De God van het verbond wil passie zien.
Dat is een modern woord. Vroeger spraken we over hartstocht. Of over geestdrift.
Maar dat woord ‘passie’ past heel goed bij een verbondsrelatie. Gedrevenheid, trouw, permanente liefde: dat zit er allemaal in.
Niet voor niets staat in Zondag 44 van de Heidelbergse Catechismus “dat zelfs de geringste neiging of gedachte die tegen enig gebod van God ingaat, in ons hart nooit meer mag komen, maar dat wij altijd met heel ons hart alle zonden haten en liefde tot alle gerechtigheid hebben”[1].
Met die passie is wat bijzonders aan de hand.
Wie een passie heeft, wil daar alles voor doen. Voor uw echtgenoot of echtgenote doet u alles; want de liefde moet bloeien.
Uw verzameling moet zo compleet mogelijk worden.
U steekt zoveel mogelijk tijd in uw passie. Soms zoveel dat uw gezinsleven er bijna onder lijden gaat.
Maar in Zondag 44 staan de zaken anders. Want daar worden wij ervan doordrongen dat we de volmaaktheid hier op aarde nooit zullen vinden. We lezen immers dat wij “na dit leven het doel, namelijk de volmaaktheid, bereiken”[2].
Daarom is er in Zondag 44 geen plaats voor perfectionisme. Dit deel van de Catechismus maakt het perfectionisten moeilijk. Want volmaakt wordt het niet, hier op aarde.
Daarom nodigt Zondag 44 ons dringend uit om tegenover de Here eerlijk te wezen over onze zonden. Die moeten wij belijden. Wij moeten er open over zijn.
David leert de Bijbellezers in Psalm 32 dan ook:
“Mijn zonde maakte ik U bekend,
en mijn ongerechtigheid verheelde ik niet;
ik zeide: Ik zal de Here mijn overtredingen belijden,
en Gij vergaaft de schuld mijner zonden”[3].
Wie eerlijk en oprecht bij de aanklopt en in berouw om vergeving van zijn zonden vraagt, die zal vergeving ontvangen.
Bij God, daar is de rustplaats van kerkmensen. Bij Hem vinden gelovigen rust. De kerk is een prachtige plaats om te vertoeven. Niet in de eerste plaats vanwege de mensen die daar zitten. Het is daar vooral mooi omdat daar het Evangelie in al haar facetten wordt verkondigd!
Maar, zegt iemand vertwijfeld, als wij nu eens heel erg ons best gaan doen, kunnen we dan toch niet de volmaaktheid bereiken? Wij mogen toch een ambitie hebben? Wij kunnen toch in ieder geval iets proberen?
Laat ik dergelijke actievelingen vandaag mogen wijzen op woorden uit Romeinen 3: “Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hén spreekt, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig worde voor God, daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen”[4].
Dus: hoe ijveriger u zich aan de wet wilt houden, hoe vaker u tot de conclusie komen moet dat mensen zondig zijn. Het wordt niks met het zelf regelen van onze volmaaktheid. Helemaal niks.
Laten wij het, in de stijl van 1 Johannes 1, maar eerlijk belijden: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet”[5].
Wij zijn zondig, maar er is vergeving!
Wij worden, zo leert ons de Heidelbergse Catechismus, naar Gods beeld vernieuwd.
Als het hierom gaat, is Romeinen 12 heel instructief.
Ik citeer: “En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene”[6].
Wat is dat goede? In het Grieks staat er het woord agathon: de deugdzame, de edele; het goede; het vrucht-dragende; wat tot heil strekt[7].
In verband met die uit Romeinen 12 geciteerde woorden schreef professor dr. J. van Bruggen eens: “Laten christenen hun denken en houding ‘vernieuwen’ en daardoor anders worden. Oriëntatie op Gods barmhartigheid levert een andere attitude op oriëntatie op de eigen rijd. De vraag is niet meer standaard: ‘Wat is gewoon?’. Maar de vraag wordt nieuw: ‘Wat wil God de HEER?’”.
En:
“Wat God van ons wil is: wat goed, goed, volmaakt en Hem welgevallig is. Dit staat tegenover het slechte, het bedervende en het godloze dat de tijd typeert van de afkerige heidenen (…). God schakelt met Israël nu ook de bekeerde heidenen in bij zijn barmhartige beweging om de wereld te vernieuwen en terug te brengen van de vernieling”[8].
God maakt de wereld zacht. Mooi. Volmaakt!
Zondag 44 van de Catechismus leert ons dat we ons moeten inspannen.
Wat?
Moeten we ons nu toch druk gaan maken? Wordt het in ons leven nu toch een drukte van belang?
Laten wij ons niet vergissen. Als wij rustig gaan lezen, zien we in Zondag 44 staan “dat wij zonder ophouden ons inspannen en God bidden om de genade van de Heilige Geest”[9].
Onze Heiland heeft, schrijft Paulus aan Titus, “niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest”[10]. Van dat Geestelijke werk zien wij vaak maar weinig. Maar het gebeurt wel. Wat een wonder!
Hoe ver is de hemelse God bij het vernieuwingswerk in ons leven al gevorderd?
Misschien vragen met name oudere lezers zich dat wel eens af.
Ik zou zeggen: laten we ons vooral verheugen op de eeuwigheid.
Paulus schrijft in 2 Corinthiërs 4 namelijk: “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig”[11].
Even zo goed: hoe is de vernieuwing van ons leven vandaag te zien?
Gods kinderen oefenen zich in medelijden en geduld. Zij zijn verdraagzaam. Zij zijn vergevingsgezind. Ze hebben liefde voor Gods schepselen in hun omgeving. Ze bezitten de vrede van Christus; want die is hen gegeven. Het leven van Gods kinderen kunnen we karakteriseren als: één brok dankbaarheid.
Kijkt u maar in Colossenzen 3[12].
Tot slot kom ik nog even terug op die passie uit het begin van dit artikel.
In een samenvatting van een preek over Zondag 44 van de Heidelbergse Catechismus kwam ik de volgende passage tegen: “…de Here God bedoelt niet, dat wij mensen worden zonder verlangens en gevoelens. Hij wil juist dat wij vol hartstocht leven… met Hem. En zo ook bezig zijn met alles waar we mee te maken hebben.
Het is Gods hartstochtelijke liefde waarmee Hij in het laatste van de Tien Woorden diep doorstoot naar het hart van zijn volk en daar om hart van zijn volk vraagt”[13].
Waarvan akte!
Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 44, antwoord 113.
[2] Heidelbergse Catechismus – Zondag 44, antwoord 115.
[3] Psalm 32:5 (onberijmd).
[4] Romeinen 3:19 en 20.
[5] 1 Johannes 1:9 en 10.
[6] Romeinen 12:2.
[7] Zie http://www.unieboekspectrum.nl/imprint/9/Agathon .
[8] Dr. Jakob van Bruggen, “Romeinen: christenen tussen stad en synagoge”. – Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, © 2006. – tweede dr. – p. 184.
[9] Heidelbergse Catechismus – Zondag 44, antwoord 115.
[10] Titus 3:5.
[11] 2 Corinthiërs 4:16, 17 en 18.
[12] Zie Colossenzen 3:12-16: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar. Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten”.
[13] Zie http://www.cgkhaarlem.nl/media/preken/ (Samenvatting preek Heidelbergse Catechismus zondag 44 (10 woorden voor het leven – 19).