gereformeerd leven in nederland

30 april 2018

Gelijk en gelijkwaardig

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Iedereen moet gelijk behandeld worden, roepen de mensen vaak. Dat is wat slordig uitgedrukt. Want een man behandelen u en ik in veel situaties anders als een vrouw. En dat is maar goed ook.

In de Nederlandse grondwet staat: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”[1].

In de conversaties over dit onderwerp blijkt het echter heel vaak om gelijkwaardigheid te gaan.
Alle mensen zijn evenveel waard.
En ja, men verklaart met luide stem dat dat in Nederland de werkelijkheid is. Maar de praktijk blijkt niet zelden anders te zijn.

Dit alles in het achterhoofd hebbend wijs ik vandaag op woorden uit Lucas 12: “En u, wees gelijk aan mensen die op hun ​heer​ wachten, wanneer hij terugkomt van de bruiloft, om hem, als hij komt en klopt, meteen open te doen”[2].

In Lucas 12 gaat het, populair gezegd, over het personeel van een groot huis. Zeg maar even: een landgoed. Binnenkort komt de eigenaar thuis. Hij is naar een bruiloft geweest. Het is natuurlijk het allermooiste als bij zijn thuiskomst blijkt dat zijn personeel het werk ook prima doet als hij er even niet is. Dan kan het huispersoneel hem van harte welkom heten. Zo van: hier zijn de zaken gewoon door gegaan, en het is allemaal prima geregeld.

Dat verhaal in Lucas 12 is beeldspraak.
En de bedoeling is: wij moeten wachten op de terugkomst van Jezus Christus. Nee, wij weten niet precies wanneer Hij terugkomt om het werk van iedere wereldburger te beoordelen.
In heel veel Gereformeerde kerken wordt het ’s zondags met overtuiging gezegd: “Ik geloof in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here. Hij is opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God de Almachtige Vader. Vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden”[3].
Om die terugkomst draait het hier.

Nee, het is niet de bedoeling om ons bang te maken. Zo van: big brother is watching you; we houden u in de gaten!
Integendeel!

Volgelingen van Jezus Christus worden in deze wereld vaak een beetje in de hoek gedrukt.
‘Geloof jij nog in God?’. ‘Nou vooruit dan, als je daar steun in vindt…’.
‘Geloof in God? Ach, dat is toch ouderwets man!’.
‘Geloof jij nog in een God die jou altijd helpt? Terwijl je zoveel ellende hebt meegemaakt? Nou, ik zou het wel weten hoor…’.
Gelovigen worden maar al te vaak een beetje meewarig aangekeken.
Ze zijn ouderwets.
Niet erg ter zake doende.
Zij leven in een heel andere wereld.
We zouden kunnen opmerken: christenen worden niet altijd gelijkwaardig behandeld. Ze worden in allerlei situaties gezien als onaangepaste en tamelijk hinderlijke types.

In die wereld troost de Here Jezus alle mensen die Hem volgen.
De Rechter komt uit de hemel. Alle scheve zaken worden weer rechtgetrokken.
Niet omdat wij de zaligheid zelf verdiend hebben, maar omdat de Redder van de wereld voor alle zonden van de wereld heeft betaald.
Alle uitverkorenen krijgen dan een plaats in de hemel, in de woonplaats van God.
En de vijanden van God? Zij gaan definitief ten onder. Definitief inderdaad, voor eeuwig zelfs[4].

In Lucas 12: vergeet niet dat uw Heer terugkomt.
En bereid u erop voor. Bij alle keuzes die u maakt. Bij de dingen die u doet. En bij de dingen die u nalaat.
Weet u wat er in Lucas 12 nog meer staat?
Dit: “Zalig zijn die ​slaven​ die de ​heer​ bij zijn komst wakend zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden en hen aan ​tafel​ zal nodigen en bij hen zal komen om hen te dienen”[5].

Laten we een ogenblik naar dat woord ‘slaven’ kijken[6].
Slaven: dat woord is vandaag de dag niet populair.
In de Oudheid was een maatschappij zonder slaven onbestaanbaar. In de Romeinse wereld waren slaven heel bekend.
De wetgeving omtrent slavernij was in de Joodse samenleving aanzienlijk milder.
En één ding is wel zeker: de maatschappelijke status van slaven speelt in de verhouding tot God geen rol. Paulus schrijft in 1 Corinthiërs 7: “Bent u als ​slaaf​ geroepen, dan moet u zich daarover niet bekommeren. Kunt u echter ook vrij worden, maak dan liever van die gelegenheid gebruik. Wie namelijk als ​slaaf​ geroepen is in de Heere, is een ​vrijgelatene​ van de Heere. Evenzo is hij die als vrije geroepen is, een ​slaaf​ van ​Christus. U bent duur gekocht; word dus geen ​slaven​ van mensen”[7].
Dat woord ‘slaven’ heeft in Lucas 12 dus niet te maken met onderdrukking. We komen niet in de sfeer van het onderwerpen en het tiranniseren.

Mensen die de terugkomst van Jezus Christus verwachten, zullen uiteindelijk door hun Heer worden bediend.
Dat is dus de omgekeerde wereld.
In de hemel, de woonplaats van God en het tweede vaderland van al Zijn kinderen, heeft ‘gelijkheid’ een heel andere klank en inhoud.
Net als dat personeel in Lucas 12 moeten wij het van de Here verwachten. Als Hij er weer is, dan komt alles goed.

In de hemel, ja daar zal iedereen gelijkwaardig zijn.
Want daar God alles in allen zijn. Uiterst liefdevol zal Hij regeren over alles en iedereen.
Die kant gaat het met Gods kinderen op.
Te midden van alle ongelijkheid en ongelijkwaardigheid op deze aarde is dat een feit dat ons gelukkig maakt!

Noten:
[1] Geciteerd van https://nl.wikisource.org/wiki/Nederlandse_grondwet/Hoofdstuk_1 ; geraadpleegd op vrijdag 20 april 2018.
[2] Lucas 12:36.
[3] Zo staat het in de Apostolische Geloofsbelijdenis.
[4] Zie Heidelbergse Catechismus, Zondag 19, vraag en antwoord 52: “Welke troost schenkt u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?
Antwoord: Dat ik in alle droefheid en vervolging met opgeheven hoofd juist Hem als Rechter uit de hemel verwacht, die Zich eerst om mij voor Gods rechterstoel gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft. Hij zal dan al zijn en mijn vijanden aan de eeuwige ondergang overgeven, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid”.
[5] Lucas 12:37.
[6] In het onderstaande maak ik gebruik van de online versie van de Studiebijbel; woordstudie ‘doulos’ bij Lucas 12:37.
[7] 1 Corinthiërs 7:21, 22 en 23.

27 april 2018

Koningsdag in Openbaring 15

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

“Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; ​rechtvaardig​ en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de ​heiligen”.

Dat zijn de woorden van een lied. Ze staan in het laatste boek van de Bijbel, de Openbaring van Johannes. In hoofdstuk 15, om precies te zijn[1].

Het is een loflied op God.
Voor zo’n loflied is trouwens altijd alle reden. God doet in alle tijden geweldige dingen. Dingen waarvan u en ik ons afvragen: hoe kan dat toch? Hoe weet Hij toch zo precies wat er nodig is, wanneer en voor wie? Zijn macht is verbijsterend groot, en Zijn genade ook!

Wat gebeurt er in de Openbaring van Johannes?
Dat boek geeft een indruk van de gebeurtenissen die plaatsvinden als het einde van de huidige wereld in zicht is.
De hemelse God geeft steeds vanuit een andere hoek zicht op de zaken. En het is duidelijk: makkelijk wordt het allemaal niet.
En je vraagt je af: kun je dit wel overleven? Als de toorn en de straf van God losbarsten… – nou, bérg je dan maar! Hoe moet dat toch?

Voor iedereen die zich dat afvraagt is er Openbaring 15.

Johannes ziet een teken. Niet maar een klein, vrijwel onzichtbaar seintje. Nee, het is groots en wonderlijk. Engelen die ‘zeven plagen’ hebben. De toorn van God bereikt een hoogtepunt!
Er is een grote zee te zien. Die zee bestaat niet uit water. Het lijkt wel glas met vuurvlammen!
De mensen die door God gered zijn staan bij die glazen zee. Dat zijn de mensen die, om het maar zo te zeggen, op naam staan van God. Hij heeft hen gekocht.
Er is ook een grote muziekgroep. Een groep van citerspelers. Die zorgen voor de begeleiding van alle mensen die bij die ‘glazen zee’. Zij zingen dus uit volle borst dat lied: “Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; ​rechtvaardig​ en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de ​heiligen”.
Een prachtig koor is het!

Dat lied heeft twee titels:
* lied van Mozes, de dienstknecht van God
* het lied van het Lam.

Waarom heeft dat lied twee titels? Zou één niet genoeg geweest zijn?
Een uitlegger schrijft: “Het lied dat Johannes deze overwinnaars hoort zingen typeert hij met een dubbele uitdrukking (…). Het eerste deel van deze liednaam wil aangeven dat het lied van Mozes, gezongen na de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee (Exodus 15) het voorbeeld is voor dit loflied. (…) Het tweede deel van deze liednaam wil aangeven dat deze overwinnaars op het beest te danken hebben aan het reddende werk van het Lam”[2].

Als wij dit alles tot ons door laten dringen zouden wij kunnen denken: hierboven staat een mooi verhaal, maar begint Openbaring 15 niet met de mededeling dat dit een teken is? En bovendien: dit gaat over de toekomst. Wat hebben wij er nu aan?

Graag wijs ik er nogmaals op dat Openbaring 15 een intermezzo is. Een tussenstuk, zogezegd.
Voordat het laatste oordeel gegeven wordt, blijkt dat door God geredde mensen apart worden gezet. De aandacht van die mensen wordt geconcentreerd op de Koning van de heiligen. Op de Almachtige, dus.

Voor dat woord Almachtige staat in het Grieks Pantokrator. Dat betekent: “hij die alle kracht of macht heeft, de allesbeheerser of almachtige”[3].
Dat woord Pantokrator krijgt vandaag, op Koningsdag 2018, een bijzondere kleur.

De Almachtige God van Openbaring 15 is oneindig veel krachtiger en machtiger dan de Nederlandse koning Willem Alexander. De Pantokrator is de Schepper en de Onderhouder van heel de schepping. Dat gaat dus heel wat verder dan de vierkante kilometers van Nederland.

Over dat woord Pantokrator is nog wel wat meer te melden.
In het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk stond er een paar jaar geleden het volgende over.
“Veel Oosters-orthodoxe kerken en kerkjes hebben een koepel waarin op de binnenkant een afbeelding is aangebracht van ‘Christus Pantokrator’. Vanaf dat hoge punt in de kerk blikt Christus als ‘Al-regeerder’ neer op de kerkelijke rituelen en kerkgangers. Dat is een van de manieren waarop binnen die traditie Christus’ Koningschap over Zijn Kerk tot uitdrukking wordt gebracht.
Zo’n afbeelding van Christus als ‘Regeerder over alles’ had oorspronkelijk echter ook nog een andere lading. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de oudste afbeeldingen van de ‘Pantokrator’. Die zijn te vinden op munten van het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk uit de zesde eeuw, geslagen tijdens de regering van keizer Justinianus (527-565). Door daar niet zijn eigen portret op af te beelden – zoals veel heidense keizers hadden gedaan en hijzelf overigens ook wel deed – , maar ‘Christus Pantokrator’, erkende de keizer dat hij uiteindelijk slechts dienaar van Christus was en heerste bij de gratie Gods, hoe machtig hij ook mocht zijn.
Dat lijkt op de aanhef van onze wetten. Die beginnen met ‘Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods …’. Maar is dat echt een erkenning van Gods soevereiniteit? De inhoud van sommige wetten doen eerder het tegenovergestelde vermoeden”[4].

Openbaring 15 houdt ons bij de les.
De God van hemel en aarde is de Pantokrator: de meest genadige Heerser aller tijden.
Als we ’t zo bekijken is het in Openbaring 15 óók Koningsdag.

Noten:
[1] Johannes 15:3.
[2] Citaat uit: dr. H.R. van de Kamp, “Openbaring – Profetie vanaf Patmos”. – Kampen: Kok, © 2000. – p. 354.
[3] Geciteerd uit online versie van de Studiebijbel, bij Openbaring 15:3.
[4] Geciteerd uit: dr. R. Bisschop, “Theocratie”. In: Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk, donderdag 29 mei 2014, p. 8.

26 april 2018

De Eerste en de Laatste

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

“Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde”. Het zijn bekende woorden uit Openbaring 21[1].

Woorden van gelijke strekking komen wel vaker in de Bijbel voor.
Bijvoorbeeld in Jesaja 41: “Wie heeft dit bewerkt en gedaan? Hij Die de generaties riep vanaf het begin! Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en bij de laatsten ben Ik Dezelfde”[2].
Die woorden uit Openbaring 21 zijn, om zo te zeggen, niet origineel.

Jesaja was een profeet in Israël. Hij leefde en werkte in de achtste eeuw voor Christus. Hij werd zo rond 740 voor Christus tot zijn ambt geroepen[3].

In Jesaja 41 roept de Here, bij monde van Zijn woordvoerder Jesaja, de volken op om eens indringend gesprek met Hem te voeren. Een twistgesprek, eigenlijk. Een fel debat.

De Here wijst op Kores. Dat is de Bijbelse naam voor koning Cyrus II de Grote. Hij is de stichter van het Perzische Rijk[4]. Hij verovert Medië, Lydië, Babylon…: dat zijn, als ik het goed weet, gebieden in het huidige Azië.
Op de zogenaamde Cyruscilinder, een cilinder van klei maakt koning Kores/Cyrus II reclame voor zichzelf: “Ik ben Cyrus, koning van de wereld, de grote koning, de machtige koning, de koning van Babylon, de koning van de vier werelduiteinden. […] Van Babylon tot Aëëur en Sousa, van Akkad, Eënunna, Zamban, Me Turnu en Der tot aan gebied van het land Gutium, heilige steden aan de overzijde van de Tigris, die daar van oudsher opgegeven waren – de goden die er wonen deed ik naar hun plaats terugkeren en een eeuwige woonplaats vestigde ik voor hen”[5]. En zo gaat dat nog wat verder.
Dat klinkt allemaal heel stoer.
Sterk.
Dominant.
Maar waar heeft die koning Kores zijn kracht eigenlijk vandaan? Hoe komt het dat hij zoveel overwinningen boekt? Niemand kan hem aanpakken. Hij gaat Zijn gang en lijdt weinig schade. Hoe kan dat toch?

Het antwoord op die vraag is is hierboven al geciteerd.
Het is de Here die Kores zoveel macht geeft.
Hij roept de generaties.
In welke tijd je ook leeft, altijd heb je met God te maken. Hij was er bij het eerste begin, toen Adam werd geschapen. Hij zal er nog zijn als de laatste minuut van deze wereld is aangebroken. Dat is het moment dat de God van hemel en aarde de wereld totaal vernieuwt. Het wordt een nieuwe wereld waarop alleen maar gerechtigheid woont.

Jesaja 41 draait de profeet er niet omheen: in feite werden de volken bang voor de macht van de Here. Ze bibberden van vrees. Ze kwamen maar heel langzaam dichterbij bij God. Ze durfden amper te lopen. Met trillende stemmen zeiden ze tegen elkaar: hou vol[6]!

Dit alles ziet er weinig hoopgevend uit. Waar gaat het heen met de wereld als de machtige God Zijn toorn de vrije loop laat? Dan valt iedereen om. Dan is het einde nabij!

Maar in Jesaja 41 staat meer.
De kerk hoeft namelijk niet bang te zijn. Want wat zegt de Here?
“Maar u, Israël, Mijn dienaar, u, ​Jakob, die Ik heb ​verkozen, het nageslacht van ​Abraham, die Mij liefhad, u, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde, geroepen uit haar uithoeken, en tegen wie Ik zei: U bent Mijn dienaar, Ik heb u ​verkozen, Ik heb u niet verworpen. Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die ​gerechtigheid​ werkt”[7].

In Jesaja 41 wordt gezegd: “Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en bij de laatsten ben Ik Dezelfde”.
Daar zit dreiging in die woorden. Mensen die zichzelf willen redden komen bedrogen uit. Het bestaan van mensen die zonder God leven wordt uiteindelijk niet veel meer dan een puinhoop.
Maar er zit ook troost in die zin. De Here brengt alle gelovigen uiteindelijk bij elkaar. Hij grijpt ze vast, waar zij ook wonen en werken. Of het nu in Groningen is, of in Heerlen, in Canada of Suriname. Hij zegt:
* u heb ik niet afgewezen
* u heb ik niet afgekeurd
* u heb ik niet afgedankt.
Gods volk kan altijd en overal op Zijn bijstand rekenen!

Dat geldt in alle tijden.
Ook in 2018.

Vandaag staan de woorden in de Bijbel.
Ook in onze tijd staan de goddelozen en de mensen die met God leven tegen over elkaar.
En kinderen van God mogen het tegen elkaar zeggen: laten we ons maar groeperen rond het Woord van onze God!
Dat is, om het zo maar uit te drukken, een oproep die voortdurend door de wereld galmt.

Zijn kinderen van God vandaag de dag dan nooit bang?
Zeker wel.
Misschien denken zij wel terug aan moeilijke periodes in hun verleden. Misschien denken zij achteraf: had ik maar dit of dat gedaan. Of: had ik indertijd maar duidelijker gezegd dat dit of dat had moeten gebeuren.
U kent dergelijke situaties vast wel. Dergelijke vragen zijn er bij ouderen. Maar heel vaak óók bij jongeren. Want de wereld is hard. Daar word je zomaar afgepoeierd.
Kinderen van God mogen het echter tegen elkaar zeggen: de Here is erbij!
Gelovigen mogen het tegen elkaar zeggen: de machtigste Man van heel de kosmos neemt ons in bescherming!
Zij mogen elkaar geruststellen: ons kan niets gebeuren!

Onze God was er.
Hij is er nog steeds.
Hij zal er altijd zijn.
Koning Kores – oftewel Cyrus II de Grote – is inmiddels reeds lang overleden. Zijn macht is gebroken.
Maar de troostvolle autoriteit van de God van hemel en aarde blijft altijd bestaan.
Dat geeft rust in een wereld die soms dol lijkt te draaien.

Noten:
[1] Openbaring 21:6.
[2] Jesaja 41:4.
[3] Zie http://christipedia.nl/Artikelen/J/Jesaja ; geraadpleegd op woensdag 18 april 2018.
[4] Zie over hem http://christipedia.nl/Artikelen/C/Cyrus_II_de_Grote ; geraadpleegd op woensdag 18 april 2018.
[5] Geciteerd van https://historiek.net/cyrus-de-grote-stichter-perzische-rijk/2817/ ; geraadpleegd op woensdag 18 april 2018.
[6] Het staat in Jesaja 41:5 en 6 zo: “De kustlanden zagen het en werden bevreesd, de einden der aarde beefden; ze kwamen naderbij en traden toe. De een hielp de ander, tegen zijn broeder zei hij: Wees sterk!”.
[7] Jesaja 41:8, 9 en 10.

25 april 2018

De Here heeft de leiding

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

In de naam van Jezus worden heel wat misstanden in stand gehouden.
Niet zo lang geleden kopte het Nederlands Dagblad: “Vijf maanden cel Nijkerkse voorganger Jezus Centrum”[1]. Daaronder stond een heel verhaal over de dingen die die voorganger verkeerd had gedaan.

Wie dergelijke dingen leest, kan sarcastisch denken: kerkmensen zijn geen haar beter dan de rest van de wereld. En in principe is dat waar.

Toch blijft de Here Zijn volk leiden.
We lezen daarover onder meer in het laatste vers van het Oudtestamentische boek Exodus[2]. Daar staat: “Want de wolk van de HEERE was overdag op de ​tabernakel, en ’s nachts was er een vuur in, voor de ogen van heel het ​huis​ van Israël tijdens al hun tochten”[3].

Dat is bijzonder.
Want de Israëlieten zijn in de Bijbel werkelijk geen lieverdjes.
Iedere keer weer keren zij zich af van God. En dat terwijl Hij zo zorgzaam voor hen is!
Een heel bekende zonde is wel die van het gouden kalf. Dat kalf van goud wordt door Israël aanbeden. En er wordt bij gezegd: “Dit zijn uw ​goden, Israël, die u uit het land Egypte geleid hebben”[4]. Dat is onzin. Want de Here heeft de Israëlieten uit Egypte bevrijd.
De Israëlieten lopen steeds weer bij God weg.
Omdat ze hun manieren van godsdienstigheid zelf willen bepalen.
Of vanwege de dreigende politieke situatie.
En zo is er nog veel meer.

Toch blijft de Here Zijn volk leiden. Want de Here is trouw. Hij loopt niet weg.

In Exodus 35 wordt opdracht gegeven voor het maken van de tabernakel: een vervoerbaar heiligdom. Knappe ontwerpers en vaklui werken er aan.
Het is een tent die binnen het legerkamp komt te staan.

In de volgende hoofdstukken lezen we over een ark, die een plaats in de tent zal krijgen. Een kleine langwerpige kist die het teken van Gods aanwezigheid is.

En over de tafel van de toonbroden. Dat is een gouden tafel met twaalf broden erop. Broden die tentoongesteld zijn – toonbroden dus. Die twaalf broden symboliseren de twaalf stammen van Israël.
En over de gouden kandelaar, eigenlijk een lampenstandaard: dat is de lichtbron in het donkere heiligdom.
En over het reukofferaltaar, een altaar om allerlei reukwerk op te branden.
En zo zijn er nog wel wat meer dingen.

Maar al die zo zorgvuldig gemaakte voorwerpen zijn pas echt van waarde als God Zelf aanwezig is.

En jazeker, God blijft Zijn volk steeds trouw.

In Nehemia 9 wordt dat als volgt omschreven: “Zelfs toen ze voor zichzelf een gegoten kalf gemaakt hadden en zeiden: Dit is uw God Die u heeft doen optrekken uit Egypte, en grote godslasteringen hadden gepleegd, hebt U hen in Uw grote ​barmhartigheid​ toch niet verlaten in de woestijn. De wolkkolom week overdag niet van boven hen om hen te leiden op de ​weg, en ook de vuurkolom ’s nachts niet om voor hen de ​weg​ te verlichten waarop zij zouden gaan”[5].

Paulus wijst er in 1 Corinthiërs 10 op “dat onze vaderen allen onder de wolk waren”[6]. En Hij herinnert  aan de vele zonden die Israël heeft gedaan. Laten wij, zo waarschuwt Paulus, die manieren van doen vooral niet overnemen! “Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons”[7].
Paulus schrijft er ook bij: “En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan”[8].
Paulus zegt dus: denk erom dat het met u niet dezelfde kant op gaat!
Paulus zegt dus ook: vertrouw nu maar op Gods trouw!

Ook vandaag zijn Gods kinderen op reis. Net als de Israëlieten dus.
In Hebreeën 11 staat een hele rij geloofsgetuigen: mensen die zich, gedurende heel hun aardse leven, aan God hebben overgegeven. In de brief aan de Hebreeën wordt duidelijk dat al die geloofsgetuigen verlangden naar een hemels vaderland[9].
Daar moeten wij een voorbeeld aan nemen.
Ook in Nederland, in 2018.
Want ook vandaag zijn we op reis. Nee, er gaat geen wolkkolom meer voor ons uit. De vuurkolom zien we ’s nachts ook niet meer. Maar we zijn nog steeds op pad. Op weg naar ons nieuwe vaderland: de hemel.
En ja, we mogen het zeker weten: God ziet zijn reizende kinderen overal en altijd. Hij leidt hen op elk ogenblik van de dag en de nacht.

Het is heel goed mogelijk dat sommige lezers dat heel beangstigend vinden.
Zelfs als je de gordijnen dicht doet, ziet Hij je nóg.
Als er geen mens bij is, dan kijkt Hij nóg.
En als je ’t fout doet…, dan krijg je straf!
Is dat nou de troost van Gods Woord? Wat heb je daar nou aan?

Laat ik opnieuw wijzen op die tent, die tabernakel van hierboven.
Die tent komt terug in Openbaring 21. In het één na laatste hoofdstuk van de Bijbel dus.
De Here woont bij Zijn volk.
Zijn volk krioelt om Hem heen.
En nee – in Openbaring 21 is God niet meer boos.
Integendeel. Hij veegt alle tranen van ’t gezicht af.
De dood is verdwenen. Helemaal weg.
De heimwee naar overledenen, de rouw is er ook al niet meer.
Alle problemen zijn opgelost.
De dingen van vroeger zijn geheel en al voorbij.
Het wordt allemaal helemaal nieuw.
Alles en iedereen is gericht op God. En dat levert een heerlijke, harmonische vrede op.
En mocht iemand nog dorst hebben, dan zal God Zelf Hem te drinken geven.

Die kant gaat het met Gods kinderen op.
Nee, wij moeten ons vooral niet laten afleiden door alle misstanden in de naam van Jezus.

Laten wij Openbaring 21 maar blijven lezen: “Zie, de ​tent​ van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen ​rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar.
En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de ​bron​ van het water des levens”[10].

Noten:
[1] Nederlands Dagblad, dinsdag 17 april 2018, p. 6.
[2] Voor dit vers kies ik omdat Exodus 35:1-40:38 centraal staat tijdens een vergadering van de mannenvereniging Augustinus van De Gereformeerde Kerk Groningen. Die vergadering vindt vandaag, woensdag 25 april 2018, plaats.
[3] Exodus 40:38.
[4] Exodus 32:4.
[5] Nehemia 9:18 en 19.
[6] 1 Corinthiërs 10:1.
[7] 1 Corinthiërs 10:11.
[8] 1 Corinthiërs 10:13.
[9] Hebreeën 11:16: “Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt”.
[10] Openbaring 21:3-6.

24 april 2018

Vernieuwde beelden

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

Dit artikel begint bij stomme beelden.
Bij beelden die niet kunnen spreken, dus.

Daarover gaat het ook in de Heidelbergse Catechismus, dat oude leerboekje van de kerk.
In Zondag 35 staat onder meer het volgende.

“Wat eist God in het tweede gebod?
Antwoord:
Dat wij God op geen enkele manier afbeelden en Hem op geen andere wijze vereren dan Hij in zijn Woord bevolen heeft”[1].

Iemand die dat leest, zou kunnen denken: waarom mag dat niet?
Het is toch fijn om iets of iemand vast te kunnen pakken?
Daar wordt het toch veel makkelijker van?
Toch is er een goede reden om het afbeelden van God na te laten.
Want God is veel groter dan wij. Zelfs de meest wijze man kan niet aan God tippen. De meest wijze vrouw komt niet bij God in de buurt.

Dat is een deel van de achtergrond van de volgende vraag en het antwoord in dat oude lesboekje:
“Mag men dan helemaal geen beelden maken?
Antwoord:
God kan en mag op geen enkele manier afgebeeld worden. De schepselen mogen wel afgebeeld worden, maar God verbiedt dat wij een afbeelding van hen maken of hebben om die te vereren of God daardoor te dienen”[2].

Daarbij komt: beelden kunnen niet praten.
Maar God is, om het zo maar te zeggen, springlevend.
In de Bijbel spreekt Hij vandaag nog altijd tegen ons. De Catechismus spreekt over ‘levende verkondiging’.
Dat is, wat mij betreft, een wat bijzondere term. In 2012 heb ik daar al eens iets over geschreven[3].

Die term betekent in ieder geval: verkondiging midden in het leven van vandaag.
En ook: verkondiging die op de toekomst gericht is. Op de toekomst die wij in de hemel hebben.

De apostel Paulus heeft daar veel over geschreven.
In 1 Corinthiërs 15 bijvoorbeeld.
Ik haal een paar woorden uit dat hoofdstuk: “En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen”[4].

Het is voorstelbaar dat iemand die het bovenstaande voor het eerst leest, bij zichzelf denkt: dit is geheimtaal.
Het wordt al iets duidelijker als we de woorden die eraan voorafgaan ook citeren. “De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk; de tweede Mens is de Heere uit de hemel. Zoals de stoffelijke is, zo zijn ook de stoffelijke mensen, en zoals de Hemelse is, zo zijn ook de hemelse mensen”[5].
Daar staat dus:
* we zijn nu nog aards
* net als de eerste mens, Adam.
* maar er komt een tijd dat we hemels zullen zijn, net als Jezus Christus.

Christenen zijn daarom, goed beschouwd, heel progressieve mensen.
Vooruitstrevend. Gericht op datgene wat komt.
Dat betreft niet alleen het lichaam, maar ook de geest.
Het gehele bestaan gaat gloriëren. Het wordt heerlijk!

De meeste en oudste handschriften lezen dat vers uit 1 Corinthiërs 15 – “wij zullen het beeld van de Hemelse dragen” – als een oproep: laten wij het beeld van de Hemelse dragen.
Dan is het dus een aansporing.
Een dringende uitnodiging.

Maar die aansporing is eigenlijk heel logisch.
Waarom?
Omdat God mensen uitkiest. Hij zegt: u hoort bij Mij.
Hij voert een plan uit. Hij weet al heel lang wat onze bestemming is.
De apostel Paulus schrijft in zijn brief aan de christenen in Rome, hoofdstuk 8: “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de ​Eerstgeborene​ zou zijn onder vele broeders”[6].
Gelovige mensen zullen in de hemel echt Thuis zijn. Het is niet de bedoeling van de Eerstgeborene, Jezus Christus, om de hemel enkel en alleen te bestemmen voor de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Nee, heel Zijn volk mag meegenieten van de eeuwige heerlijkheid!

In 1 Johannes 3 staat: “Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is”[7].
Dan begrijpen wij blijkbaar wie Hij is.
We leven dan op hetzelfde hemelse niveau als Hij.

En dat wordt pas echt leven.
Dan is alle verdriet weg. De tranen zijn definitief afgeveegd. Lichamelijke en psychische klachten zijn uit de wereld. Het woord ‘angst’ staat niet meer in ons woordenboek. De twijfels zijn verdwenen.
Het leven wordt vrede.
Het wordt een eeuwigheid van geluk, die nu nog onvoorstelbaar is!

Daar mogen we ons op verheugen.
Zelfs als we diep in de ellende zitten, mogen we zeggen: het wordt beter, veel beter!
En we bereiden ons erop voor: dit is nog maar een klein begin, het wordt nog veel mooier.
Vol verwachting klopt ons hart – nee, niet alleen in de decembermaand.

Dan begrijpen we ook stukken beter waarom Zondag 35 van de Heidelbergse Catechismus het over ‘stomme beelden’ heeft.
Want wat moet je nou met beelden als je het magnifieke perspectief van de hemel hebt?
Niks natuurlijk. Helemaal niks.

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 35, antwoord 96.
[2] Heidelbergse Catechismus – Zondag 35, antwoord 97.
[3] Zie mijn artikel ‘Levende verkondiging’; hier gepubliceerd op dinsdag 11 december 2012. Te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2012/12/11/levende-verkondiging/ .
[4]
1 Corinthiërs 15:49.
[5] 1 Corinthiërs 15:47 en 48.
[6] Romeinen 8:29.
[7] 1 Johannes 3:2.

23 april 2018

Economen van God

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Het schijnt dat ik verstand van de Bijbel heb. ‘Daar hebt u meer verstand van dan ik’, schreef iemand laatst.

Zo’n ontboezeming begrijp ik best. Zeker als die afkomstig is van iemand die niet zo vertrouwd is met het christelijk geloof, en alles wat daarmee samenhangt.

Toch gaat er iets scheef als mensen dat zeggen of schrijven.

Je zou namelijk kunnen denken dat je alleen maar bij God kunt horen als je verstand van Zijn Woord hebt. En ik kan u vertellen: dat is niet waar. Het is niet zo dat je pas door de Heer van hemel en aarde wordt aanvaard als je een bepaald kennisniveau bereikt hebt.

De Here vraagt geloof.
Geloof in de Schepper van hemel en aarde.
Geloof in Jezus Christus. De Man die geleden heeft om voor de zonden te betalen. De Man die de dood heeft overwonnen. De Man die nu in de hemel is om daar onze Advocaat te zijn. De Man die te Zijner tijd op aarde terug zal komen om het werk van alle mensen die op aarde hebben geleefd te beoordelen.
Geloof in de Heilige Geest.
Geloof dat onze zonden vergeven worden.
Geloof dat wij, net als Jezus Christus, zullen opstaan uit de dood.
Geloof dat er eeuwig leven is, en dat dat voor gelovige mensen nu eigenlijk al is begonnen.
Natuurlijk:
wie dat alles wil doorgronden, heeft Bijbelkennis nodig.
Natuurlijk:
wie dit wil begrijpen moet de Bijbel lezen en/of uitleg vragen aan een rechtgeaard christen.
Maar het is niet zo dat je pas geslaagd bent als je, om zo te zeggen, de opleiding hbo-Bijbel met succes hebt afgerond.

Nu het hierom gaat, wijs ik u graag op een paar woorden uit 1 Petrus 4. Het zijn deze: “Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige ​genade​ van God”[1].

De eerste algemene brief van de apostel Petrus gaat over de praktijk van het christelijk leven.
Een bekende internetencyclopedie maakt de volgende onderverdeling:
“* Adressering
* Lofprijzing op Gods heilgaven
* Oproep tot leven volgens de roeping
* Het christelijk leven in deze wereld
* De christen en het lijden
* Slotvermaningen
* Groeten”[2].

Als u bij Jezus Christus hoort, schrijft Petrus, bent u gestopt met het dienen van de zonde.
Zijn vraag is dus eigenlijk: bij wie bent u in dienst?
Bij de God van hemel en aarde?
Of bij de duivel, de opponent van God?

Al dat goddeloze gedoe heeft nu wel lang genoeg geduurd, noteert Petrus. Echte christenen doen daar niet meer aan mee.
Want zij weten dat, zelfs als zij gaan sterven, hun geest door Gods kracht blijft leven.
Zowel de mensen die al gestorven zijn als de wereldburgers van deze aarde zijn in afwachting van Christus’ terugkomst.
Wie zich dat realiseert, ziet de dingen in de juiste proporties. Dan is het ook minder moeilijk om voor een gebed de juiste woorden te vinden.

Wie dat beseft, begrijpt ook hoe belangrijk het is om in de kerk liefde te geven. Als je vanuit Gods kracht leeft, is liefde per slot van rekening het kenmerk van je leven.
En ja – als vanzelf word je dan gastvrij en hulpvaardig. Het is toch niet meer dan logisch dat u zoveel mogelijk mensen van die liefde wilt laten meegenieten? Het ligt toch voor de hand dat je zoveel mensen in je omgeving met de kracht van God wilt laten kennismaken?

Als Petrus dat alles duidelijk heeft gemaakt, komt hij bij die formulering: “Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige ​genade​ van God”.

Voor dat woord ‘genadegave’ staat er het Griekse woord charisma. Dat betekent: Gods Heilige Geest geeft de mogelijkheden om anderen te dienen.
Het gaat niet zozeer om de energie die van iemands persoon uitgaat. Alles draait hier om God. Want Hij zorgt ervoor dat wij dienend in het leven kunnen staan.

Voor dat woord ‘dienen’ staat er het woord diakonountes.
Gereformeerde lezers herkennen het woord ‘diaken’ wel. Diakenen zijn in de Gereformeerde wereld de ambtsdragers die alles doen om gastvrijheid, offervaardigheid en barmhartigheid in de gemeente te stimuleren. Dan kunnen zwakken en hulpbehoevenden “volop delen in de vreugde van Gods volk”[3].
We worden opgeroepen om allen diaconaal te zijn. Niet alleen de diakenen dus. Maar ook de andere gemeenteleden.

Voor die term ‘beheerders’ staat er in het Grieks oikonomoi. Dat betekent: ‘huisbestuurder, huisbeheerder, rentmeester, beheerder’. U ziet het wel: daar zit het Nederlandse woord ‘economie’ in. Het woord duidt op iemand aan wie het beheren van het huis met inbegrip van huisraad en verder vermogen is toevertrouwd.
De genade van God die – om zo te zeggen – in alle soorten en kleuren voorkomt, is in beheer bij de kerk. In de kerk zitten zogezegd de economen van God.
Zij hebben een grote verantwoordelijkheid.
Maar de kerk wordt, als het goed is, ook blij van die beheersfunctie. Immers – is er iets mooiers dan het uitdelen van Gods genade?

Laten gelovige mensen maar gewoon hun werk gaan doen.
Misschien hebben ze, om die term van hierboven maar te gebruiken, niet zoveel verstand van de Bijbel.
Maar met een groot Godsvertrouwen komen ze al een eind in de goede richting. Om met Psalm 125 te spreken:
“Wie op den HERE God vertrouwen
staan als de Sion vast.
Hoe hoog het onheil wast,
zij wanklen niet die op Hem bouwen.
Zij zullen als de berg des Heren
de tijd trotseren”[4].

Noten:
[1] 1 Petrus 4:10.
[2] Zie hiervoor https://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_brief_van_Petrus ; geraadpleegd op vrijdag 13 april 2018.
[3] De term komt uit het formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, Gereformeerd Kerkboek-1986, citaat van p. 552.
[4] Psalm 125:1, Gereformeerd Kerkboek-1986.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.