gereformeerd leven in nederland

31 mei 2022

De realiteit van Gods grootheid

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Wie is de Koning van Gods volk? Natuurlijk – dat is God Zelf.
Voor het Oudtestamentische Israël was dat echter onvoldoende. Als het ging over leiderschap, wilden zij op andere volken lijken. Het Leiderschap van de hemelse God was niet genoeg.
Zeker – de bevrijding uit Egypte onder leiding van Mozes en Aäron was nog wel bekend.
Natuurlijk – toen het volk eenmaal in Egypte was gaf de Here redding uit gevaren. De Filistijnen en de Moabieten boekten geen definitieve overwinningen op Israël. En dat terwijl de Israëlieten wel heel veel aandacht schonken aan afgoden: de Baäls en de Astartes en zo.
De Israëlieten wisten daar inderdaad wel van.
Maar ach, dat was vroeger…[1]

Het historisch besef blijkt in 1 Samuel 12 een beetje weggezakt. Ja, de kennis is er nog wel. Maar de realiteit van Gods grootsheid, macht en majesteit – die is weg.
Wat kan men daar aan doen?
De God van het verbond laat nog een keer Zijn grootsheid, macht en majesteit zien. Leest u maar mee.
“Toen Samuel de Heere aanriep, gaf de Heere donder en regen op die dag. Daarom werd heel het volk zeer bevreesd voor de Heere en voor Samuel. En heel het volk zei tegen Samuel: Bid voor uw dienaren tot de Heere, uw God, dat wij niet sterven; want boven al onze zonden hebben wij ook nog dit kwaad gedaan dat wij een koning voor ons verlangd hebben. Toen zei Samuel tegen het volk: Wees niet bevreesd, u hebt al dit kwaad wel gedaan, maar wijk niet langer van achter de Heere af, en dien de Heere met uw hele hart. Wijk niet af door de nietige afgoden na te volgen, die niet van nut zijn en niet kunnen redden, want zij zijn nietigheden. Want de Heere zal Zijn volk niet verlaten, omwille van Zijn grote Naam, omdat het de Heere behaagd heeft u voor Hem tot een volk te maken. En wat mij betreft, er is bij mij geen sprake van dat ik tegen de Heere zou zondigen door op te houden voor u te bidden; maar ik zal u de goede en juiste weg leren. Vrees alleen de Heere, en dien Hem trouw met uw hele hart, want zie welke grote dingen Hij bij u gedaan heeft. Maar indien u het kwade blijft doen, dan zult u weggevaagd worden, zowel u als uw koning”[2].

De Here toont Zijn almacht. Dat moet Hij in alle eeuwen doen. Ook vandaag. Wij weten wel het een en ander van kerkgeschiedenis. Als het moet kunnen wij daar hele verhalen over vertellen en lange artikelen over schrijven. Maar de realiteit van Gods grootsheid, macht en majesteit – die verdwijnt zomaar.
Als de Here niet trouw was, dan waren we nergens meer. Dan liep het heel slecht met ons af!

Het volk schaamt zich. Ja, de ganse natie schaamt zich diep. ‘Wij zijn’, zegt het volk in koor, ‘heel zondig bezig geweest. En dat wij zo nodig een koning wilden hebben is wel de grootste zonde!’. En dan betuigt de Here door de mond van Samuel Zijn eeuwige trouw. Samuel spreekt namens zijn Opdrachtgever: ‘Mensen, wees niet bang. Jazeker, u bent zondig bezig geweest. Nu is het zaak om de Here met heel uw hart te dienen, en niet maar half. Hou op met het aanbidden van afgoden, want die kunnen niets voor u doen. Want de Here zal u niet verlaten’.

De Here zegt ook anno Domini 2022: Ik blijf u trouw, want Ik heb u uitgekozen.
De Here zegt: eens gekozen, blijft gekozen!
De Here zegt: Ik heb u verkoren, dan is toch niet minder dan logisch dat u Mij blijft dienen??
De Here zegt: hou maar op met die afgoden, want Ik ben er toch?
De Here zegt: stop maar met die nepgodjes, want Ik zorg voor u!
Samuel zegt: Ik blijf voor u bidden.
Samuel blijft ons de juiste route wijzen in ’t leven. Wij moeten met God door het leven wandelen
De realiteit van Gods grootsheid, macht en majesteit moet ook in deze tijd tot ons doordringen!

Het dondert in 1 Samuel 12. En het regent keihard. De natuur gaat flink tekeer!
Dat doet denken aan Handelingen 2: “En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen”. Het lijkt wel alsof op de Pinksterdag de natuur totaal in de war is…
Petrus houdt in Handelingen 2 een indringende preek. De luisteraars zijn verbijsterd en ook een beetje verontrust: “En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders?”. Petrus weet het antwoord: “Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen”.
In Handelingen 2 horen wij de echo van 1 Samuel 12. Maar in het Nieuwe Testament gaat God nog een flinke stap verder: Zijn Geest komt wonen in het hart van door Hem gekochte mensen. De scene in 1 Samuel 12 is nog maar het begin![3]

Het getuigenis van Samuel is iets van vroeger. Samuel leefde van 1066-1042 voor Christus. Wij zijn nu zo’n 3000 jaar verder. Maar nog altijd kan de kerk volop genieten van Gods trouw. Als het hierom gaat moeten wij in de kerk zeggen: laat het historisch besef nooit wegzakken!
Het wordt bij tijd en wijle pijnlijk duidelijk: in die kerk zitten zondige mensen. En dus worden er ook wel eens besluiten genomen die achteraf bezien, op z’n zachtst gezegd, niet uitblinken door wijsheid. Laten wij maar ronduit zeggen: kerkmensen maken er soms een potje van. Maar onze God leidt ons naar Zijn prachtige toekomst. Laten wij daarom tenslotte maar met Psalm 108 zeggen:
“Ja, hoger dan het hemels blauw
 is, Heer, uw goedheid en uw trouw”![4]

Noten:
[1] Zie 1 Samuël 12:1-13.
[2] In deze alinea citeer ik 1 Samuel 12:18-25.
[3] In deze alinea citeer ik Handelingen 2:2,3,37,38.
[4] In deze alinea gebruik ik https://www.christipedia.nl/wiki/Tijdbalken_Israël ; geraadpleegd op maandag 23 mei 2022. Verder citeer ik Psalm 108:2 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.

30 mei 2022

Marcionisering

Er was een tijd dat nog niet precies vaststond wat onder Gods Woord moest worden verstaan. Mensen ontwikkelden diverse merkwaardige ideeën en gingen vervolgens schrappen in Gods Woord.
Als het hierom gaat komt Marcion in beeld[1].

Marcion komt uit Sinope. Die stad wordt tegenwoordig Sinop genoemd. Dat is een havenstad en badplaats op Kaap Ince, bij Kaap Sinop op het noordelijkste punt van de Turkse zijde van de Zwarte Zeekust. Zijn vader was de voorganger van de christelijke gemeente in die plaats.
Marcion veroorzaakte binnen die gemeente aardig wat opschudding. Zodanig zelfs dat zijn vader zich genoodzaakt zag zijn oproerige zoon de gemeente uit te zetten. Die klap zal nog lang nagegalmd hebben: vader die zijn zoon uit de gemeente verwijdert!
Marcion vertrekt naar Rome. Daar wordt hij met open armen ontvangen. Daar zit misschien ook wel een financiële reden achter: Marcion is namelijk niet onbemiddeld; hij kan aan de gemeente van Rome een grote schenking doen.
We schrijven 144 na Christus. Die zomer heeft Marcion de gelegenheid om te midden van de presbyters zijn ideeën uiteen te zetten.
Het probleem van Marcion is dit: naar zijn idee zit er een kloof tussen wet en Evangelie. Er zijn regels die je op moet volgen. Maar onze schuld is voldaan. Hoe is dat met elkaar te rijmen? Marcion vindt de oplossing. Volgens hem zijn er twee verschillende goden. Een schepper-god die heel boos is: kijk maar naar al het geweld in het Oude Testament. En een liefhebbende, ware God. Die God stuurt Christus als Zijn afgevaardigde naar de aarde. De boze schepper-god heeft op de aarde nog veel invloed. Zodoende komt Christus toch nog aan het kruis te hangen. Maar Christus is werkelijk volledig rechtvaardig. Dus Hij moest wel vrijgelaten worden. En hetzelfde geldt voor al Zijn volgelingen.

Het hoeft geen betoog dat Marcion in conflict komt met de evangeliën. De evangelisten benadrukken immers heel vaak dat de Schriften vervuld moesten worden. De evangeliën van Mattheüs, Marcus en Johannes schrapt hij als Woord van God. Het evangelie naar Lucas kan volgens Marcion grotendeels behouden blijven. En de brieven van Paulus dan? Marcion zegt: die zijn wel waar, ook al moet ik hier en daar iets schrappen. Uiteindelijk houdt hij tien brieven van Paulus over. Om het overzichtelijk te houden maakt Marcion een eigen lijstje Bijbelboeken.
Volgens Marcion is Christus een Verlosser. Maar Hij vervult het Oude Testament niet. Nee, Hij schaft dat af. Want Christus is gezonden door de goede God, te weten de God van het Nieuwe Testament.
Het lichaam van Jezus Christus is een schijnlichaam. Dat kan niet anders. Een aards lichaam komt namelijk van het terrein van de boze schepper-god.
Het is inmiddels duidelijk: volgens Marcion is er een wrede schepper-god uit het Oude Testament en een vreedzame Nieuwtestamentische god.
In de tweede eeuw stichten Marcions theorieën veel verwarring in de kerk. Alle Bijbelboeken die wij nu kennen waren er toen ook. Maar daarnaast waren er allerlei geschriften van dubieuze afkomst. Dubbelgangers van de evangeliën bijvoorbeeld. En bijvoorbeeld ook het Evangelie van Petrus, de Handelingen van Paulus en Thomas en de Openbaringen van Petrus.

De lijst van Bijbelboeken is pas in de vierde eeuw vastgesteld. Dat was tweehonderd jaar na het optreden van Marcion. In zijn tijd staat de canon dus niet vast.
Waarom wordt er dan zo woedend op Marcions theologie gereageerd?
Dat gebeurt omdat velen begrijpen wat Marcion feitelijk aan het doen is. Hij wil Gods Woord inkorten. Hij komt dus aan Gods werk. Alle eeuwen door levert dat in de kerk boosheid op.
Geen wonder eigenlijk dat Marcion de vader van de Schriftkritiek wordt genoemd.
Het was de kerkvader Iraeneus die eens tegen Marcion zei: ‘Het gaat om Jahweh, de God Die Zich aan Israël heeft bekendgemaakt, Ik ben Die Ik ben’. In het Oude Testament is er al aandacht voor allerlei volken in de wereld. In de Nieuwtestamentische tijd wordt die aandacht in Jezus Christus geïntensiveerd en uitgebreid: er is redding en eeuwig leven voor iedere wereldburger die in Hem gelooft. Zo horen Oude en Nieuwe Testament bij elkaar![2]  

Waarom is het belangrijk het verhaal van Marcion te kennen?
Die geschiedenis bewijst dat het manipuleren van Gods Woord al gebeurt sinds de Bijbel bestaat, en ook daarvóór al.
Waar zien wij die manipulatie vandaag?

Dominee G. Clements, rector van de theologische opleiding van de Gereformeerde Gemeenten, sprak een paar jaar geleden over de marcionisering van het huidige theologische denken. Marcion had grote moeite met de vreeswekkende God van het Oude Testament. Hij concentreerde zich liever op de God die liefdevol is. Dat denken past vrijwel naadloos op onze tijd. ‘God is liefde. Hij accepteert ons zoals we zijn’, zeggen de mensen vandaag. Begrippen als berouw, vergeving en de vreze des Heren raken steeds meer op de achtergrond.
Marcionisering van het theologische denken duidt dus op het selectief gebruik van Bijbelse gegevens, net als Marcion dat vroeger deed[3].

Prof.dr. J. Hoek schreef in september 2020 in het Reformatorisch Dagblad ook over marcionisering. Hij formuleerde als volgt: “In onze tijd is (…) de bestrijding van neomarcionitische tendensen urgent. De oude ketterij van Marcion (…) is springlevend. Hij zwoer het Oude Testament af en plaatste de liefdevolle Jezus in contrast met de grimmige God van het oude Israël. Dit marcionitische zuurdesem zien we volop terug in hedendaagse theologische beschouwingen. Het is van belang de belijdenis van de goedheid van God tegenover dit front scherp af te bakenen en anderzijds weg te blijven van een afstandelijk spreken over God als het ‘Opperwezen’, een ongekwalificeerde ‘Almacht’ zonder gezicht en zonder hart”.
Waarvan akte![4]

Men kan zich afvragen of er bij de doordenking van het vraagstuk van de vrouw in het ambt zo nu en dan ook sprake is van marcionisering van het denken.
Zeker, we willen graag aannemen dat de wens om vrouwen en mannen dezelfde plaats te geven in de kerk niet per se voortkomt uit liberalisme of gelijkheidsdenken. Men probeert het zo te regelen dat mannen en vrouwen in Christus een nieuwe schepping worden. Eén van de gangbare gedachten lijkt te zijn: de sterke overheerst nu niet meer de zwakke; daarom hoeft er op dit punt geen onderscheid meer te zijn tussen man en vrouw.
Daarbij blijft de scheppingsorde echter ongenoemd. En bijvoorbeeld ook 1 Petrus 3: “Evenzo, mannen, woon met begrip met haar samen; geef de vrouw, als de zwakkere, haar eer; u bent immers ook mede-erfgenamen met haar van de genade van het leven; opdat uw gebeden niet verhinderd worden”.
In september 2021 schreef dominee C.H. Hogendoorn, lid van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk, in De Waarheidsvriend over deze zaak. Hij noteerde toen onder meer: “De vraag die hierbij onontkoombaar is: hoeveel schepping houden we in het Nieuwe Testament nog over? Wanneer we niet uitkijken, bevinden we ons voor we het weten in het spoor van Marcion (…), die door de Vroege Kerk als ketter werd veroordeeld, omdat hij een onderscheid maakte tussen de Schepper-God van het Oude Testament, tegenover een Verlosser-God van het Nieuwe”.
Laten wij op dit punt waakzaam zijn en blijven![5]

In de periode van de coronapandemie waren er heel wat mensen die vroegen: waarom doet God ons dit aan? God is een wrede Heerser, zeiden ze.
Met zulk spreken bevindt men zich feitelijk in dezelfde sfeer als Marcion.
In Johannes 9 wordt ook in die sfeer gedacht. ‘Wie heeft er gezondigd – de blindgeborene zelf of zijn ouders?’. De Heiland doorbreekt het vergeldingsdenken van de discipelen: de blindgeborene en zijn ouders hebben geen bijzondere zonden gedaan; het werk van God moest openbaar worden.
Terecht schreef de hervormde predikant A.J. Kunz vorig jaar: “God is niet als die vermeende goden, hoog op de Olympus, die onberekenbaar mensen straffen toeslingeren. Voor besmettelijke ziekten en andere rampen is vandaag de dag echter geen concrete oorzaak vast te stellen; of het moest de afval van God zijn, maar dat verdraagt de Heere nog steeds in het heden van Zijn genade”[6].

Marcionisering – die zit in ons allemaal. Daarom is de bede van Psalm 51 altijd actueel:
“Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.
Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg”[7].

Noten:
[1] In dit artikel maak ik onder meer van gebruik van: Drs. A. Modderman en P. Poortinga, “Antwoord uit het verleden. Praktische kerkgeschiedenis”. – Barneveld: Uitgeverij De Vuurbaak, 1996. – p. 13-22.
[2] In deze alinea gebruik ik: “Gedragen door het ambt”- interview met de hervormde predikant J.A. van der Velden. In: De Waarheidsvriend, donderdag 4 maart 2021, p. 4-7.
[3] In deze alinea citeer ik uit: “Luther zei tegen zijn studenten dat predikant drie boeken nodig heeft”. Interview met dominee G. Clements. In: Reformatorisch Dagblad, donderdag 11 juni 2020, p. 2.
[4] Dr. J. Hoek, “Theologie staat in dienst van lofprijzing gemeente”. In: Reformatorisch Dagblad, dinsdag 22 september 2020, p. 24,25. Het artikel van professor Hoek is een samenvatting van de afscheidslezing over het thema ‘God is goed. Theologie als doxologie’, die hij hield als hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven.
[5] In deze alinea citeer ik uit: C.H. Hogendoorn, “Een heet hangijzer”. In: De Waarheidsvriend, donderdag 23 september 2021, p. 8-11. Uit Gods Woord citeer ik 1 Petrus 3:7.
[6] Geciteerd uit: Dr. A.J. Kunz, “Corona: roepstem tot bekering, of niet?”. In: Accent, bijlage bij het Reformatorisch Dagblad, zaterdag 27 februari 2021, p. 5 [rubriek: Toegespitst].
[7] Psalm 51:12 en 13.

Materiaal uit dit artikel zal gebruikt worden in het Gereformeerd familieblad De Bazuin, editie 16-07 (juli 2022).

27 mei 2022

Uit de crisis

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Het is Hemelvaartsdag geweest. Wij beseffen het eens te meer: Jezus Christus is voor ons naar de hemel gegaan. Hij is daar onze Advocaat. En Hij is ook onze Woning-voorbereider. Wat een troost!

In dit artikel kijken we nog even verder naar het evangelie van de Hemelvaartsdag. Daartoe nemen wij ons uitgangspunt in Hebreeën 9: “En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt, zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid”[1].

Voor iedereen komt er een moment dat hij of zij sterft. Na dat sterven komt het oordeel van God over het leven dat de gestorvene op aarde heeft geleid. Het leven komt in de crisis.
Hoezo?
Wij moeten beseffen dat voor het Nederlandse woord ‘oordeel’ in het oorspronkelijke Grieks krisis staat. Krisis – dat wil zeggen: beoordeling, gericht, oordeel. Alle gestorvenen, of zij nu in Christus’ verlossingswerk geloven of niet, komen in de crisis!
Dat moment van sterven op aarde brak ook aan voor onze Here Jezus Christus. Het oordeel over Zijn werk pakte uiterst positief uit. God de Vader kon maar tot één conclusie komen: Mijn Zoon heeft heel gehoorzaam gedaan wat Hij moest doen. Vader zorgde daarom voor de opstanding van Zijn Zoon. De Redder van ons leven besteeg Zijn troon.

Zo kwam Zijn leven uit de crisis.
Zo komt ons leven uit de crisis.
Om met Philippenzen 2 te spreken: “En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood. Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader. Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen”.
Zo komen wij in de situatie waarover wij in Psalm 25 zingen:
“Louter goedheid zijn Gods paden
voor wie leeft naar zijn verbond,
daaraan trouw blijft en zijn daden
slechts op Gods geboden grondt.
Zie mij schuldig voor U staan,
Heer, vergeef mijn overtreden,
neem mij om uws naams wil aan,
groot zijn uw barmhartigheden”[2].

Christus’ lijden, sterven en opstanding zijn kernpunten uit de heilshistorie van deze wereld. Die kernpunten mag de kerk nooit vergeten!
In deze wereld raken heel wat dingen in de vergetelheid. Mensen kunnen niet alles bewaren. En dat doen ze ook niet. In verband daarmee kwam minister-president Rutte vorige week nog in het nieuws.
Het Nederlands Dagblad meldde onder meer: “Premier Mark Rutte bestrijdt dat hij de wet heeft overtreden bij het jarenlang wissen van sms-berichten, maar zijn uitleg roept grote twijfels op bij de Tweede Kamer en deskundigen. De wet schrijft deugdelijke archivering voor, een oude Nokia is dan geen excuus”.
En:
“De talloze sms’jes die Rutte door de jaren heen vernietigde waren volgens de premier niet relevant dan wel persoonlijk van aard. De ‘inhoudelijke berichten’ stuurde hij naar eigen zeggen trouw ter archivering door naar zijn ambtenaren, voordat hij ze wiste van zijn telefoon”.
Welnu, de heilshistorie wordt niet gewist.
Toch wordt er ten bate van mensen wel iets gewist.
Wij zingen daarover in Psalm 103:
“Hij is een God van liefde en genade,
barmhartigheid en goedheid zijn de daden
van Hem die niet voor altijd met ons twist,
die ons niet doet naar alles wat wij deden,
ons niet naar onze ongerechtigheden
vergeldt, maar onze schuld heeft uitgewist”.
Onze schuld is betaald. Onze straf is door de Heiland gedragen![3]

Straf en oordeel – ja, ook die die zijn onlosmakelijk aan Hemelvaartsdag verbonden. Er zijn wel theologen die ons anders willen doen geloven. Ze flirten bijvoorbeeld een beetje met de alverzoening. De theoloog Reinier Sonneveld doet dat in zijn boek ‘Het vergeten evangelie’. Daarin staat onder meer geschreven: “Daarom geloof ik in een leven-na-de-dood waarin oordeel is en we een proces van verzoening ingaan”. Sonneveld heeft het oog op de alverzoening. Want die verzoening geldt voor “allemaal. […] En zo zullen wij […] bij God zijn en de tijd krijgen om te genezen”.
Laten wij zonder omwegen blijven zeggen: onze schuld is betaald. Dat is het Evangelie!
En daarom mogen wij onbekommerd de woorden van Psalm 143 zingen:
“O Here, hoor naar mijn gebeden,
zie mij als smeek’ling tot U treden,
verhoor mij, God, die trouw betoont,
die ieder richt naar recht en reden,
die boven ons als koning troont”[4].

Noten:
[1] Hebreeën 9:27,28.
[2] In deze alinea citeer ik Philippenzen 2:8-13. En verder Psalm 25:5 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.
[3] In deze alinea citeer ik uit: “Twijfel aan uitleg premier Rutte over gewiste sms’jes”. In: Nederlands Dagblad, donderdag 19 mei 2022, p. 1.
[4] De gegevens van het bedoelde boek zijn: Reinier Sonneveld, “Het vergeten evangelie: het geheim van Jezus verandert alles”. – Amsterdam: Buijten & Schipperheijn (imprint: Motief), 2019. – 296 p. Het citaat staat op p. 244. In deze alinea gebruik ik: dr. G.A. van den Brink, “Flirten met de alverzoening”. In: Kruispunt, bijlage bij het Reformatorisch Dagblad, donderdag 28 februari 2019, p. 14. En: dr. G.A. van den Brink, “Notie van straf in juridische zin ontbreekt”. In: Reformatorisch Dagblad, donderdag 7 maart 2019, p. 19. Verder citeer ik Psalm 143:1 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.

25 mei 2022

Weemoed of verwachting?

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

Morgen, donderdag 26 mei, zal het Hemelvaartsdag zijn. De troonsbestijging van onze Heiland, Jezus Christus, is een feit. Maar de kerk blijft niet alleen. Zeker niet! Leest u maar mee in Lucas 24: “En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar blijft u in de stad Jeruzalem, totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden. Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië. En Hij hief Zijn handen op en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel. En zij aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren voortdurend in de tempel, terwijl ze God loofden en dankten. Amen”[1].

De discipelen, die samen het fundament van de kerk gaan vormen, worden gezegend. Zij mogen rekenen op Gods goedertierenheid en trouw. Zij weten nu zeker: wij staan onder de speciale bescherming van onze God.

Jezus Christus wordt omhoog gedragen. De God van hemel en aarde draagt Zijn Zoon omhoog: de hemel in.
Men zou zeggen dat de discipelen nu verbijsterd zijn en dus tot weinig meer in staat. Maar niets is minder waar. Zij aanbidden Hem. Vol eerbied kijken ze Hem na. Gods zegen wordt beantwoord met de dankzegging van de discipelen.
En nee, zij voelen zich vervolgens niet alleen. Zij gaan naar de tempel. Naar de kerk dus.
Vanuit de tempel gaat het Evangelie van Christus’ troonsbestijging de wereld door.

Men kan mompelen: ‘Ja, dat klinkt allemaal prachtig – maar had Hij niet beter op aarde kunnen blijven? Kijk eens hoe de wereld zich ontwikkelt, zonder God of gebod!’.
Laten we die gedachte snel verwerpen.
Dominee G. Wisse (1873-1957), predikant in de Gereformeerde Kerken en later in de Christelijke Gereformeerde Kerken, noteerde eens: “Satan en zijn engelen, die met hun geweld in de hemel het onderspit moesten delven, zijn nu te vergelijken met een verslagen leger dat op zijn aftocht en vlucht dorpen en steden uitmoordt en plundert. Zo doet de hellemacht het nu hier op aarde. Hoe meer de tijden rijpen voor Christus’ wederkomst hoe beginsellozer de volkeren-oorlogen ook zullen worden”.
Natuurlijk, dat ziet er alarmerend uit.
We worden er verdrietig van.
En bij tijden wanhopig, wellicht.
Maar die beginselloosheid betekent dus ook: Jezus maakt Zich klaar voor de terugreis naar de aarde. Oftewel: Hij maakt Zich klaar voor Zijn wederkomst!
Laten wij daarbij niet vergeten wat er in Openbaring 5 staat: “En een van de ouderlingen zei tegen mij: Huil niet. Zie, de Leeuw Die uit de stam van Juda is, de Wortel van David, heeft overwonnen om de boekrol te openen en zijn zeven zegels te verbreken. En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven hoorns en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde. En Het kwam, en heeft de boekrol genomen uit de rechterhand van Hem Die op de troon zat. En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer. Zij hadden elk een citer en gouden schalen vol reukwerk. Dit zijn de gebeden van de heiligen. En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie. En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde”. Wie dat Schriftwoord tot zich neemt, gaat beseffen: deze wereld vertoont steeds meer de trekken van een goddeloze bende, maar het gaat toch de goede kant op!
Psalm 121 is waar:
“De HEER zal u steeds gadeslaan,
Hij maakt het kwade goed,
Hij is het die u hoedt.
Hij zal uw komen en uw gaan,
wat u mag wedervaren,
in eeuwigheid bewaren”[2].

Het verhaal hierboven lijkt misschien te mooi om waar te zijn.
Gered uit een vuile wereld?
Vanuit een volkomen kapotte wereld op weg naar vrede in de hemel?
Hoe kan dat nou?
Als wij ons dat gaan afvragen wordt het tijd om Johannes 14 in ons geheugen te zetten. Jezus zegt: “Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht. En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe”.
Hemelvaartsdag: dat is niet een dag van weemoed, maar van verwachting![3]

Noten:
[1] Lucas 24:49-53.
[2] Het citaat van ds. G. Wisse komt uit: Wim Kranendonk, “Voor een christen zijn oorlogen geen nieuws”. In: Accent, bijlage bij het Reformatorisch Dagblad, zaterdag 12 maart 2022, p. 5. Verder citeer ik Psalm 121:4 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.
[3] In deze alinea citeer ik Johannes 14:15-18.

24 mei 2022

Heel de schepping verlost

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

De profetie van Joël is het lezen waard.
Vandaag richten we de schijnwerper op een gedeelte van Joël 2.
Als algemene oriëntatie eerst een passage uit een artikel dat in februari 2013 op deze plaats werd gepubliceerd.
“De profeet Joël is, in zekere zin althans, een tamelijk vage figuur.
Niemand weet precies wanneer hij leefde. Niemand weet precies waar hij vandaan kwam. Joodse schriftuitleggers komen aan met het verhaal dat de vader van Joël, Pethuël geheten, eigenlijk Samuël is. Maar dat is, op z’n zachtst gezegd, tamelijk onwaarschijnlijk.
Ook in de profetie van Joël zitten heel wat onduidelijkheden.
Maar het is wel duidelijk dat deze profeet Gods volk opnieuw leert luisteren. De rampen die het volk van God treffen zijn een óproep: keer terug naar uw Heer!
Er moet op bazuinen geblazen worden. Niemand kan er meer omheen: de dag van de Here komt er aan. En dus moet de kerk attent zijn.
Nee, de Here is geen harde God, die Zijn volk als een slavendrijver opjaagt.
Hij brengt Zijn volk wel bijeen. De Here werkt niet met enkelingen; Hij verzamelt zich een vólk.
Joël vraagt nadrukkelijk aandacht voor de taak van de priesters. Priesters onderwijzen de natie over de gang van zaken in het verleden. Priesters moeten het volk, om zo te zeggen, voorgaan in gebed.
Maar dat is lang niet alles.
Want opeens neemt de Here het óp voor Zijn land. Hij krijgt medelijden met Zijn volk. Gods kinderen mogen juichen. Ze mogen enorm blij zijn.
De Here kondigt het moment aan, waarop Zijn volk weer weten zal dat het een machtige God heeft.
Er komt weer voedsel in het land.
De Here belooft dat Zijn volk nooit meer de risee van de wereld zal worden.
De vijand wordt weggejaagd. De vijand: met die term worden hier waarschijnlijk in eerste instantie de Assyriërs aangeduid.
Die vijand wordt uiteengeslagen en naar drie kanten afgevoerd.
Wees maar niet bang meer, proclameert de Here. Gods kinderen hoeven niet bevreesd te zijn dat zij zullen terugzakken in de benarde toestand van weleer. Er mag gejúbeld worden. Er is alle reden voor een groot feest! Zelfs de dieren mogen meedoen![1]

Joël zegt het in hoofdstuk 2 in opdracht van zijn Zender zo: “Wees niet bevreesd, land, verheug u en wees blij, want de Heere heeft grote dingen gedaan. Wees niet bevreesd, dieren van het veld, want de weiden van de woestijn worden groen, de bomen dragen hun vrucht, de wijnstok en de vijgenboom geven hun opbrengst. En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de Heere, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid. Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand. De dorsvloeren zullen vol koren zijn, de perskuipen stromen over van nieuwe wijn en olie. Ik zal u de jaren vergoeden die de veldsprinkhaan, de jonge sprinkhaan, de zwermsprinkhaan en de treksprinkhaan hebben opgegeten, Mijn grote leger, dat Ik op u had afgestuurd. Dan zult u overvloedig en tot verzadiging eten, en de Naam van de Heere, uw God, prijzen, Die wonderlijk met u heeft gehandeld. Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden. Dan zult u weten dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, de Heere, uw God ben, en niemand anders: Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden!”[2].

Joël zegt: de hele schepping wordt verlost. Bouwland, grasland, wijngaarden, dieren…: alles en iedereen komt weer tot z’n recht.
Terecht schrijft iemand: “Er is verandering nodig van ons beeld van de wereld en de plaats die wij daarin hebben. We zien in onze verlichte cultuur de wereld als een natuurlijke hulpbron om aan onze verlangens te voldoen, in plaats van een goddelijke gift om zorg voor te dragen. Geestelijk herstel vraagt nieuwe verlangens. Het beeld dat veel mensen tonen is dat ze gebonden zijn aan verlangens naar meer, anders, groter, mooier, sterker, glimmender, duurder. Voor de één geldt dat de auto, voor de ander het eigen lichaam, een huis, kennis, ethische moraal of wat dan ook. Alléén Jezus bevrijdt van zulke verlangens. Hij neemt ze weg en vult de mens met verlangens om in alle kwetsbaarheid écht te zorgen in deze wereld, omdat alles van Hem is”.
Deze stellingname brengt ons als vanzelf bij Psalm 104:
“Hij doet het gras groeien voor de dieren,
het gewas ten dienste van de mens.
Hij brengt voedsel uit de aarde voort”.
En:
“De bomen van de Heere worden verzadigd,
de ceders van de Libanon, die Hij geplant heeft.
Daar nestelen de vogeltjes,
de cipressen zijn het huis voor de ooievaar.
De hoge bergen zijn voor de steenbokken,
de rotsen zijn een toevluchtsoord voor de klipdassen”.
En:
“De jonge leeuwen brullen om een prooi
en verlangen van God hun voedsel”.
En:
“Hoe groot zijn Uw werken, Heere,
U hebt alles met wijsheid gemaakt,
de aarde is vol van Uw rijkdommen.
Daar ligt de zee, groot en wijd uitgestrekt;
daar leeft krioelend gedierte, niet te tellen,
kleine dieren en grote”.
De schepping is er ter ere van God. Al dat Goddelijke maaksel moet gewetensvol beheerd worden. Op dat punt laten mensen in alle tijden en op alle plaatsen heel veel steken vallen. Laten wij om vergeving vragen. En laten we vervolgens, genietend van alles wat God geeft, ons best doen om de aarde tot Zijn eer te ontplooien.
Gelovige kinderen van God doen dat in de wetenschap dat Jezus Christus, hun Heiland, op Zijn troon zit. Daar pleit Hij voor alle ware gelovigen. Hij zegt tegen Vader: ‘Ik heb voor het zondige beheer van de schepping geleden. Wees Uw kinderen toch genadig!’[3].

Joël kondigt bevrijding aan. Zijn profetie doet een beetje denken aan de geschiedenis waarin Israël uit Egypte wordt bevrijd. Welnu, maakt Joël duidelijk, er komt nog méér aan. Door allerlei ellende heen werkt God aan een schitterend reddingsplan!
Dat plan loopt uit op een fantastisch feest. Een feest dat permanent is. Voor eeuwig. Dan zijn alle beheersproblemen met betrekking tot de aarde uit de wereld. De voorraden zijn nooit op. Er is genoeg voor iedereen. Wat een prachtig vooruitzicht![4]

Noten:
[1] Dit citaat komt uit mijn artikel ‘Joël biedt een doorkijkje naar de hemel’, hier gepubliceerd op woensdag 13 februari 2013. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2013/02/13/ .
[2] Joël 2:21-27.
[3] In deze alinea citeer ik uit: Kundert de Wit, “Héle schepping in verlossing betrokken”. In: Reformatorisch Dagblad, woensdag 15 september 2021, p. 25 [rubriek Milieu en technologie]. Uit Gods Woord citeer ik Psalm 104:14,16-18,21,24,25.
[4] De geschiedenis met betrekking tot de bevrijding van Israël staat in Exodus 5-12.

23 mei 2022

De ijdelheid overwonnen

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

Terwijl wij door het leven wandelen, mogen wij weten: de God van alle genade neemt ons mee naar de voleinding van de wereld. Laat ons werk in de kerk intussen maar zo zijn, dat de adventsgemeente – de vergadering van Gods kinderen die Jezus Christus op aarde terug verwacht – steeds beter in beeld komt.
In dat kader besteden we in dit artikel aan de laatste woorden van de Prediker: “De slotsom van al wat door u gehoord is, is dit: Vrees God, en houd u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad”[1].

Sommigen zeggen: het leven is volstrekt vruchteloos. Zij worden pessimist of nihilist. Er is niets dat werkelijk zin heeft. Anderen zeggen: we leven hier en nu, wij gaan ervan genieten.  
Prediker stuurt ons echter een andere kant op. Hij is een onderwijzer die wijsheid doorgeeft. Het kerkvolk krijgt, om zo te zeggen, les van hem: ‘zó moet u tegen het leven aankijken’. Zijn onderwijs vat hij samen in aansprekende spreuken. De lessen van Prediker prikkelen. Als vanzelf gaan we hoe en waar zijn onderwijs in de huidige wereld van toepassing zijn.
De lessen van Prediker gaan, als wij ze goed bestuderen, deel uitmaken van ons leven in kerk en maatschappij. We dragen ze mee. En wij benutten ze waar dat kan. Ja, dat is het allerbeste wat wij kunnen doen. Want die levenslessen zijn afkomstig van de goede Herder. In Prediker 12 staat het onomwonden: “De woorden (…) zijn gegeven door één Herder”.
Studeren is mooi. Dat kan ook vermoeiend zijn. Ja, dat ook. Maar als het onderwijs van de goede Herder komt, is het lespakket wel van hemelse kwaliteit![2]

Waar zien wij dat aan? Antwoord: wij worden metterdaad op de hemel gewezen. En op het einde van de dingen, bovendien. De Christelijke Gereformeerde predikant J. Jonkman omschreef het eens zo: “Gelovigen weten van de zonde en het oordeel van God over de zonde. Ze weten ook, dat het gericht verlossing zal brengen. God zal recht verschaffen. In het eindgericht wordt de ijdelheid van alle dingen voor de gelovigen voor eeuwig en altijd weggedaan. Het gericht betekent voor de gelovigen het definitieve einde van alle ijdelheid. Zo gezien eindigt Prediker geweldig positief”[3].

Zeker, in dit leven zijn heel veel dingen zinloos.
Wat komen wij boven deze situatie uit? Antwoord: door ons geloof in God.
Om met de apostel Paulus in 1 Corinthiërs 1 te spreken: “Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht van God. Want er staat geschreven: Ik zal de wijsheid van de wijzen verloren doen gaan en het verstand van de verstandigen zal Ik tenietdoen. Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze wereld? Heeft God niet de wijsheid van deze wereld dwaas gemaakt? Want omdat, in de wijsheid van God, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven”.
Zonder geloof gaat het leven inderdaad als een nachtkaars uit.
Dan leef je zonder God.
Dan is er geen hoop meer.
Dan wandelen de mensen, in de woorden van Efeziërs 4, als de heidenen “in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart”[4].

De opstanding van de Heiland geeft zin aan onze arbeid. Zo staat dat in 1 Corinthiërs 15. U weet wel: “Maar God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus. Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere”.
De hierboven al geciteerde dominee Jonkman schrijft: “In Christus hebben we eeuwig leven. In Christus zijn onze werken blijvend. In deze spanning op aarde kunnen we gerust en vertrouwend leven en al onze arbeid verrichten. In deze spanning vervallen we niet tot pessimisme en somberheid, tot nihilisme en oppervlakkigheid, maar Christus zet deze spanning om in een overvloedig bezig zijn in Zijn werk, altijd en overal. En dan hebben we aan de ijdelheid ten diepste geen boodschap meer.
Christus en de gemeenschap met Hem: overwinning van de ijdelheid!”.

Prediker 12 leert de mensen: vrees God en onderhoud Zijn geboden. Als het goed is zijn we daarmee voortdurend bezig terwijl we samen met God door de wereld wandelen, op weg naar het einde van de tijd. Onderweg mogen we, ten aanhoren van ieder die het horen wil, getuigen van de hoop die we hebben.
Over dat getuigen schrijft dominee G.W.S. Mulder, predikant van de Gereformeerde Gemeente te Ridderkerk, in een recent nummer van De Banier, het partijblad van de Staatkundig Gereformeerde partij. Als volgt.
“Wat is eigenlijk een getuigenis? Het is niet een persoonlijk gevoel of een eigen mening. Een getuigenis is een bevestiging van de waarheid. Denk bijvoorbeeld aan iemand die getuige is van een incident op straat. Deze persoon kan de werkelijke toedracht bevestigen. Een getuigenis is dus ook niet iets waarmee je je buiten de orde plaatst. Integendeel!
Het is eigenlijk een opmerkelijke gedachte: dat een getuigenis er niet zo toe doet. Het maakt duidelijk dat in onze samenleving het waarheidsbegrip problematisch is geworden. Het huidige genderdebat laat zien hoe deze crisis de mensen ontwricht tot in hun persoonlijke identiteit. Wie in onze tijd de waarheid wil bevestigen, zal met beleid te werk moeten gaan en standvastig moeten zijn.
Bevestigen van de waarheid is meer nodig dan ooit. Laten SGP’ers zeggen hoe het is. Leven in het licht van de Bijbel geeft de helderste en meest realistische kijk op de werkelijkheid. God is onze Schepper en de Onderhouder van ons leven. Wij geven Hem niet de erkentenis die hem toekomt en overtreden Zijn geboden. Maar in Zijn goedheid draagt en verdraagt Hij ons en onze werkelijkheid. Elke dag bevestigt Hij dit. Daarom schamen wij ons niet voor het Bijbelse getuigenis: ‘Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen’ (Prediker 12:13)”.
Daar zeggen we graag ‘Amen’ op![5][6]

Noten:
[1] Prediker 12:13,14.
[2] In deze alinea gebruikte ik Prediker 12:8-12.
[3] Dit citaat komt uit: J. Jonkman, “IJdelheid II”. In: De Wekker, jg. 100 nr 41, vrijdag 19 juli 1991, p. 341,342. Ook verderop in dit artikel maak ik gebruik van deze publicatie.
[4] In deze alinea citeer ik 1 Corinthiërs 1:18-21 en Efeziërs 4:17,18.
[5] In deze alinea citeer ik: ds. G.W.S. Mulder, “Getuige”. In: De Banier, mei 2022, p. 3.
[6] Dit artikel werd geschreven als voorbereiding op een vergadering van de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Op woensdagavond 25 mei 2022 zal een vergadering worden gehouden waar Prediker 11 en 12 zullen worden bestudeerd.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.