De profetie van Joël is het lezen waard.
Vandaag richten we de schijnwerper op een gedeelte van Joël 2.
Als algemene oriëntatie eerst een passage uit een artikel dat in februari 2013 op deze plaats werd gepubliceerd.
“De profeet Joël is, in zekere zin althans, een tamelijk vage figuur.
Niemand weet precies wanneer hij leefde. Niemand weet precies waar hij vandaan kwam. Joodse schriftuitleggers komen aan met het verhaal dat de vader van Joël, Pethuël geheten, eigenlijk Samuël is. Maar dat is, op z’n zachtst gezegd, tamelijk onwaarschijnlijk.
Ook in de profetie van Joël zitten heel wat onduidelijkheden.
Maar het is wel duidelijk dat deze profeet Gods volk opnieuw leert luisteren. De rampen die het volk van God treffen zijn een óproep: keer terug naar uw Heer!
Er moet op bazuinen geblazen worden. Niemand kan er meer omheen: de dag van de Here komt er aan. En dus moet de kerk attent zijn.
Nee, de Here is geen harde God, die Zijn volk als een slavendrijver opjaagt.
Hij brengt Zijn volk wel bijeen. De Here werkt niet met enkelingen; Hij verzamelt zich een vólk.
Joël vraagt nadrukkelijk aandacht voor de taak van de priesters. Priesters onderwijzen de natie over de gang van zaken in het verleden. Priesters moeten het volk, om zo te zeggen, voorgaan in gebed.
Maar dat is lang niet alles.
Want opeens neemt de Here het óp voor Zijn land. Hij krijgt medelijden met Zijn volk. Gods kinderen mogen juichen. Ze mogen enorm blij zijn.
De Here kondigt het moment aan, waarop Zijn volk weer weten zal dat het een machtige God heeft.
Er komt weer voedsel in het land.
De Here belooft dat Zijn volk nooit meer de risee van de wereld zal worden.
De vijand wordt weggejaagd. De vijand: met die term worden hier waarschijnlijk in eerste instantie de Assyriërs aangeduid.
Die vijand wordt uiteengeslagen en naar drie kanten afgevoerd.
Wees maar niet bang meer, proclameert de Here. Gods kinderen hoeven niet bevreesd te zijn dat zij zullen terugzakken in de benarde toestand van weleer. Er mag gejúbeld worden. Er is alle reden voor een groot feest! Zelfs de dieren mogen meedoen![1]
Joël zegt het in hoofdstuk 2 in opdracht van zijn Zender zo: “Wees niet bevreesd, land, verheug u en wees blij, want de Heere heeft grote dingen gedaan. Wees niet bevreesd, dieren van het veld, want de weiden van de woestijn worden groen, de bomen dragen hun vrucht, de wijnstok en de vijgenboom geven hun opbrengst. En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de Heere, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid. Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand. De dorsvloeren zullen vol koren zijn, de perskuipen stromen over van nieuwe wijn en olie. Ik zal u de jaren vergoeden die de veldsprinkhaan, de jonge sprinkhaan, de zwermsprinkhaan en de treksprinkhaan hebben opgegeten, Mijn grote leger, dat Ik op u had afgestuurd. Dan zult u overvloedig en tot verzadiging eten, en de Naam van de Heere, uw God, prijzen, Die wonderlijk met u heeft gehandeld. Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden. Dan zult u weten dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, de Heere, uw God ben, en niemand anders: Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden!”[2].
Joël zegt: de hele schepping wordt verlost. Bouwland, grasland, wijngaarden, dieren…: alles en iedereen komt weer tot z’n recht.
Terecht schrijft iemand: “Er is verandering nodig van ons beeld van de wereld en de plaats die wij daarin hebben. We zien in onze verlichte cultuur de wereld als een natuurlijke hulpbron om aan onze verlangens te voldoen, in plaats van een goddelijke gift om zorg voor te dragen. Geestelijk herstel vraagt nieuwe verlangens. Het beeld dat veel mensen tonen is dat ze gebonden zijn aan verlangens naar meer, anders, groter, mooier, sterker, glimmender, duurder. Voor de één geldt dat de auto, voor de ander het eigen lichaam, een huis, kennis, ethische moraal of wat dan ook. Alléén Jezus bevrijdt van zulke verlangens. Hij neemt ze weg en vult de mens met verlangens om in alle kwetsbaarheid écht te zorgen in deze wereld, omdat alles van Hem is”.
Deze stellingname brengt ons als vanzelf bij Psalm 104:
“Hij doet het gras groeien voor de dieren,
het gewas ten dienste van de mens.
Hij brengt voedsel uit de aarde voort”.
En:
“De bomen van de Heere worden verzadigd,
de ceders van de Libanon, die Hij geplant heeft.
Daar nestelen de vogeltjes,
de cipressen zijn het huis voor de ooievaar.
De hoge bergen zijn voor de steenbokken,
de rotsen zijn een toevluchtsoord voor de klipdassen”.
En:
“De jonge leeuwen brullen om een prooi
en verlangen van God hun voedsel”.
En:
“Hoe groot zijn Uw werken, Heere,
U hebt alles met wijsheid gemaakt,
de aarde is vol van Uw rijkdommen.
Daar ligt de zee, groot en wijd uitgestrekt;
daar leeft krioelend gedierte, niet te tellen,
kleine dieren en grote”.
De schepping is er ter ere van God. Al dat Goddelijke maaksel moet gewetensvol beheerd worden. Op dat punt laten mensen in alle tijden en op alle plaatsen heel veel steken vallen. Laten wij om vergeving vragen. En laten we vervolgens, genietend van alles wat God geeft, ons best doen om de aarde tot Zijn eer te ontplooien.
Gelovige kinderen van God doen dat in de wetenschap dat Jezus Christus, hun Heiland, op Zijn troon zit. Daar pleit Hij voor alle ware gelovigen. Hij zegt tegen Vader: ‘Ik heb voor het zondige beheer van de schepping geleden. Wees Uw kinderen toch genadig!’[3].
Joël kondigt bevrijding aan. Zijn profetie doet een beetje denken aan de geschiedenis waarin Israël uit Egypte wordt bevrijd. Welnu, maakt Joël duidelijk, er komt nog méér aan. Door allerlei ellende heen werkt God aan een schitterend reddingsplan!
Dat plan loopt uit op een fantastisch feest. Een feest dat permanent is. Voor eeuwig. Dan zijn alle beheersproblemen met betrekking tot de aarde uit de wereld. De voorraden zijn nooit op. Er is genoeg voor iedereen. Wat een prachtig vooruitzicht![4]
Noten:
[1] Dit citaat komt uit mijn artikel ‘Joël biedt een doorkijkje naar de hemel’, hier gepubliceerd op 13 februari 2013. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2013/02/13/ .
[2] Joël 2:21-27.
[3] In deze alinea citeer ik uit: Kundert de Wit, “Héle schepping in verlossing betrokken”. In: Reformatorisch Dagblad, woensdag 15 september 2021, p. 25 [rubriek Milieu en technologie]. Uit Gods Woord citeer ik Psalm 104:14,16-18,21,24,25.
[4] De geschiedenis met betrekking tot de bevrijding van Israël staat in Exodus 5-12.