men vaak hier bovenop weer nieuwe gebouwen. Daardoor kwamen steden steeds hoger te liggen. Steden als Jeruzalem en Jericho hebben meer dan twintig bewoningslagen (‘strata’). Wanneer de huizen en straten hoger kwamen te liggen, werd de poort op den duur te laag om op een rijdier de stad binnen te trekken. Het kon na verloop van geruime tijd nodig zijn om de boog van de poort hoger te maken. Het bezoek van een koning was een goede aanleiding om dit te doen, als eerbewijs”[7].
Wij behoren tot “het geslacht van wie naar Hem vragen;
die uw aanschijn zoeken; dat is Jakob”[8].
De kerk zit zogezegd in het gevolg van de Koning. De kerk maakt, tot aller vreugde, deel uit van des Konings hofhouding. Zo wordt in de kerk een nieuwe, een hogere standaard geïntroduceerd.

Omdat Gods volk achter haar Heer aan gaat, heeft zij er – als het goed is – geen behoefte aan om ándere goden en geesten te raadplegen.
Jesaja wijst daar ook op in hoofdstuk 8: “En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen – zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden vragen? Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad”[9].
Het hoge niveau van de kerk is eigenlijk alleen bij daglicht goed te zien. Dat niveau wordt bepaald door Gods Woord, en door Zijn wet.
Wie búiten de kaders van dat Woord en búiten de lijnen van die wet gaat lopen, verdwijnt roemloos in de nacht. En van zo’n nachtelijke tocht wordt in de regel niemand gelukkiger. Jesaja zegt daarom óók: “Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, en wanneer men hongert, zal men in woede uitbarsten, en zijn koning en zijn God vervloeken, en men zal de blik omhoog richten…”[10].
Wie de nacht van strijd en zorgen achter zich wil laten, moet zijn Heer volgen. Geconcentreerd en trouw.

Kerkmensen gaan samen op pad.
Zij zoeken niet hun éigen eer. Het gaat hen niet om persóónlijk prestige.
Nee, in al hun weg en werk willen zij dienstbaar zijn in de kerk. Iedereen moet meewandelen op de weg die de Here wijst. De weg naar de hemel. De weg naar een heerlijke toekomst met God.
Dat is de reden dat Paulus in 1 Corinthiërs 12 schrijft: “Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert”[11].
Alle kerkleden mogen zich, gesierd met door God gegeven gaven, maximaal inzetten in de kerk.
Zo brengt de God van het verbond zijn kerk op het door Hem gewenste niveau!

Noten:
[1]
De term ‘kerk op niveau’ gebruik ik ook in een lezing die ik, Deo Volente, vanavond houdt tijdens een gemeentevergadering van De Gereformeerde Kerk Groningen. De lezing is getiteld “Kerk op niveau: met het zicht op de wereld op weg naar een heerlijke toekomst”. In dit artikel wordt voornoemd motief nog wat nader uitgewerkt. Enkele gedachten uit dit artikel neem ik in mijn lezing mee.
Ook de overige voorbereidingen voor die lezing zijn op deze weblog terug te vinden. Zie https://bderoos.wordpress.com/tag/lezing-dgk-groningen-2013/ .
[2] Gereformeerd Kerkboek, Formulier voor de viering van het Heilig Avondmaal, p. 527.
[3] 1 Samuël 2:8.
[4] In dit artikel gebruik ik onder meer de webversie van de Studiebijbel.
[5] 1 Koningen 18:41-46: “Vervolgens zeide Elia tot Achab: Ga, eet en drink, want daar is het geruis van een stortregen. Toen ging Achab heen om te eten en te drinken. Elia echter klom naar de hoogte van de Karmel, boog zich ter aarde en legde zijn aangezicht tussen zijn knieën. Daarop zeide hij tot zijn knecht: Klim omhoog, zie uit naar de zeekant. Hij klom omhoog en zag uit, maar zeide: Er is niets. Daarop zeide hij: Ga weer. Tot zevenmaal toe. Bij de zevende maal nu zeide hij: Zie, een wolkje als eens mans hand stijgt op uit de zee. Toen zeide hij: Ga heen, zeg aan Achab: Span in en daal af, laat de stortregen u niet ophouden. Toen, in een oogwenk, werd de hemel zwart van wolken en wind, en viel er een zware stortregen. Daarop reed Achab weg en ging naar Jizreël. Maar de hand des HEREN was over Elia, zodat hij zijn lendenen gordde en vóór Achab uit snelde tot waar men de richting naar Jizreël inslaat”.
[6] Psalm 24:7, 8 en 9.
[7] Deze uitleg is te vinden in de webversie van de Studiebijbel; commentaar bij Psalm 24, noot 33.
[8] Psalm 24:6.
[9] Jesaja 8:19 en 20.
[10] Jesaja 8:21.
[11] 1 Corinthiërs 12:31.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.