gereformeerd leven in nederland

30 december 2016

Psalm 98: Maranatha

Aanstaande zondag begint een nieuw jaar van de Here[1].
Ook 2017 is immers een jaar van de God van hemel en aarde: gegeven door Hem om te besteden ter ere van Hem.
In verband met die jaarwisseling publiceer ik vandaag enkele aantekeningen naar aanleiding van Psalm 98.

De tekst van die Psalm zet ik eerst hieronder.

“Een psalm.
Zingt de Here een nieuw lied,
want Hij heeft wonderen gedaan,
zijn rechterhand en zijn heilige arm gaf Hem zege;
de Here heeft zijn heil bekendgemaakt,
zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der volken;
Hij heeft gedacht aan zijn goedertierenheid
en aan zijn trouw jegens het huis Israëls;
alle einden der aarde hebben aanschouwd het heil van onze God.
Juicht de Here, gij ganse aarde,
breekt uit in gejubel en psalmzingt.
Psalmzingt de Here met de citer,
met de citer en met luide zang,
met trompetten en met bazuingeschal;
juicht voor de Koning, de Here.
De zee bruise en haar volheid,
de wereld en wie erin wonen;
dat de stromen in de handen klappen,
de bergen tezamen jubelen
voor het aangezicht des Heren, want Hij komt
om de aarde te richten;
Hij zal de wereld richten in gerechtigheid
en de volken in rechtmatigheid”.

In dat door God gegeven kerklied zingen wij onder anderen over een Majesteitelijk oordeel met een feestelijk tintje. Ook wordt gememoreerd dat God in de historie van kerk en wereld wonderen doet. De Here mag de overwinning claimen. Het heil is uitgebazuind. Iedereen in de wereld heeft het gehoord; niemand kon er omheen.
En dat is reden voor een feest. Een groots feest, compleet met muziek. Zelfs de natuur helpt een handje mee om de festiviteiten luister bij te zetten.

De bergen jubelen tezamen en God kijkt toe. De bergen zien reden om te juichen “want Hij komt om de aarde te richten”. Wat meer is: Hij zal rechtvaardig oordelen.
Gods oordeel is ook een reden voor het feestgedruis. Daar mogen wij wel even de vinger bij leggen. Voor de kerk is het eindoordeel van God een vreugde. Want zij weet dat de eeuwige heilstijd dan is aangebroken!

We kunnen, denk ik, met recht constateren dat Psalm 98 een profetische psalm is. In die psalm is een dichterlijke Godsgezant aan het werk geweest.

Verschillende motieven uit deze psalm zien we terug bij de profeet Jesaja. Laat ik een paar motieven onder elkaar zetten:
* “Zingt de Here een nieuw lied”; zie Jesaja 42[2].
* “…alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God”; zie Jesaja 52[3].
* “… de bergen en de heuvelen zullen voor u uitbreken in gejuich en alle bomen des velds zullen in de handen klappen”; zie Jesaja 55[4].

In een groots vergezicht wijst de dichter van Psalm 98 in feite al op de komst van de Messias. Het grootste wonder dat God doet is de geboorte van Zijn Zoon Jezus Christus. Die Zoon die te Bethlehem in een voederbak werd gelegd. Jazeker, de komst van Gods Zoon heeft gevolgen die tot op vandaag overal op de wereld merkbaar en tastbaar zijn.

De dichter/profeet van Psalm 98 gaat verder.
Hij wijst op de tweede komst van Jezus Christus. Op Zijn wederkomst dus.
Heeft die door God begenadigde dichter dat zelf beseft? Waarschijnlijk niet. Welk mens kan zo ver kijken?
Die dichter werd, zo geloven wij, geïnspireerd door de Heilige Geest. En zo kan het gebeuren dat hij profeteert over Jezus Christus die vanuit de hemel terugkomt om de levenden en de doden te oordelen.

We mogen er zeker van zijn: de God van hemel en aarde gaat een rechtvaardig oordeel vellen.
De Here zorgt voor de verwezenlijking van Zijn heil.
Maar Hij verwerpt de mensen die zich niet voor Hem willen verootmoedigen.
Ook in 2016 heeft de Here naar die scheiding toe gewerkt.

De dichter van Psalm 98 leert ons om verder te kijken dan mensen en hun gedrag.
Sterker, hij leert ons om daar overheen te kijken. Want uiteindelijk gaat het in de kerk niet om klerikale sociologie. Wie op humane wijze de boel bij elkaar wil houden komt op den duur helemaal verkeerd uit.
Nee, van vrijmakingen en afscheidingen wordt niemand blij. Verwijdering stemt ons buitengewoon droevig. Maar de kernkwestie is: staan wij zuiver tegenover de Here?
Om die vraag volmondig met ‘ja’ te kunnen beantwoorden zijn in deze zondige wereld vrijmakingen en afscheidingen soms nodig.
Komen wij met lege handen bij de Here? Leven wij in de kerk helemaal van Gods genade? Als dat zo is, dan is er reden voor feestgedruis dat zijn weerga niet kent.

Psalm 98 is een lied in het kader van een feest met hemelse allure.
Maar ach, oordeel en feest: gaat dat wel samen? Veroordeling én blijmoedigheid: kan dat ooit wel wat worden?
Jawel, zegt de dichter van Psalm 98.
En dat weet die dichter zo zeker omdat hij de historie kent. Hij weet wat de Here in het verleden heeft gedaan. Hij gaat er van uit dat de Here niet laat varen wat Zijn hand begon. Hij blijft altijd voor Zijn uitverkorenen zorgen.

Als wij in de kerk over het oordeel zingen, dan moeten we beseffen dat de Here Jezus er echt aan komt. Hij is onderweg. Hij is vlakbij. Hij heeft beloofd dat Hij terugkomt. En dus doet Hij dat ook.
Wij zien maatschappelijke onzekerheid. Het kerkelijk leven zit stampvol vraagtekens. Maar we moeten tegen elkaar zeggen: Maranatha. Dat betekent: Kom Here. U mag het ook vertalen met: de Here is gekomen. En zelfs met: de Here zal komen.

De Here zal komen: in die ene zin zijn heilsfeiten en geloofsbeleving samengebracht.
En voor mensen die hun geloofsverwachting steeds opnieuw laten voeden, geldt dat hun kerklied steeds weer nieuw is.
Maranatha!

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op maandag 31 december 2007.
[2] Jesaja 42:10: “Zingt de Here een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde, gij die de zee bevaart en haar volheid; gij kustlanden en hun bewoners”.
[3] Jesaja 52:10: “De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God”.
[4] Jesaja 55:12: “Want in vreugde zult gij uittrekken en in vrede geleid worden; de bergen en de heuvelen zullen voor u uitbreken in gejuich en alle bomen des velds zullen in de handen klappen”.

29 december 2016

Een eeuwig verbond

Psalm 105 is onder ons een bekende psalm[1].
“God zal zijn waarheid nimmer krenken,
maar eeuwig zijn verbond gedenken”[2].
Dat zijn bekende woorden. Wie kent ze niet?

We moeten, denk ik, oppassen voor slijtage van deze Schriftpassage. Want er staat nog meer in Psalm 105. Ik citeer:
“Hij, de HERE, is onze God,
zijn oordelen gaan over de ganse aarde;
Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond,
– het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten –”[3].
Het oordeel en het verbond: die staan hier vlak bij elkaar. Het is hier niet alleen maar mooi en prettig. Dat God mensen uitkiest, betekent immers ook dat hij mensen verwerpt.

Dat oordeel spreekt Hij uit over de mensen die het volk van God wegdrukken.
Daarom mogen Gods kinderen blij zijn met Gods woede.
Dat klinkt enigermate merkwaardig. In een tijd waarin iedereen sociaal en communicatief  moet wezen, lijkt blijdschap over Gods toorn volkomen misplaatst. Als u praat over samen leven lijkt Gods boosheid een spelbreker van formaat te zijn. Maar we moeten hier goed opletten. Uiteindelijk gaat het niet om een warmvoelende samenleving. Het centrale leermoment in de schepping is: eeuwig heil is alleen bij God te vinden. Sociaal bezig zijn is prima. Maar het is niet het hoogste goed.
Als God ongehoorzame mensen verwerpt, komt er meer ruimte voor Zijn eer. Dat moet het kernpunt wezen van ons leven.

Dat wetende, mogen we er beslist niet van uit gaan dat het bestaan voor Gods volk een makkie wordt. Want als Gods oordelen over de wereld gaan, blijft Gods volk lang niet altijd buiten schot.

Nu het hierom gaat wijs ik op Exodus 14.
De Israëlieten zijn bevrijd uit Egypte. Maar als de Egyptenaren de kinderen van God achtervolgen, wordt het er niet rustiger op. De Israëlieten staan doodsangsten uit. Ze roepen zelfs: “Waren er soms geen graven in Egypte, dat gij ons hebt meegenomen om te sterven in de woestijn? Wat hebt gij ons aangedaan door ons uit Egypte te leiden? Hebben wij u dit al niet gezegd in Egypte: laat ons met rust, en laten wij de Egyptenaren dienen. Want wij kunnen beter de Egyptenaren dienen dan in de woestijn sterven”[4].

Ach, laten wij eerlijk zijn. Gereformeerde mensen van deze tijd vinden eigenlijk ook dat zij in een zeer moeilijke tijd leven. We worden weggedrukt, zegt men. En hoe het verder moet, dat weten weinigen.
Wij hebben ook onze eigen verantwoordelijkheid, zeggen de mensen.
Men kan de gebeurtenissen in kerk en wereld toch niet op hun beloop laten? Je moet toch wat doen? Je moet de boel toch organiseren? Je kunt de zaken in de kerk toch best een beetje efficiënt regelen? Dan is een beste brok management toch wel handig?
En verder: is in deze dolgedraaide wereld niet een zekere nuchterheid nodig? Jawel. Een flinke dosis realisme doet wonderen. Maar de werkelijkheid is nu juist dat wij een verbond met God hebben. Ook in 2016.

We mogen daarom ook in moeilijke dagen aan dat verbond denken.
Want vandaag troost de Here Zijn volk nog steeds:
“Raakt mijn gezalfden niet aan,
en doet mijn profeten geen kwaad”[5].

Dat verbond overschrijdt allerlei generatiegrenzen.
We gaan er in geloofsvertrouwen van uit dat God elke dag voor Zijn kinderen zorgt. Maar dat was vroeger ook al zo. En gedurende de periode dat Jezus nog niet weer terugkomt op aarde zal dat ook zo zijn.
De dichter van Psalm 105 noemt een paar van zijn voorvaderen: Abraham, Isaäk en Jakob.
Maria zegt in Lucas 1: “Hij heeft Zich Israël, zijn knecht, aangetrokken, om te gedenken aan barmhartigheid, – gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid”[6].
Paulus schrijft aan Timotheüs: “Maar hiertoe is mij ontferming bewezen, dat Jezus Christus in de eerste plaats in mij zijn ganse lankmoedigheid zou bewijzen tot een voorbeeld voor hen, die later op Hem zouden vertrouwen ten eeuwigen leven. De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen”[7].
God zorgde voor Abraham, Isaäk, Jakob, Maria, Paulus en Timotheüs.
Daar staan heel wat voorbeelden bij elkaar.
Paulus schreef het zonder omhaal op: ik ben een voorbeeld voor iedereen die het eeuwige leven krijgt; de God van het verbond moet altijd de grootst mogelijke eer krijgen.

Misschien is er iemand onder de lezers die meent dat in dit artikel in feite weinig nieuws staat.
Welnu, ik ben de eerste om dat toe te geven.
Maar met dat al komen wij een groot probleem op het spoor. Dat is dit: we weten het zo goed, maar we twijfelen zo vaak. Of ook: we lezen dagelijks Gods Woord, maar ondanks die dagelijkse lezing weten we vaak niet hoe het in onze praktijk verder moet.
Wij vinden het maken van keuzes soms knap moeilijk.
We vragen ons af: waar roept Christus ons? Waar loopt de weg waar hij ons op wil laten lopen?

We zijn onrustig over kerkelijk Nederland. Maar we kunnen toch niet voortdurend onrustig blijven? Nee, dat kan zeker niet.
En waarom niet?
Omdat de God van hemel en aarde een eeuwig verbond met Zijn volk heeft. Daar is niks tijdelijks aan.
En: het betreft hier een eeuwig verbond met Zijn volk. Bij dat verbondsvolk moeten we ons aansluiten.

Dat verbondsvolk loopt soms langs wonderlijke wegen.
Eigenlijk zouden wij wellicht liever langs een andere route willen lopen.
Maar dat is de kwestie in Psalm 105 helemaal niet.
Het gaat niet om ons. De eer van onze almachtige Vader staat centraal.

Leest u maar mee:
“Looft de HERE, roept zijn naam aan,
maakt onder de volken zijn daden bekend;
zingt Hem, psalmzingt Hem,
gewaagt van al zijn wonderen.
Beroemt u in zijn heilige naam;
het hart van wie de HERE zoeken, verheuge zich.
Vraagt naar de HERE en zijn sterkte,
zoekt zijn aangezicht bestendig”[8].

Nee, het leven is geen makkie.
Maar Gods kinderen mogen het weten: er is toekomst. Een eeuwige toekomst.

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op vrijdag 14 december 2007.
[2] Psalm 105:5 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).
[3] Psalm 105:7 en 8 (onberijmd).
[4] Exodus 14:11 en 12.
[5] Psalm 105:15.
[6] Lucas 1:54 en 55.
[7] 1 Timotheüs 1:16 en 17.
[8] Psalm 105:1-4.

28 december 2016

Het hoge niveau van de kerk

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , , ,

Dr. Jos Douma, een spraakmakende predikant binnen het kerkverband van de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt), verlangt naar het goede leven. Hij schreef er een boek over[1].

De flaptekst van dat boek luidt: “Kerk zijn in de eenentwintigste eeuw. Hoe doen we dat? Dit boek kiest voor een vernieuwende insteek die tegelijk vertrouwd is omdat Woordverkondiging, doop en avondmaal er de basis van vormen. Samen lezen – samen delen – samen eten: dat is de kern van kerk-zijn. En dat kan op alle mogelijke plaatsen en in alle mogelijke vormen gestalte krijgen. Heel praktisch. Dicht bij mensen. Dicht bij God. Jos Douma laat in dit boek zien hoe we op zoek zijn naar het goede leven – en vooral hoe we dat kunnen leven – en hoe gemeenten dit goede leven kunnen vormgeven”[2].

Hoe voelt dominee Douma zich?
Het Reformatorisch Dagblad interviewde hem.
“Hij is niet langer een traditionele dominee, concludeert Jos Douma. Zo introduceert hij zichzelf, en onder die naam publiceert hij ook op zijn website josdouma.nl. ‘Ik heb wel geprobeerd om dat te zijn. In Haarlem, een stadsgemeente in een geseculariseerde omgeving, ben ik veranderd. Ik realiseerde me dat ik als dominee geen aansluiting had bij de wereld om me heen’”.

Dominee Douma zegt: “Kijk om je heen en je ziet hoe de cultuur verandert. Dan kun je vasthouden aan hoe je het altijd hebt gedaan, maar daar geloof ik niet meer in. Anderhalf jaar geleden heb ik m’n stropdas definitief afgedaan. Sinds een paar maanden preek ik vanaf het podium. Dat heeft voor mij te maken met behoefte aan nabijheid, echtheid en authenticiteit”.

“Gereformeerden kunnen meer de alledaagsheid van het kerk-zijn omarmen. Ik heb het niet zo op theologie die gefocust is op de zondagse kerkdienst. Laat Woordverkondiging, doop en avondmaal op meer plaatsen terugkomen. Dat kan in verschillende vormen van samen lezen, delen en eten. Ik zoek knooppunten en kruispunten om zeven dagen per week met anderen samen God te kunnen dienen. Een prachtige oude kerk heb je niet nodig om bij God te komen. Gereformeerden hielden het vroeger al bij schuurkerken”.

De kerkdienst boet, als ik het goed zie, bij Douma aan belangrijkheid in.
In Zwolle, de plaats waar de predikant momenteel werkt, gaat dat als volgt.
“’s Ochtends zitten hier in de Plantagekerk zo’n 400 tot 500 mensen. ’s Middags halen we de 100 meestal niet. Zolang de tweede dienst een functie heeft, vind ik het prima om daaraan mee te werken. Maar er is tussen eredienst en gebedstrio nog zo veel meer ruimte om Woord en sacramenten te laten spreken. Christen-zijn is ons hart delen met anderen. We kunnen elkaar steunen bij het geopende Woord. En wat is er nu mooier dan om dat te doen rond eetmomenten?”[3].

Veel van wat de hierboven geciteerde predikant zegt, herken ik.
De samenleving wordt gaandeweg informeler.
Samen delen is prachtig.
Samen eten werkt samenbindend, en is vaak heel gezellig.

En toch voel ik mij niet zo thuis bij de boven omschreven redenering.

De Woordverkondiging op zondag lijkt in het gedrang te komen. En niets is erger dan dat.

Zeker, de Woordverkondiging is voor dominee Douma de basis.
Hij is ijverig op zoek naar verbreding. Het platform wordt, om zo te zeggen, uitgebreid en komt dichter bij de wereld te liggen.
’t Zit ‘m niet meer voornamelijk in de zondagse kerkdienst.
Ergens in mijn hoofd klingelt een belletje. Mijn vraag is: worden de zondagse kerkdiensten een beetje aan de kant geduwd?

De kerkdienst is de samenkomst van de heilige vergadering, zoals die door Jezus Christus is ingesteld.

Terecht schreef dr. J.A. van den Berg, predikant uit de Gereformeerde Bond: “Het eigene van de protestantse eredienst wordt vooral zichtbaar in vergelijking met een middeleeuwse Rooms-Katholieke manier van doen. Rituele bemiddeling van het heil(ige) door een priester aan min of meer passieve kerkgangers was kenmerkend in de middeleeuwse vorm van eredienst. De kerkganger was toeschouwer, of alleen ontvanger van een de genade in de sacramenten. In de reformatie wordt de automatische werking van het sacrament door het ritueel vervangen door de opvatting dat de Heilige Geest werkelijkheid maakt wat er in de dienst gebeurt, door geloof te werken in de kerkganger. De kerkganger verandert hiermee in iemand die actief participeert in de ontmoeting met God”.
En:
“Het gaat op zondagmorgen niet in de eerste plaats om het ons in herinnering brengen wat de historische Jezus gedaan heeft, of gedaan zou hebben. Veeleer gaat het om de ontmoeting met de Levende nu.
In het ons opnieuw toe-eigenen van deze geloofswerkelijkheid als veronderstelling voor de eredienst ligt naar mijn mening de grootste opdracht voor het protestantisme, van welke snit dan ook”[4].

In de eredienst is de Heilige Geest druk aan het werk. Hij draagt er zorg voor dat God en Zijn volk elkaar kunnen gaan ontmoeten.
Het komt mij voor dat wij dat punt goed vast moeten houden.

Je kunt zeggen: de Heilige Geest werkt overal in de wereld. Ook in informele gesprekken, bijvoorbeeld. En tijdens gezamenlijke maaltijden in een dorpshuis of een buurtcentrum.

Maar wat is nu het specifieke van de kerkdienst? Van de eredienst?
Laat ik, wat dit betreft, Mattheüs 18 citeren: “Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel. Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden”[5].
De kerk heeft de vrijmacht om iemand schuldig te verklaren of vrij te spreken.
De kerk ontvangt die volmacht van God, op het gebed.
De kerk heeft de roeping om het Evangelie van de opgestane Christus te verkondigen.
De kerk is de belangrijkste werkplek van Gods Geest.

Zeker, in alledaagse dingen kunnen kerkmensen tonen wat de consequenties van het Evangelie zijn.
Maar dat laat onverlet dat dat Evangelie iedere zondag weer geproclameerd moet worden.
Iedere zondag moet die Verbondsontmoeting plaats hebben.
Laat ik het eens zo zeggen: Gods kinderen moeten op niveau blijven, en daarom moet de gemeente wekelijks naar Gods Woord luisteren. Anders is kerk-zijn binnen niet al te lange tijd niet veel meer dan een oefening in solidariteit en wellevendheid. En dat terwijl de kern van kerk-zijn is: de God van hemel en aarde aan het Woord laten, en Hem de eer geven die Hem toekomt.

Dominee Douma zegt: ik heb het niet zo op theologie die gefocust is op de zondagse kerkdienst. En ook: ik zoek knooppunten en kruispunten om zeven dagen per week met anderen samen God te kunnen dienen.
Dat klinkt sympathiek.
Maar ik heb het hinderlijke gevoel dat de zondagse kerkdiensten gaandeweg minder belangrijk worden, ten gunste van allerlei contacten met de moderne wereld. Daar ontspoort volgens mij iets. En voor wij het weten is de schade groot. Zeer groot.

In een oud nummer van het Gereformeerd Weekblad – weekblad voor leden van de Gereformeerde Bond binnen de Nederlands Hervormde Kerk – schreef iemand eens: “Predikanten die ambtelijk het Woord Gods bedienen, staan niet op een zeepkistje op de markt te evangeliseren (hoe zinvol ook dat kan zijn) en ze houden ook niet een toespraak voor één of andere godsdienstige vereniging. Neen, in opdracht van de grote Herder der schapen weiden ze de kudde Gods.
We moeten goed zien dat de eredienst niets minder is dan de ontmoeting tussen God en Zijn volk op aarde, tussen Christus en Zijn bruidsgemeente. De kerk is de plaats waar Jezus met zondaren samen woont. Aan het begin van de dienst wordt eerst het votum uitgesproken (Onze hulp…), waarmee wordt aangegeven dat het hier maar niet een menselijke samenkomst betreft, maar een ontmoeting op het hoogste niveau”[6].
Het hoogste niveau!
Terwijl er heel gewone, zondige mensen in de kerk zitten!
Is het niet een wonder?

Wellicht ongewild gaat dr. Douma dat wonder verkleinen.
Het niveau van de kerk wordt naar beneden gehaald.
Maar in de kerk mag en moet dat nooit de bedoeling wezen!

Noten:
[1] Dr. Jos Douma, “Verlangen naar het goede leven – samen lezen, samen delen, samen eten”. – Uitgeverij Boekencentrum, 2016. – 128 p.
[2] Geciteerd via http://www.literatuurplein.nl/boekdetail.jsp?boekId=1118633 ; geraadpleegd op donderdag 8 december 2016.
[3] “Het DNA van de kerk”. In: katern Kruispunt, onderdeel van het Reformatorisch Dagblad, donderdag 24 november 2016. p. 4 en 5. Ook te vinden via www.digibron.nl .
[4] Deze formulering is van dr. J.A. van den Berg, predikant binnen de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. Zie http://www.izb.nl/verdieping/artikelen/het-heilige-gebeurt ; geraadpleegd op donderdag 8 december 2016.
[5] Mattheüs 18:18, 19 en 20.
[6] “De aanspraak ‘gemeente des Heeren’”. In: Gereformeerd Weekblad, vrijdag 18 maart 1994, p. 181 en 182. Ook te vinden via www.digibron.nl . Het artikel waar dit citaat uit komt is ondertekend met “V.  J.H.”. Mijn vermoeden is dat dat dr. J. Hoek is. Hoek woonde en werkte indertijd te Veenendaal. Hij was jarenlang redacteur van het inmiddels niet meer bestaande Gereformeerd Weekblad.

27 december 2016

De innige liefde van God

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Het was de bekende talkshowpresentator Jeroen Pauw die niet zo lang geleden in een televisie-uitzending verzuchtte dat “we allemaal weten, als je je een beetje erin verdiept: die boeken zijn verschrikkelijk en roepen altijd op tot geweld”. Pauw wil maar zeggen: Bijbel en Koran, het is allemaal dezelfde ellende.

De presentator las enkele woorden voor uit Numeri 31, in de vertaling van Het Boek: “Dood nu alle jongens en alle vrouwen die gemeenschap met een man hebben gehad. Alleen de jonge meisjes mogen blijven leven”.
Dat is, op zichzelf genomen, gruwelijk.
Natuurlijk.
Maar wat is de bedoeling van die woorden eigenlijk?

In de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap-1951 luiden de geciteerde verzen zo: “Nu dan, doodt al wat onder de jeugdigen van het mannelijk geslacht is; en ook alle vrouwen die gemeenschap met een man hebben gehad, zult gij doden. Maar alle jeugdigen onder de vrouwen, die geen gemeenschap met een man hebben gehad, zult gij voor u laten leven”[1].

In Numeri 31 wordt wraak genomen op de Midianieten. Want zij zijn het die de Israëlieten hebben aangezet tot afgoderij.
Er wordt een veldtocht georganiseerd.
Die veldtocht is een wraak van de Here. Want Midian heeft geprobeerd Israël van God weg te trekken. En dat neemt de Here niet. Waarom niet? Omdat de Here Zijn volk lief heeft.

Ziet u dat het hier niet zomaar om wraak gaat?
Begrijpt u dat dit geen kwestie is van blinde woede?
Heeft u door dat de gewelddadigheid hier een gegronde reden heeft?
Laten we eens het voorbeeld nemen van een vrouw die wordt verleid om haar echtgenoot weg te gaan. De verleider zegt: luister meisje – ik ben veel mooier, en actiever, en leuker; laat die saaie man van jou het maar uitzoeken zonder jou… Wat denkt u dat die echtgenoot gaat doen? Nou, dat kan ik u gauw vertellen. Hij komt uit zijn stoel en roept: blijf hier, ik ben met je getrouwd en ik heb jou lief; dat laat ik toch iedere dag blijken? Nou dan!

Kijk, over die liefde van God hoorde ik meneer Pauw niet. Dat vind ik zeer onzorgvuldig. En buitengewoon oneerlijk bovendien.

De Here heeft in Numeri 25 gezegd: “Behandelt de Midianieten als vijanden en doodt hen, want zij hebben u vijandig behandeld”.
Maar de legeraanvoerders hebben zich niet aan dat bevel gehouden. We zouden kunnen zeggen dat zij ‘te zacht’ zijn geweest. Maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
Dat blijkt ook hier.
De jongemannen zijn later een potentieel gevaar voor de vrouwen. En de vrouwen in kwestie hebben gemeenschap met een man gehad. Zij moeten sterven. Voordat er nog meer ongelukken van komen!
De maagden mogen blijven leven. Zij zijn immers niet schuldig aan het verleiden van Israëlitische mannen.

Wat gebeurt er in Numeri 31?
Antwoord:
1. de Here zorgt dat Zijn plan betreffende de bouw van de kerk door kan gaan. Nee, de Midianieten zijn niet bij machte om dat plan te doorkruisen.
2. De Here toont Zijn gerechtigheid. Mensen die wel schuldig zijn, krijgen met Gods toorn te maken. Mensen die niet schuldig zijn worden niet gestraft.

In dit alles toont de God van hemel en aarde ook hoe genadig Hij is. Door alles heen blijkt altijd weer dat Hij met deze wereld en haar inwoners verder gaat: de toekomst in.

Ook al doet zelfs Zijn eigen volk niet, of maar half, wat Hij zegt.

En wij weten het: Jezus Christus is gekomen om voor gelovigen te sterven. Het staat zo in de Dordtse Leerregels: “De belofte van het evangelie is nu, dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Aan alle volken en mensen tot wie God naar zijn welbehagen het evangelie zendt, moet zonder onderscheid deze belofte openlijk verkondigd worden met het bevel zich te bekeren en te geloven”[2].
Ja, de kerk heeft niet voor niets het Kerstfeest gevierd!

Numeri 31 is geen hoofdstuk van donder en geweld.
Oudtestamentische razernij? Dat is geen agressie omdat God zo opvliegend is. Het betreft geen aanvallen omdat de hemelse Heer boosaardig naar beneden kijkt.
Numeri 31 is ten diepste een hoofdstuk waarin God innige liefde voor Zijn volk toont.

Talkshowpresentator Jeroen Pauw snapt dat niet.
Heel veel  mensen snappen dat niet.
Dat komt omdat zij Numeri 31 lezen en daarna geheel gedesillusioneerd de Bijbel dicht doen. Tekstverbanden zijn aan zulke mensen namelijk niet besteed.
Dat komt omdat zij ongelovigen zijn “wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is”[3].

Jeroen Pauw leest Numeri 31.
Hij begrijpt er niets van. Dat onbegrip toeterde hij onlangs de wereld in.
En laten we wel wezen: in feite was dat een aanval op de kerk.
Laten Gods kinderen vooral niet naar dat ondeskundige getoeter luisteren. Want dan wordt het zicht op Gods liefde belemmerd.

Noten:
[1] Numeri 31:17 en 18.
[2] Dordtse Leerregels, hoofdstuk II, artikel 5.
[3] 2 Corinthiërs 4:4.

23 december 2016

Kerst 2016

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Aanstaande zondag en maandag is het respectievelijk eerste en tweede Kerstdag[1].
We vieren feest vanwege de geboorte van onze Heiland.
Maar als we de Bijbel gaan lezen, zien we in Lucas 2 dat Maria, de moeder van Jezus, níet meteen een feestje viert. Zij gaat nadenken.
Je zou er bijna overheen lezen. Elf woorden zijn het maar: “Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart”[2].

Maria overdenkt de woorden van de herders. Die herders hebben doorgegeven wat er gezegd is.
Door een engel.
En door een complete divisie hemelse militairen.

De engel spreekt over grote blijdschap.
Nee, het volk viert niet meteen feest. Nergens staat dat de vlag buiten wordt gehangen.
Maar op de lange duur zullen alle burgers blij zijn dat de Messias op aarde is gekomen.

Over welke burgers wordt hier eigenlijk gesproken? Welk volk is daar in beeld?
De engel spreekt over Israël. Jezus is, naar aardse nationaliteit althans, een Jood.
Maar het gaat hier over veel meer.

Leest u maar mee in Jesaja 49.
Ik citeer uit de tweede profetie met betrekking tot de knecht van de Here: “Hij zegt dan: Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde”[3].
Het heil blijft niet binnen de landsgrenzen van Israël. Het gaat de hele wereld over.
Ik citeer opnieuw uit Jesaja 49: “Zo zegt de HERE, Israëls Verlosser, zijn Heilige, tot de diep verachte, de bij het volk verafschuwde, de knecht van heersers: Koningen zullen dit zien en opstaan; vorsten, en zich nederbuigen, ter wille van de HERE, die getrouw is, de Heilige Israëls, die u verkoren heeft”[4].
Uiteindelijk worden zelfs wereldleiders actief.

Jezus ligt in een simpele kribbe.
Dat is een teken, zegt de engel tegen de herders.
Wij zijn aan het beeld van de baby gewend. En we stellen ons die voedertrog voor. Al met al is het maar een armoedige toestand, vindt u ook niet? Uitgerekend als Jozef en Maria op reis zijn om zich vanwege die volkstelling te laten registreren, juist dan komt de baby. En alle logeergelegenheden zijn vol. Er is geen fatsoenlijke plek meer over. Dat is toch erg? Had dat niet anders gekund? Je zegt toch niet tegen een hoogzwangere vrouw: ‘red je er maar mee’?
Dit soort beschrijvingen, die bol staan van emotie, moeten wij niet koesteren. Wij moeten vooral niet narrig worden over die volksgenoten die Jozef en Maria maar lieten lopen.
Want die hele toestand is een teken. Door de omstandigheden die de God van hemel en aarde creëert laat Hij, om zo te zeggen, een identiteitskaart zien. De bijbehorende boodschap luidt: dit Kind komt uit de hemel.
Vader proclameert: dit is de Heiland. Dit is de Redder van de wereld.
Dat moeten de herders geloven.

En ook de Bijbellezers van 2016 moeten het geloven: dit is de Zaligmaker. De vraag is of wij de bedoeling van dat teken zien. Wij moeten begrijpen dat God een hemels een hemelse identiteitskaart toont. We moeten dat teken leren begrijpen!

Er is ook nog een spreekkoor te horen geweest: Ere zij God!
Dat is een juichkreet.
Maar het is ook een strijdleus.
De herders brengen in geuren en kleuren verslag uit aan Jozef en Maria.
Dat spreekkoor gaf een boodschap door. Het bericht luidt als volgt: de toestand van het paradijs komt weer terug!
De Here laat in Lucas 2 blijken dat Zijn legers klaar zijn voor de strijd die nog komen moet. Het spreekkoor zegt genoeg.
Nee, Gods werk is nog niet af. De beslissende slag is gewonnen. Maar er moet nog veel gebeuren.
En Gods kinderen weten wat hen te doen staat: zij moeten het levenspad op. Zij beseffen het: wij moeten in eerbied en afhankelijkheid wandelen met God.
Inmiddels mogen wij het door alles heen vasthouden: de Here werkt aan een hemelse toestand van vrede en geluk.

De verhalen van de herders baren opzien. Het is, om zo te zeggen, het gesprek van de dag.
Maar Maria zegt er niet zoveel over.
Zij denkt er ernstig over na.
Een merkwaardige mededeling, vindt u ook niet? Gedachten zijn vrij, zeggen ze altijd. Wat hebben wij eigenlijk te maken met Maria’s gedachten? Ze houdt zich er notabene zelf over stil.
In deze wereld is dat ronduit een verademing. Wij praten tot wij er moe van zijn. Wij ratelen wat af. In Lucas 2 is er eindelijk eens iemand die zich stilhoudt. Is dat niet heerlijk?
Maar hier is meer aan de hand.
Want in Lucas 2 staat ook: “En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd”[5]. We zien een tegenstelling:
* een gemeenschap in rep en roer
* een moeder die al die grootse gebeurtenissen stil overweegt.
In feite staat hier ongeloof tegenover geloof.
Ongelovigen zien hier een sensationeel nieuwsfeit. Maar Maria begrijpt dat er met en bij haar dingen zijn gebeurd die aardse dimensies ontstijgen.

Vandaag, vrijdag 23 december 2016, lezen wij Lucas 2.
En nog steeds staat ongeloof tegenover geloof.
Ach nee, Nederlandse christenen worden meestal niet ronduit vijandig bejegend. Nog niet, tenminste.
Zeker, er worden soms karikaturen gemaakt van de Heilige Schrift en het geloof. Talkshowpresentator Jeroen Pauw zei niet zo lang geleden over de Koran, de Joodse Thora en de Bijbel: “Wij weten allemaal, als je je er een beetje in verdiept, dat die boeken verschrikkelijk zijn, en ze roepen allemaal op tot geweld”[6]. Maar ach, in de meeste gevallen laten ongelovigen zich nog wel wat fijnzinniger uit. Van een ronduit vijandige bejegening is, bij mijn weten, vaak nog geen sprake. Veeleer zijn mensen verbaasd als kinderen van God zich gekwetst voelen omdat hun levensovertuiging niet serieus genomen wordt: ‘Waar zeuren die mensen nou toch over? Het is 2016!’.

Laat het intussen maar helder wezen: God leert ons om Zijn Woord blijmoedig aan te nemen.
Het moet bewaard worden, want het is kostbaar.
Dat Woord moet in alle rust overwogen worden.
Ootmoedig.
En gelovig.
Wie dat volhoudt mag zich realiseren dat zijn leven een hemelse dimensie krijgt.

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op maandag 24 december 2007.
[2] Lucas 2:19.
[3] Jesaja 49:6.
[4] Jesaja 49:7.
[5] Lucas 2:18.
[6] Dat was op donderdagavond 24 november 2016. Zie ook het protest van de Gereformeerde Bondspredikant dr. P.J. Visser. Dat is te vinden op http://www.noorderkerk.org/brief-aan-jeroen-pauw/ ; geraadpleegd op donderdag 8 december 2016.

22 december 2016

Er is meer nodig dan fatsoen

De adventstijd is een periode waarin Gereformeerde mensen nadenken over hun ellende[1]. Ze beseffen dat zij uit het moeras van menselijk gerammel en gerommel moeten worden gered door Jezus Christus. Hij is de enige garantie van eeuwig heil.

Dat roept veel vragen op. Bijvoorbeeld: doen wij nooit wat goed? Als dat zo is ligt de depressie op de loer. Vooral mensen die mentaal niet zo sterk zijn kunnen daardoor hard worden geraakt.

Sommigen zijn op jacht naar perfectie. Er zijn mensen die voortdurend naar evenwicht zoeken. En net als zij dat gevonden denken te hebben, gebeurt er weer iets waardoor onbalans ontstaat.
Niettemin gaan in het leven van zulke mensen sommige dingen aardig goed.
Maar dan komen Gereformeerde mensen met de boodschap: eigenlijk wordt het in het leven nooit echt goed.
Word je daar nu blij van? Helpt dat mij verder?

Wie nadenkt over een antwoord op die vragen kan bij Genesis 1 beginnen. Want in dat eerste hoofdstuk van de Bijbel komt het woord ‘goed’ een keer of zeven voor. God heeft de schepping goed gemaakt. Het is mooi. “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”. Zo staat het in het laatste vers van Genesis 1[2].
Daar begint het. Het startpunt ligt bij Hem. De Here wil dat de door Hem uitgekozen mensen weer bij Hem terug komen. Daar zorgt Hij Zelf voor.
Johannes schrijft in zijn derde brief: “Geliefde, volg het kwade niet na, maar het goede. Wie goed doet, is uit God, maar wie kwaad doet, heeft God niet gezien”[3]. Dat woord ‘goed’ betekent daar: leven met Hem; het leven begint bij Hem, alles spreekt van Hem.
Het derde briefje van Johannes staat bijna aan het einde van de Bijbel.
De hele Bijbel staat er bol van: we moeten bij Hem wezen. De Schrift zegt het: zonder Hem wordt het niks.

Doen wij, beschaafde mensen van 2016, nooit wat goed?
Toch wel.
In Dordrecht werd ooit door een synode gezegd: de mens houdt “enige kennis van God, van de natuurlijke dingen, van het onderscheid tussen wat past en niet past en ook geeft hij er wel enigszins blijk van zich fatsoenlijk en ordelijk te willen gedragen”[4].

Maar er is één probleem. Met dat fatsoen komt een mens nooit bij God uit. Op reis naar God, dat lukt nooit op eigen kracht. Sterker, dat fatsoen van de mensen keert soms in een oogwenk om. Dat wordt het onfatsoen. En onhebbelijkheid. Mensen zeggen zomaar onbetamelijke dingen.
Ook al zijn mensen nog zo sociaal, het gaat regelmatig fout. Ook al zijn ze nog zo gevoelig, het gaat mis met de regelmaat van de klok.
Dat ziet u in het groot. Maar u kunt het ook op microniveau aanschouwen. Supersociale mensen kunnen het somtijds met eigen familieleden helemaal niet vinden. Bij tijd en wijle is er gewoon ruzie.
Keurig leven: dat is op de lange termijn niet genoeg. Fatsoenlijk functioneren: dat is mooi. Maar met al die keurigheid kom je niet in de hemel.

De opstellers van de Heidelbergse Catechismus schreven dan ook op: “Maar zijn wij zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad? Antwoord: Ja, behalve wanneer wij door de Geest van God opnieuw geboren worden”[5].

Ten langen leste moeten wij het van God verwachten.
Dat wist ook de dichter van het derde Klaaglied.
De Klaagliederen werden geschreven na de verwoesting in 587 voor Christus. Het land en het volk verkeerden in een deplorabele toestand. Wat zegt een mens in een dergelijk geval?
Hij klaagt. Hij voelt zich geslagen en verslagen. Kapot. Radeloos.
Maar deze dichter zei ook:
“Het zijn de gunstbewijzen des HEREN, dat wij niet omgekomen zijn,
want zijn barmhartigheden houden niet op,
elke morgen zijn zij nieuw,
groot is uw trouw!
Mijn ziel zegt: Mijn deel is de HERE,
daarom zal ik op Hem hopen
Goed is de HERE voor wie Hem verwachten,
voor de ziel die Hem zoekt;
goed is het, in stilheid te wachten
op het heil des HEREN”[6].
Midden in het Bijbelboek Klaagliederen wordt de definitieve koers uitgezet. U moet naar de Here toe, zegt deze dichter.

Doen wij, mensen van 2016, nooit wat goed?
Jawel.
Maar op deze aarde kunnen we onszelf uiteindelijk niet helpen. Dat wil de Here ons aan het verstand brengen. De Verbondsgod wil “dat wij ons leven lang onze zondige aard steeds meer leren kennen en daardoor nog meer begeren de vergeving van de zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Ten tweede dat wij zonder ophouden ons inspannen en God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden, totdat wij na dit leven het doel, namelijk de volmaaktheid, bereiken”[7].

De adventstijd is een periode waarin Gereformeerde mensen nadenken over hun ellende.
Maar het is vooral een tijd waarin zij zich verheugen op de toekomst.

Noten:
[1] Dit artikel is een bewerking van een stuk dat ik eerder schreef. Dat stuk is gedateerd op donderdag 20 december 2007.
[2] Genesis 1:31.
[3] 3 Johannes :11.
[4] Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, artikel 4.
[5] Heidelbergse Catechismus – Zondag 3, vraag en antwoord 8.
[6] Klaagliederen 3:22-26.
[7] Heidelbergse Catechismus – Zondag 44, antwoord 115.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.