gereformeerd leven in nederland

28 april 2017

Tegengif geven

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

Heel vaak maken wij ons druk over het onderwijs aan onze basisschoolkinderen. En dat is heel goed. Ik zou willen zeggen: laat dat vooral zo blijven.

Maar onze pubers krijgen ook heel wat voor de kiezen. En laten we wel wezen: van hen wordt niet zelden een inhoudelijke reactie verwacht. De docent op de middelbare school wil met zijn leerlingen in discussie. Hij weten hoe zijn leerlingen over maatschappelijke verschijnselen denken. Hij wil hen laten nadenken. Hij wil hen weerbaar maken.

Zulk een ontwikkeling is al heel wat jaren gaande.
Dat bewijst een artikel in een oude editie van het Nederlands Dagblad.

In de rubriek Persschouw uit een ND-editie die in april 1972 verschijnt, wordt een stuk overgenomen dat de Gereformeerd-vrijgemaakte predikant M. Brandes – geboren in 1930 – schrijft in het kerkblad van de GKv te Hengelo[1].

De predikant schrijft: “Zo maar ineens kan het je overkomen, dat je met je neus op bepaalde dingen gedrukt wordt, waardoor je min of meer verbijsterd jezelf gaat afvragen: realiseren we ons wel voldoende wat er gebeurt? Zo’n ervaring hadden we laatst zelf, toen een van de jongens op de catechisatie zei: ‘Kijk, dominee, dat krijgen we van de dominee op school’, waarbij me een losbladige maatschappijleer voor het lager beroepsonderwijs voor de neus gelegd werd” .

Vandaag de dag gaat het soms weinig anders. Onze pubers komen, bijvoorbeeld, thuis met een uitnodiging voor een Paasviering. Een theatervoorstelling, of zoiets. Die voorstelling moet je dan confronteren met het verval in de wereld. En met het Paasfeit. Hoe ga je daarmee om?, zo vragen docenten.
Wij mogen geen beelden maken. Niet van Jezus. En niet van Christus’ lijden. De opstanding kun je eigenlijk sowieso niet afbeelden. Want niemand weet wat er precies gebeurd is.
Maar ach, een kniesoor die daarop let.
In dergelijke situaties komt de eigen beleving zomaar in het middelpunt te staan. Het gaat erom wat je er zelf van denkt, en wat je er in het gewone leven mee doet.
Dat geloven een stellig weten en een vast vertrouwen is, wordt bijna ongemerkt wat minder belangrijk. Dat het Evangelie draait om vergeving van onze zonden, en dat het verbond tussen God en mens een zaak van van belofte en eis is, wordt – misschien geheel onbewust – een beetje naar de achtergrond gedrongen.

Ik bedoel maar: er is weinig nieuws onder de zon.

Wat staat er zoal in de losbladige maatschappijleer die dominee Brandes onder ogen krijgt?

Dominee Brandes schrijft: “Laat ik als voorbeeld nemen bladzijde 10 en 11. We lezen daar het volgende: Wat is de mens? De geschiedenis van de wereld is waarschijnlijk ouder dan die van de mens. Veel mensen hebben zich beziggehouden met de vraag hoe op een gegeven dag de mens zijn intrede gedaan heft in deze wereld. Niemand weet precies hoe het allemaal gebeurd is. Het allereerste idee over het ontstaan van de mens is het verhaal van Adam en Eva. Daarvan heeft men lange tijd gedacht dat het precies zo gebeurd zou zijn, zoals het in de H. Schrift beschreven staat. Dat is ongetwijfeld niet waar. Het is niet de bedoeling geweest van de schrijver om precies te vertellen hoe de mens geschapen is. Een latere mening is dat de mens zou afstammen van de aap. Daar is veel voor te zeggen”.
En:
“Hoe alles ook gebeurd is, op een gegeven moment was de mens er op onze wereld. Tussen, dat moment en onze tijd ligt een lange weg. Vele boeken zouden vol geschreven kunnen worden over de vraag wat die mens in die tussentijd gedaan heeft. De mens heeft niet alleen maar geleefd. Hij heeft ook zijn wereld verbeterd. Daarover gaat het nu. Als je in onze tijd vergelijkt met de begintijd van de mensengeschiedenis, dan zie je, dat er heel wat veranderd is. Er is veel gebeurd door het werk van de mens. Juist daardoor leren we de mens kennen: we zien wie en wat hij is en wie wij zijn”.

U ziet het hier boven wel – die mens heeft vroeger heel wat gepresteerd. De mens is gevormd door wat hij beleefd en doorleefd heeft.

En wat is de taak van jonge mensen?
“Over een paar jaar, na deze school gaat iedereen werk zoeken. Dat wil niet op de eerste plaats zeggen dat je gaat verdienen. Dan ga je behoren bij de mensen, die voor elkaar aan het zorgen zijn. De mens is bezig geweest de aarde bewoonbaar te maken. Wij moeten door blijven gaan met dat bewoonbaar maken”.

De jeugd wordt vertrouwd gemaakt met allerlei meningen over het ontstaan van de wereld, en van mensen. Zo wordt het geloof gedegradeerd van een levensovertuiging tot een opinie. Een denkbeeld waarvan er heel veel bestaan.
De jeugd moet zelf maar uitvinden wat een mens in feite is. Dat omschrijf je maar lekker zelf. Vrijheid, blijheid niet waar? En daar mag je dan best een afwijkende mening over hebben. Tuurlijk, dat mag. Maar val de rest van de wereld er niet mee lastig, en roep vooral niet dat het noodzakelijk is dat anderen jouw afwijkende mening moeten gaan delen.
De jeugd moet zelf maar uit gaan zoeken wat er in het verleden zoal gebeurde om de aarde leefbaar te maken, en wat je daar vandaag aan kunt doen.
En vanwege die veel geroemde duurzaamheid is het helemaal niet zo gek om – anno 2017 – je ambitieniveau flink naar boven bij te stellen.

Dominee Brandes noteert: “…dat de Here alle dingen gemaakt heeft om Zijns zelfs wil, blijft hier geheel buiten het gezichtsveld. En ik dacht dat de Bijbel ons over de taak van de mens wel iets anders leerde nl. dat God alle dingen geschapen heeft om de mens te dienen, opdat de mens zijn God zou dienen. Er zou over het geciteerde gedeelte nog heel wat meer te zeggen zijn, maar we laten dat nu maar rusten. Ik dacht, dat het ieder christenmens zonder meer duidelijk kon zijn, dat de Bijbel ons dit alles heel anders leert en dat op deze wijze kinderzielen vergiftigd dreigen te worden. Waar het me om gaat is dit: realiseren we ons waaraan we onze kinderen blootstellen, als we ze naar andere dan gereformeerde scholen sturen? O, ik weet wel, dat we, vooral als het om beroepsscholen gaat, vaak geen andere keus hebben dan een neutrale of een algemeen christelijke school. En dat zal als gevolg hebben, dat we er helaas op aangewezen zijn. Maar realiseren we ons voldoende, dat we juist dan als ouders heel secuur zullen moeten nagaan wat er al zo bij lessen als geschiedenis en maatschappijleer te berde gebracht wordt, omdat gevreesd moet worden, dat in vele gevallen hierbij les gegeven wordt vanuit een kijk op het leven die de onze nooit of te nimmer kan of mag zijn? En spreken we daarover dan wel voldoende met onze kinderen? Getroosten we ons dan de moeite om zelf alles in het werk te stellen ze tegengif te geven tegen dit alles? En grijpen we alle middelen zoals catechisatie en jeugdvereniging aan om ze een betere weg te leren, om ze ook te leren onderscheiden die wereld der geesten?”.

Die oproep heeft, als u het mij vraagt, vandaag een nieuwe actualiteit gekregen.
Laten we maar dicht om puberende kinderen en hun ouders heen staan!

Noot:
[1] “Onze kinderen op school”. In: Nederlands Dagblad, maandag 24 april 1972, p. 2. Ook te vinden op www.delpher.nl

27 april 2017

De koning is jarig

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

Nederland kleurt, zoals dat heet, oranje. Want vandaag is Zijne Majesteit koning Willem Alexander vijftig jaar geworden[1].
Dat heuglijke feit brengt ons vandaag bij de vraag: wat is een Schriftuurlijk zicht op het koningschap?

Teneinde daar iets over te schrijven, heb ik Psalm 21 op mijn computerscherm gezet.

De koning in Psalm 21 is heel blij. Hij heeft grote zegeningen ontvangen. Er rust een gouden kroon op zijn hoofd.
De koning is gezond. Maar dat niet alleen. Hij weet ook dat hem eeuwig leven beloofd is. Er is sprake van eeuwige zegen.
De koning wordt buitengewoon eervol behandeld. Allerwegen ontvangt hij respect.

Is dat mooie koningsleven toeval?
Komt dat prinselijk bestaan uit de lucht vallen?
Neen, dat is geenszins het geval.
Want de aardse koning vertrouwt op de hemelse Koning. Overwinningen op vijanden zijn aan God te danken.

De aardse machthebber is er zich terdege van bewust dat revolutie en anarchie in feite moeten worden gerubriceerd in de categorie ‘opstand tegen God’.
De dichter vraagt de hemelse God om Zijn oneindige macht te tonen. Als Gods almacht gezien wordt, dan zal ik – zegt die koning – samen met mijn volk Gods lof zingen en Hem de eer brengen.

Dat lied staat in ons Psalmboek. Wij zingen het in de kerk mee. Het vertrouwen dat de aardse koning ten toon spreidt mogen wij ook hebben. Wij kennen de grote daden die de God van hemel en aarde vroeger heeft gedaan. Dat verleden geeft garanties voor de toekomst!
Een exegeet wijst op Romeinen 8: “Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?”[2]. God heeft Zijn eigen Zoon ervoor over gehad om ons te redden. Nu, dan komt het met de rest van Gods goede gaven ook wel goed; ook die zullen wij ontvangen.

Laten wij thans onze blik weer op koning Willem Alexander richten.

De aardse koning moet, zegt men, onpartijdig wezen.
Iemand schreef in december 2013: koning Willem Alexander staat oprecht boven de partijen en wenst niet te worden getypeerd als een partijdig staatshoofd. “Hij is immers de Koning, niet de lijstduwer van de PvdA. In dat opzicht heeft Koning Willem-Alexander geleerd van de fouten van zowel zijn moeder als van zijn grootmoeder, die zich niet schaamden voor het feit dat ze een beetje linksige staatshoofden waren. Die linksigheid uitte zich in flirts met de PvdA en ‘betrokken’ kersttoespraken en zorgde ervoor dat het rechterdeel van het Nederlandse volk, traditiegetrouw juist aanhangers van de monarchie en het Koningshuis, zich steeds minder senang voelde bij onze monarchie.
Koning Willem-Alexander staat boven de partijen, en dat is goed nieuws voor het voortbestaan van de constitutionele monarchie van Nederland”[3].

Dat mag wellicht waar wezen, en het is goed dat Neêrlands koning boven aardse partijen staat. Maar wij moeten ons er allen bewust van zijn dat de God van hemel en aarde werkelijk boven de mensen staat, ja ook boven Zijne Majesteit koning Willem-Alexander.

De koning zei eens in een interview: “‘Er zijn verschillen tussen Denemarken en Nederland. Er staat niets in onze grondwet over de godsdienst van het staatshoofd. In 1815 is dat weggehaald uit de grondwet. Het klopt dat de Oranjes van oorsprong protestants zijn, maar we hebben geen staatskerk en daarom is er geen reden om protestants te worden. We vinden dat religie een privékwestie is, die niets met de staat te maken heeft.’ Voor de koning was het dan ook niet lastig dat Máxima niet protestants werd: ‘Toen mijn echtgenote besloot om katholiek te blijven, was dat geen enkel probleem. Het is ook zo dat onze grondwet zegt dat je mensen niet mag discrimineren. Dat geldt zowel voor ras en geslacht als religie. Het is simpelweg een natuurlijk en afzonderlijk element in ons leven”[4].

Zijn religie en geloof “een natuurlijk en afzonderlijk element” in ons leven? Zijn dat zaken achter de voordeur?
Dominee Ter Linden – u weet wel, de huisdominee van de Oranjes – heeft over de geloofsbeleving van onze koning ooit gezegd: “Ik neem waar dat hij gelooft in een God die een kracht in je leven is en die achter je staat. Niet een God die alles bestuurt en bedisselt. Wel een God die een stuwende kracht is in de geschiedenis”[5].
Het spijt mij, maar hier moet ik toch echt een aantekening bij maken waarin ik de koning niet tegemoet kom. Namelijk deze:
Gods macht geldt overal en is overal. Achter de voordeur, maar ook ervóór. Hij is present bij kleine en grote gebeurtenissen. Godsdienst is een zaak van heel het leven. Het kan geen afzonderlijk element zijn. Godsdienst is niet iets dat naast het leven staat!
In Psalm 21 kunnen wij lezen:
“Want de koning vertrouwt op de HEERE;
door de goedertierenheid van de Allerhoogste wankelt hij niet.
Uw hand zal al Uw vijanden vinden,
Uw rechterhand zal hen die U haten, vinden.
U zult hen als een vurige oven maken,
ten tijde dat U Uw aangezicht laat zien.
De HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden,
het vuur zal hen verteren”[6].
Laten wij niet denken dat dit soort teksten alleen maar in Davids tijd golden!

Onze koning is jarig.
Wij mogen hopen dat hij ons koninkrijk, onder Gods zegen, nog lang lang mag regeren.
En laten wij hopen en bidden dat voor koning Willem-Alexander de woorden van Psalm 21 nu en altijd zullen gelden:
“U bent het, HEER, die hem verblijdt;
op U is zijn vertrouwen,
wie hem ook mag benauwen.
Want door uw goedertierenheid
staat hij onwankelbaar,
zelfs in het grootst gevaar”[7].

Noten:
[1] In dit artikel schrijf ik de functienaam van Willem-Alexander – koning – met een kleine letter. Daarmee duid ik aan dat hij onder de grote Koning, onze God staat.
[2] Romeinen 8:32.
[3] Geciteerd van http://www.dagelijksestandaard.nl/2013/12/koning-willem-alexander-staat-boven-de-partijen/ ; geraadpleegd op vrijdag 7 april 2017.
[4] Zie http://www.royalty-online.nl/monarchie/nl/4879/bijzonder-interview-met-willem-alexander ; geraadpleegd op vrijdag 7 april 2017.
[5] Geciteerd van http://www.volkskrant.nl/binnenland/waarom-koning-willem-alexander-het-nooit-over-god-heeft~a3726380/ ; geraadpleegd op vrijdag 7 april 2017.
[6] Psalm 21:8, 9 en 10.
[7] Psalm 21:4 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek)

26 april 2017

Ongewilde ondergang?

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , , ,

Er komen steeds minder christenen op de wereld. En op de lange duur zullen de moslims overheersen.
Dat is, kort samengevat, de verwoording van het onderbuikgevoel van heel wat christenen.

En het is nu ook officieel.
Het onderbuikgevoel blijkt juist.
Dat is wetenschappelijk bewezen.

Het Reformatorisch Dagblad meldde onlangs namelijk:
“In 2035 zullen wereldwijd meer kinderen in moslimgezinnen worden geboren (225 miljoen kinderen), dan in christelijke gezinnen (224 miljoen kinderen). In 2060 kunnen er vrijwel evenveel moslims als christenen op aarde wonen.
Dat stellen onderzoekers van het Amerikaanse Pew Research Institute in een woensdag gepubliceerde studie. Pew onderzocht hoe de moslim- en christengemeenschap tot 2050/2060 (demografisch) zal veranderen.
In 2015 vormden christenen de grootste religieuze groep op aarde: bijna eenderde (31 procent) van de 7,3 miljard mensen was christen. Moslims volgden op de tweede plaats met 1,8 miljard, 24 procent van de wereldbevolking. Daarachter kwamen de niet-religieuzen (16 procent), hindoes (15 procent) en boeddhisten (7 procent). Het jodendom behoort tot de kleinere groepen.
Tussen 2015 en 2060 zal de wereldbevolking volgens de Pew-demografen kunnen groeien met 32 procent, naar 9,6 miljard mensen. In diezelfde periode zal het aantal moslims groeien met 70 procent, omdat de moslimpopulatie jong is en een hoog geboortecijfer kent. Daarentegen zal het aantal christen tot 2060 met 34 procent groeien. Die groei is groter dan die van de wereldbevolking als geheel, maar kleiner dan die van de moslimpopulatie, aldus Pew.
Dit leidt ertoe dat in 2060 het aantal moslims –circa 3,0 miljard– het aantal christenen –3,1 miljard– zal naderen. In 2060 zal bijna 1 op de 3 (31 procent) wereldburgers moslim zijn en 1 op de 3 (32 procent) christen.
Het geboortecijfer bij moslims ligt volgens Pew op gemiddeld 2,9 kinderen, terwijl christenen gemiddeld 2,6 kinderen ter wereld brengen”.
En:
Alleen bij moslims en christenen zal de komende decennia het aantal geboorten (in absolute zin) toenemen. Bij alle andere religieuze groepen verwachten de Pew-onderzoekers een daling”[1].

Laat ik u, niettegenstaande het bovenvermelde, bekennen dat ik bovenstaand bericht niet zo verontrustend vind.

Waarom niet?

Mijn eerste opmerking is deze.
Wie zal zeggen wat er in de toekomst gebeurt? Die Amerikaanse onderzoekers gaan uit wat al datgene dat zij nu weten. Maar niemand kan een blik in de toekomst werpen.
Dit soort onderzoeken wordt zo vaak achterhaald door de werkelijkheid!

Daaraanvolgend is er meteen een andere kwestie.
Wat is het doel van een dergelijk onderzoek? We mogen aannemen dat de onderzoekers het nuttig vinden dat wij ons op de toekomst voorbereiden.
Laat ik in het kader van die voorbereiding, mogen wijzen op woorden uit Spreuken 24:
“Ontsteek niet in woede over de kwaaddoeners,
wees niet jaloers op de goddelozen,
want het kwaad heeft geen toekomst,
de lamp van goddelozen wordt uitgedoofd”[2].
Met andere woorden: tegenstanders van God zullen hun vitaliteit langzaam kwijtraken. Dat is niet wetenschappelijk aanwijsbaar. Maar wij geloven dat wel.

Bij dit alles dient nog een Schriftuurlijk gegeven worden gevoegd.
Daarvoor citeer ik eerst enkele woorden uit 1 Thessalonicenzen 5: “Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft.
Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht”[3].
Ook 2 Petrus 3 is van belang: “Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden”[4].
Een dief laat zich bij voorkeur niet zien. En een dief in de nacht is nog moeilijker te ontwaren. Niemand weet wanneer de Heiland komt. Wetenschappelijke berekeningen zijn niet toepasbaar. Extrapoleren is onmogelijk; we kunnen geen verwachtingen uitspreken. De terugkomst van onze Here Jezus Christus kan morgen plaatsvinden. Maar, bij wijze van spreken, ook in 2139.

Gaan de moslims de christenen overheersen?
Zullen er over een jaar of twintig nog Gereformeerden op de wereld gevonden worden?
Ach, laten wij ons maar niet te druk maken.
Weet u waarom ik dat noteer? Omdat ik Mattheüs 6 gelezen heb. En met name deze woorden: “Kijk naar de vogels in de lucht: zij zaaien niet en maaien niet, en verzamelen niet in schuren; uw hemelse Vader voedt ze evenwel; gaat u ze niet ver te boven?
Wie toch van u kan met bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?
En wat bent u bezorgd over de kleding? Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet;
en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze.
Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen?
Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden?
Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt.
Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad”[5].

Dat onze bloeddruk op een aanvaardbaar peil blijve!
Dat onze hartslag gelijkmatig moge wezen!
Dat onze rust niet verstoord worde!
Kortom – laten wij onbekommerd de toekomst tegentreden.
Want alle schepselen zijn zo vast in de hand van onze God en Vader “dat zij zich tegen zijn wil niet roeren of bewegen kunnen”[6].

Noten:
[1] Geciteerd van http://www.rd.nl/kerk-religie/in-2035-worden-meer-moslims-geboren-dan-christenen-1.1390949 ; geraadpleegd op donderdag 6 april 2017.
[2] Spreuken 24:19 en 20.
[3] 1 Thessalonicenzen 5:1 en 2.
[4] 2 Petrus 3:10.
[5] Mattheüs 6:26-34.
[6] Heidelbergse Catechismus – Zondag 10, antwoord 28.

25 april 2017

Trouw en waarheid bekrachtigen

“Maar kan men ook godvrezend bij de naam van God zweren?
Antwoord:
Ja, wanneer de overheid het van haar onderdanen eist of in geval van nood, om daardoor trouw en waarheid te bekrachtigen, en dat tot eer van God en tot heil van de naaste. Want zo’n eed is op Gods Woord gegrond…”.

Dat zijn bekende woorden uit Zondag 37 van de Heidelbergse Catechismus[1].

Toch staan ze wellicht tamelijk ver van ons af. Wij zweren niet zo gauw meer een eed.

Eertijds waren sommige burgers er trouwens ook uiterst terughoudend in om een eed af te leggen. Dat deed men liever niet.
In het tijdschrift Vaderlandsche Letter-oefeningen, jaargang 1815, staat de volgende situatieschets: “Voor zeker Geregtshof moest een boer een eed afleggen, hetwelk hij, wat men er ook tegen inbragt, volstrekt weigerde. Eindelijk zeide hij: ‘Ik heb een zoon, die Grenadier bij de Garde is: wanneer er dan volstrekt een eed moet gedaan worden, laat het die dan doen; ik kan u verzekeren, dat hij het zweren meesterlijk verstaat”[2].

Die boer wilde geen eed afleggen. Misschien vond hij dat niet nodig. Wellicht wist hij zich afhankelijk van God, ook zonder dat hij een eed in de mond nam.

In dat geval heeft die boer goed begrepen waar het bij het afleggen van de eed om gaat.
Dat blijkt ook als wij enkele Schriftverwijzingen onder de Catechismus een ogenblik nader bezien.

Eerst woorden uit Deuteronomium 6: “U moet de HEERE, uw God, vrezen, Hem dienen en bij Zijn Naam zweren”.
Waarom zegt Mozes dat?
Wij moeten, legt Mozes uit, Gods geboden nooit vergeten. Die geboden moet u met u meedragen. Ze moeten voor in uw hoofd zitten. En weet u wanneer dat vooral belangrijk is? Als het land welvaart kent!
Weet u wanneer u uw God snel vergeet?
* Als u in prachtige steden woont, terwijl u aan de bouw daarvan helemaal niets bijgedragen hebt
* als u allerlei kostbare dingen in huis hebt, die u niet zelf aangeschaft hebt
* als u beschikt over waterbronnen voor uw vee, terwijl u die bronnen niet zelf geslagen hebt
* als u geniet van de opbrengst van wijngaarden, die u niet zelf aangeplant hebt
* als u voldoende voedsel hebt.
Het volk Israël is uit Egypte bevrijd. Het is door de woestijn getrokken. En toch is het nooit iets te kort gekomen!

Wat moeten wij met Deuteronomium 6?
Wij zijn niet uit Egypte bevrijd.
Meestal werken wij, en ontvangen vervolgens salaris. Wellicht krijgen wij pensioen. Of een uitkering.
Nederland is een land waarin de zaken redelijk geregeld zijn. Wij kennen welvaart.
Maar juist die welvaart is onze valkuil. Want wij kunnen bijna alles krijgen. Wij kunnen bijna alles organiseren. Natuurlijk, daar zitten wel grenzen aan. Maar over ’t algemeen is Nederland een welvarend land. En juist omdat we alles kunnen krijgen staan we hoe langer hoe vaker op onze rechten. We denken steeds meer aan onszelf en steeds minder aan onze medemensen. Zorgvuldig communiceren wordt gaandeweg ongewoner. Het netjes afwerken van allerlei klusjes schiet er niet zelden bij in. Rekening met anderen houden is mogelijk, maar als het geld gaat kosten past het bedrijfsleven de winstmarges snel aan…
Welnu – in zo’n welvaartsmaatschappij krijgt Zondag 37 opeens weer een actuele toespitsing.
Gereformeerden moeten bekend staan om hun trouw en het feit dat zij waarheid spreken. Daar eren zij God mee. Zo wordt het leven van onze naasten steeds meer gekenmerkt door geluk en vrede!

Ook in Deuteronomium 10 komen we die stimulans tegen: “De HEERE, uw God, moet u vrezen, Hem moet u dienen, aan Hem moet u zich vasthouden en bij Zijn Naam moet u zweren”[3].
Vlak daarvoor wijst Mozes erop dat de God van hemel en aarde rechtvaardigheid hoog in Zijn vaandel heeft. Wees en weduwe genieten bij die Heer speciale bescherming. Vreemdelingen die hun land berooid hebben verlaten, krijgen bij Vader kleding en voedsel. Bij Hem krijgen ze, om het maar modern te zeggen, bed-bad-brood.
U weet wel: dat is die regeling waarin is bepaald dat asielzoekers die de hele procedure doorlopen hebben en niet in Nederland mogen blijven moeten worden opgevangen, voorzien moeten worden van kleding en onderdak, en tevens een ontbijt- en avondmaaltijd moeten krijgen. Een jaar of twee geleden viel het Nederlandse kabinet er bijna over[4].
Nu, bij God is daarover geen discussie. En in de kerk zou enige zelfreflectie op dit punt misschien geen luxe wezen. Juist als het over vreemdelingen en vluchtelingen gaat, kan de kerk iets van Gods trouw en waarheid tonen!

Conclusies:
1.
Gereformeerden moeten, in de lijn van Gods wet, trouw en waarheid tonen. Indien nodig mag dat met een eed bekrachtigd worden.
Juist in een welvarend land waarin trouw en waarheid steeds minder vaak te vinden zijn, is dat van groot belang.
2.
Juist in een wereld waarin ruim 65 miljoen mensen om allerlei redenen op de vlucht zijn is het van belangrijk om in Nederland iets van de trouw van God te demonstreren[5].
3.
Als wij dat doen, kunnen wij de werkelijkheid van Psalm 40 laten zien:
“Ik breng de blijde boodschap van uw recht
aan al wie U zijn toegedaan,
dat zij uw wonderen verstaan
in ’t woord dat Gij mij op de lippen legt.
Ik spreek dat woord met klaarheid,
opdat uw trouw en waarheid
door elk begrepen wordt.
HEER, ik weerhoud mij niet,
maar loof U in mijn lied
met een blijmoedig hart”[6].

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 37, vraag en antwoord 101.
[2] “Vaderlandsche Letteroefeningen”, Jaargang 1815. – Amsterdam: G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, 1815. – p. 467. Ook te vinden op http://www.dbnl.org/tekst/_vad003181501_01/_vad003181501_01_0322.php .
[3] Deuteronomium 10:20.
[4] Zie hierover bijvoorbeeld http://www.nu.nl/dvn/4032012/bed-bad-brood-coalitie-dreigde-splijten.html ; geraadpleegd op woensdag 5 april 2017.
[5] Zie voor meer cijfers https://www.vluchtelingenwerk.nl/sites/public/u895/Vluchtelingeningetallen2016.pdf ; geraadpleegd op woensdag 5 april 2017.
[6] Psalm 40:4 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek).

24 april 2017

Lichtvoetig bestaan

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

De aarde is een plek waar de genade van God groots wordt uitgestald. Iedere zondag wordt het Evangelie verkondigd. Ieder jaar zijn er weer de kerkelijke feestdagen. Een week geleden is het Pasen geweest. We hebben Christus’ opstanding herdacht. Door die opstanding krijgt de wereld een nieuw perspectief. Gods verbondstrouw blijkt steeds weer!

Wie de wereldgeschiedenis bekijkt, ziet Gods trouw op allerlei manieren terug. Zelfs als we heel ver terugkijken, zien we die Verbondstrouw voor ons oog verschijnen.
Neem nou bijvoorbeeld Genesis 8.

De zondvloed komt tot een einde. Het water zakt. De wereld is schoongewassen. Een nieuw begin genaakt.
In Genesis 8 staat het zo:
“Daarna liet hij (dat is Noach) een duif van bij zich los om te zien of het water op de aardbodem afgenomen was.
Maar de duif vond geen rustplaats voor de holte van haar voet; daarom keerde zij naar hem terug in de ark, want het water stond nog boven heel de aarde. Hij stak zijn hand uit, pakte haar en bracht haar bij zich in de ark.
En hij wachtte nog eens zeven dagen; toen liet hij de duif weer los uit de ark.
En de duif kwam naar hem toe tegen de avond; en zie, er was een afgebroken olijfblad in haar snavel; daaraan merkte Noach dat het water op de aarde afgenomen was.
Toen wachtte hij nog eens zeven dagen. Hij liet de duif los, maar zij keerde niet meer naar hem terug.
En het was in het zeshonderdeerste jaar, in de eerste maand, op de eerste dag van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar buiten, en zie, de aardbodem was opgedroogd”[1].

Het leven gaat verder. Noach en de zijnen mogen de aarde weer gaan bevolken. Er komt nooit een zondvloed meer. De seizoenen zullen elkaar in schier eindeloze voortgang afwisselen.
Die duif laat zien: Gods volk gaat zich opnieuw ontwikkelen.

Een duif staat in Gods Woord soms ook symbool voor Israël. In Hosea 7 bijvoorbeeld: “Hoewel de trots van Israël tegen hem getuigde,
hebben zij zich niet bekeerd tot de HEERE, hun God.
In dit alles zochten zij Hem niet.
Efraïm is als een duif,
onnozel, zonder verstand;
Egypte roepen zij te hulp,
naar Assyrië gaan zij!”[2].
Maar ondanks Israëls onnozelheid blijft God trouw. Dat blijkt in Hosea 11:
“Ik zal Mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen,
Ik zal niet terugkeren om Efraïm te gronde te richten.
Want Ik ben God,
en geen mens,
de Heilige in uw midden,
en in de stad zal Ik niet komen.
Zij zullen achter de HEERE aan gaan,
Hij zal brullen als een leeuw.
Ja, Híj zal brullen,
en de kinderen zullen bevende komen van de kant van de zee.
Zij zullen bevende komen als een vogel uit Egypte,
als een duif uit het land Assyrië.
Dan doe Ik hen wonen in hun huizen,
spreekt de HEERE”[3].

In Genesis 8 lezen wij: “Hij liet de duif los, maar zij keerde niet meer naar hem terug”.
Die woorden tonen ons: er is hoop voor de mensheid. En: er is toekomst voor Gods kinderen! Het is die heerlijke toekomst waar wij het oog op mogen richten.

Genesis 8 laat ons – als u het mij vraagt – twee kanten van het Gereformeerde leven zien.

Eerst is er de noodzaak van de schuldbelijdenis.
De aarde moet in Genesis 7 helemaal schoon gewassen worden. Als dat niet zou gebeuren, zou de aarde binnen de kortste tijd onleefbaar geworden zijn. Verdorven. Vervuld van geweld[4].
Zo is het wezen van schepselen. En ook heden ten dage is de wereld vol van slechte, verdorven en onstandvastige mensen[5]. De mens heeft “over zich gehaald, wat zijn verstand betreft, blindheid, verschrikkelijke duisternis en een onbetrouwbaar en verdorven oordeel; wat zijn wil en hart aangaat, slechtheid, opstandigheid en hardnekkigheid; en bovendien in al zijn verlangens onzuiverheid”[6]. Verdorven mensen krijgen altijd maar weer verdorven kinderen[7]. De mens is van nature verdorven en geestelijk dood[8].

Maar daarnaast is er ook het feestelijke feit van Gods verbondstrouw.
In Genesis 6 kunnen wij lezen: “Maar met u zal Ik Mijn verbond maken; en u moet in de ark gaan, u, uw zonen, uw vrouw en de vrouwen van uw zonen met u”[9].
En in Genesis 9: “En Ik, zie, Ik maak Mijn verbond met u, met uw nageslacht na u”[10].
En: “Ik maak Mijn verbond met u, dat niet meer alle vlees door het water van een vloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen vloed meer zal zijn om de aarde te gronde te richten.
En God zei: Dit is het teken van het verbond dat Ik geef tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, alle generaties door tot in eeuwigheid:
Mijn boog heb Ik in de wolken gegeven; die zal dienen als teken van het verbond tussen Mij en de aarde.
Het zal gebeuren, als Ik wolken boven de aarde breng en de boog in de wolken gezien wordt,
dat Ik aan Mijn verbond zal denken, dat er is tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees. Het water zal niet meer tot een vloed worden om alle vlees te gronde te richten.
Als deze boog in de wolken is, zal Ik hem zien, en denken aan het eeuwig verbond tussen God en alle levende wezens van alle vlees dat op de aarde is.
God zei dus tegen Noach: Dit is het teken van het verbond dat Ik gemaakt heb tussen Mij en alle vlees dat op de aarde is”[11].
Ziet u? Dat verbond is in dit hoofdstuk een magnifiek refrein.
Het is, om zo te zeggen, de sleutel tot het vernieuwde leven!

Regelmatig komt schrijver dezes in de kerk en op het kerkplein mensen tegen die van mening zijn dat de schuldbelijdenis in de kerk een te kleine plaats inneemt. Zij vinden dat de schuldbelijdenis onderbelicht wordt. Er is te weinig aandacht voor.
Met het ventileren van dergelijke opinies moeten wij maar voorzichtig wezen. Zeker, voor schuldbelijdenis moet aandacht wezen. Schuldbelijdenis mag nimmer vergeten worden.
Maar Genesis 8, en heel de historie van de zondvloed, leert ons dat de nadruk in het leven van Gods kinderen op Zijn verbondstrouw liggen mag.

Laten wij het leven niet te donker kleuren.
Laten wij niet naar onze schuld turen en daar voortdurend rondjes omheen draaien.
Laten wij leven in Gods licht.
Laten wij Zijn verbondstrouw bewonderen.
Dan wordt ons bestaan een heel stuk lichtvoetiger!

Noten:
[1] Genesis 8:8-13.
[2] Hosea 7:10 en 11.
[3] Hosea 11:9, 10 en 11.
[4] Zie Genesis 7:11 en 12: “Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld. Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want alle vlees had een verdorven levenswandel op de aarde”.
[5] De term komt uit de Dordtse Leerregels, hoofdstuk I, artikel 6.
[6] Het citaat komt uit de Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, artikel 1.
[7] Zie Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, artikel 2.
[8] Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, artikel 16.
[9] Genesis 6:18.
[10] Genesis 9:9.
[11] Genesis 9:11-17.

21 april 2017

De kerkstad uitgelicht

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 08:00
Tags: , , ,

In een oud nummer van het Nederlands Dagblad staat een verslag van de bidstond die voorafgaat aan de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 1972.
De betreffende bidstond wordt geleid door dominee J. Kok (1921-2005).
Boven het uitgebreide verslag prijkt de kop: “Ds. J. Kok preekte over Gods bouwplan voor de kerkstad”[1].

Het verslag is, als u het mij vraagt, leerzaam en troostrijk voor kleine Gereformeerde kerken in onze tijd.
Alleen daarom al geef ik vandaag graag enkele citaten uit het ND-verslag aan u door.

Dominee Kok preekt in een kerkgebouw te Hattem over Psalm 122.

“Wij zongen van Jeruzalem, aldus ds. Kok, over de kerkstad dus, die voor wie haar beschouwt wel saamgevoegd is, en die voor ’s bouwheers kunstwerk gegroet zal worden.
Is dit allemaal niet onwezenlijk, zo vroeg de predikant zich vervolgens af. We hebben jaren achter de rug, geladen van slopende krachten. De grondslagen waren in geding. Zouden wij blijven in het spoor der waarheid, samen ook in dat spoor blijven, elkander dienend door de liefde?”.

Er is een crisis geweest, zegt dominee Kok.
Hij duidt daarmee op de buitenverband-kwestie, die speelde in de jaren ’60 van de vorige eeuw.

“En wat zien wij? Een meetbare schade. Het heengaan van duizenden. In de strijd is veel ons ontvallen. Eén ding mochten wij behouden: de ware schat der kerk, het eeuwig blijvend Evangelie. Wij hebben een woord voor de wereld, een grazige weide voor zoveel dolende schapen. En wat zien wij? Een geringe werfkracht. Er waren er, die het werk Gods herkenden en de stad Gods vonden, maar ze waren te tellen. Wij staan voor nieuwe taken. Willen wij kerken van het Woord zijn hier en nu, dan is er heel wat bij-de-tijd te brengen: de taal van de confessie en de liturgische geschriften, de opleiding tot de dienst des Woords, etc. Kunnen we die taken wel aan? Lopen we niet het risico van achterop te raken, een getto te worden in deze postchristelijke tijd? Wie afgaat op hetgeen voor ogen is, heeft geen moed voor de arbeid, die hier morgen begint. Is het geen prutswerk aan een geteisterde stad, die haar tijd heeft gehad? Er is slechts perspectief voor wie in het geloof ziet op Gods vast bestek”.

Dominee Kok heeft een helder thema en een mooie verdeling aan zijn preek gegeven.
“Gods bouwplan voor de kerkstad
1. de expansie;
2. de defensie;
3. de glorie van die stad”.

“De man met het meetsnoer wil Jeruzalem meten; materiaal verzamelen voor een prognose van de toekomstige omvang van de stad.
Maar de pas wordt hem afgesneden. Hij kan de duimstok in zijn zak steken en weer naar huis gaan. Immers: ‘als een open plaats zal Jeruzalem daar liggen vanwege de menigte van mensen en vee daarin’. De Here opent met deze profetie het oog voor Zijn stad en verzekert, dat die een toekomst heeft, een expansie, die alle mensenmaat te boven gaat. Van een omgrensde, ommuurde stad zal geen sprake meer kunnen zijn. Steeds is er nieuwe uitgroei en daarom een nieuwe uitleg. De expansiedrift van de kerkstad zal spotten met alle grenzen, die mensen willen stellen. Dit uitzicht op de open stad moet Gods geslagen en geteisterd volk met nieuwe moed bezielen.
Jeruzalem zal zich uitstrekken over de lengte en breedte van de aarde. Het gaat hier niet om het aards Jeruzalem, dat straks weer ommuurd is, opnieuw verwoest wordt en geen eeuwige toekomst heeft. Zacharia ziet het nieuw Jeruzalem, het hemels Sion, het Jeruzalem dat boven is en dat straks nederdaalt van God uit de hemel”.

“Zacharia ziet de kerk van het oude en nieuwe verbond, de kerk der eeuwen. Zij breidt zich uit, zo dat de lust tot tellen je vergaat. De vervulling van deze profetie heeft zich doorgezet in de tijd. Wij hebben de muur zien vallen, die scheiding maakte tussen Israël en de volkeren. Wij hebben Christus zien gaan langs de wegen der wereld, instituerend en reformerend. Er is geen werelddeel te noemen of er wonen burgers van Gods nieuw Jeruzalem. Geen stad heeft zich zo weten uit te breiden als de kerkstad. Zij is Gods universele tempelstad, die straks heel de aarde vervult en de schepping omsluit. Er zijn tegenkrachten, de energie der dwaling, de secularisatie. Het lijkt alsof we achteropkomen en Jeruzalem het straks niet meer haalt bij Babylon. Dat is de schijn der dingen, die bedriegt. We moeten niet cijferen en berekenen, maar de hand van het geloof leggen op Vaders bestek”.

“Gods wereldwijd kerkewerk staat of valt niet met ons werk. Het geeft aan de arbeid der synode ook een nieuwe dimensie. Het heft de spanning op tussen klein vaderlands gedoe en werken op wereldniveau. Met de behartiging van de huishoudelijke zaken van de gereformeerde kerken in dit land zijn de broeders te werk gezet in Gods universele tempelstad”.

“Maar is het wonen in een stad zonder muur niet erg onbehagelijk? Je weet je altijd belaagd. ‘Ikzelf, zo luidt het woord des Heren, zal haar een vurige muur zijn rondom’. Het is bijzonder solide. Jeruzalem heeft geen verdedigingsmuur van steen meer nodig. God Zelf is zijn muur. Zijn muur van vuur. In een stenen muur zijn bressen te slaan. Een muur van vuur is ondoordringbaar. Die verteert elke vijand. Naar de maatstaf van beneden is de kerk weerloos. Een kudde schapen tussen de grijpende wolven. Maar de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen”.

Het is, zegt dominee Kok, belangrijk om bij de tijd te leven. En dat is waar. Intussen zien wij echter wel eenzelfde grondpatroon: als het spoor van de waarheid wordt verlaten, decimeert – voor ons gevoel althans – de kerk. Maar dat is dus gezichtsbedrog.

Wij zijn allemaal wel eens enigszins gefrustreerd en teleurgesteld over ervaringen en gebeurtenissen in de kerk.
Laten we daaraan maar niet te veel aandacht besteden. Want onze Verbondsgod werkt verder. Dat overzien wij niet. Maar het gebeurt wel. Echt waar.

Noot:
[1] In: Nederlands Dagblad, woensdag 12 april 1972, p. 2. Ook te vinden via www.delpher.nl .

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.