Heel vaak maken wij ons druk over het onderwijs aan onze basisschoolkinderen. En dat is heel goed. Ik zou willen zeggen: laat dat vooral zo blijven.
Maar onze pubers krijgen ook heel wat voor de kiezen. En laten we wel wezen: van hen wordt niet zelden een inhoudelijke reactie verwacht. De docent op de middelbare school wil met zijn leerlingen in discussie. Hij weten hoe zijn leerlingen over maatschappelijke verschijnselen denken. Hij wil hen laten nadenken. Hij wil hen weerbaar maken.
Zulk een ontwikkeling is al heel wat jaren gaande.
Dat bewijst een artikel in een oude editie van het Nederlands Dagblad.
In de rubriek Persschouw uit een ND-editie die in april 1972 verschijnt, wordt een stuk overgenomen dat de Gereformeerd-vrijgemaakte predikant M. Brandes – geboren in 1930 – schrijft in het kerkblad van de GKv te Hengelo[1].
De predikant schrijft: “Zo maar ineens kan het je overkomen, dat je met je neus op bepaalde dingen gedrukt wordt, waardoor je min of meer verbijsterd jezelf gaat afvragen: realiseren we ons wel voldoende wat er gebeurt? Zo’n ervaring hadden we laatst zelf, toen een van de jongens op de catechisatie zei: ‘Kijk, dominee, dat krijgen we van de dominee op school’, waarbij me een losbladige maatschappijleer voor het lager beroepsonderwijs voor de neus gelegd werd” .
Vandaag de dag gaat het soms weinig anders. Onze pubers komen, bijvoorbeeld, thuis met een uitnodiging voor een Paasviering. Een theatervoorstelling, of zoiets. Die voorstelling moet je dan confronteren met het verval in de wereld. En met het Paasfeit. Hoe ga je daarmee om?, zo vragen docenten.
Wij mogen geen beelden maken. Niet van Jezus. En niet van Christus’ lijden. De opstanding kun je eigenlijk sowieso niet afbeelden. Want niemand weet wat er precies gebeurd is.
Maar ach, een kniesoor die daarop let.
In dergelijke situaties komt de eigen beleving zomaar in het middelpunt te staan. Het gaat erom wat je er zelf van denkt, en wat je er in het gewone leven mee doet.
Dat geloven een stellig weten en een vast vertrouwen is, wordt bijna ongemerkt wat minder belangrijk. Dat het Evangelie draait om vergeving van onze zonden, en dat het verbond tussen God en mens een zaak van van belofte en eis is, wordt – misschien geheel onbewust – een beetje naar de achtergrond gedrongen.
Ik bedoel maar: er is weinig nieuws onder de zon.
Wat staat er zoal in de losbladige maatschappijleer die dominee Brandes onder ogen krijgt?
Dominee Brandes schrijft: “Laat ik als voorbeeld nemen bladzijde 10 en 11. We lezen daar het volgende: Wat is de mens? De geschiedenis van de wereld is waarschijnlijk ouder dan die van de mens. Veel mensen hebben zich beziggehouden met de vraag hoe op een gegeven dag de mens zijn intrede gedaan heft in deze wereld. Niemand weet precies hoe het allemaal gebeurd is. Het allereerste idee over het ontstaan van de mens is het verhaal van Adam en Eva. Daarvan heeft men lange tijd gedacht dat het precies zo gebeurd zou zijn, zoals het in de H. Schrift beschreven staat. Dat is ongetwijfeld niet waar. Het is niet de bedoeling geweest van de schrijver om precies te vertellen hoe de mens geschapen is. Een latere mening is dat de mens zou afstammen van de aap. Daar is veel voor te zeggen”.
En:
“Hoe alles ook gebeurd is, op een gegeven moment was de mens er op onze wereld. Tussen, dat moment en onze tijd ligt een lange weg. Vele boeken zouden vol geschreven kunnen worden over de vraag wat die mens in die tussentijd gedaan heeft. De mens heeft niet alleen maar geleefd. Hij heeft ook zijn wereld verbeterd. Daarover gaat het nu. Als je in onze tijd vergelijkt met de begintijd van de mensengeschiedenis, dan zie je, dat er heel wat veranderd is. Er is veel gebeurd door het werk van de mens. Juist daardoor leren we de mens kennen: we zien wie en wat hij is en wie wij zijn”.
U ziet het hier boven wel – die mens heeft vroeger heel wat gepresteerd. De mens is gevormd door wat hij beleefd en doorleefd heeft.
En wat is de taak van jonge mensen?
“Over een paar jaar, na deze school gaat iedereen werk zoeken. Dat wil niet op de eerste plaats zeggen dat je gaat verdienen. Dan ga je behoren bij de mensen, die voor elkaar aan het zorgen zijn. De mens is bezig geweest de aarde bewoonbaar te maken. Wij moeten door blijven gaan met dat bewoonbaar maken”.
De jeugd wordt vertrouwd gemaakt met allerlei meningen over het ontstaan van de wereld, en van mensen. Zo wordt het geloof gedegradeerd van een levensovertuiging tot een opinie. Een denkbeeld waarvan er heel veel bestaan.
De jeugd moet zelf maar uitvinden wat een mens in feite is. Dat omschrijf je maar lekker zelf. Vrijheid, blijheid niet waar? En daar mag je dan best een afwijkende mening over hebben. Tuurlijk, dat mag. Maar val de rest van de wereld er niet mee lastig, en roep vooral niet dat het noodzakelijk is dat anderen jouw afwijkende mening moeten gaan delen.
De jeugd moet zelf maar uit gaan zoeken wat er in het verleden zoal gebeurde om de aarde leefbaar te maken, en wat je daar vandaag aan kunt doen.
En vanwege die veel geroemde duurzaamheid is het helemaal niet zo gek om – anno 2017 – je ambitieniveau flink naar boven bij te stellen.
Dominee Brandes noteert: “…dat de Here alle dingen gemaakt heeft om Zijns zelfs wil, blijft hier geheel buiten het gezichtsveld. En ik dacht dat de Bijbel ons over de taak van de mens wel iets anders leerde nl. dat God alle dingen geschapen heeft om de mens te dienen, opdat de mens zijn God zou dienen. Er zou over het geciteerde gedeelte nog heel wat meer te zeggen zijn, maar we laten dat nu maar rusten. Ik dacht, dat het ieder christenmens zonder meer duidelijk kon zijn, dat de Bijbel ons dit alles heel anders leert en dat op deze wijze kinderzielen vergiftigd dreigen te worden. Waar het me om gaat is dit: realiseren we ons waaraan we onze kinderen blootstellen, als we ze naar andere dan gereformeerde scholen sturen? O, ik weet wel, dat we, vooral als het om beroepsscholen gaat, vaak geen andere keus hebben dan een neutrale of een algemeen christelijke school. En dat zal als gevolg hebben, dat we er helaas op aangewezen zijn. Maar realiseren we ons voldoende, dat we juist dan als ouders heel secuur zullen moeten nagaan wat er al zo bij lessen als geschiedenis en maatschappijleer te berde gebracht wordt, omdat gevreesd moet worden, dat in vele gevallen hierbij les gegeven wordt vanuit een kijk op het leven die de onze nooit of te nimmer kan of mag zijn? En spreken we daarover dan wel voldoende met onze kinderen? Getroosten we ons dan de moeite om zelf alles in het werk te stellen ze tegengif te geven tegen dit alles? En grijpen we alle middelen zoals catechisatie en jeugdvereniging aan om ze een betere weg te leren, om ze ook te leren onderscheiden die wereld der geesten?”.
Die oproep heeft, als u het mij vraagt, vandaag een nieuwe actualiteit gekregen.
Laten we maar dicht om puberende kinderen en hun ouders heen staan!
Noot:
[1] “Onze kinderen op school”. In: Nederlands Dagblad, maandag 24 april 1972, p. 2. Ook te vinden op www.delpher.nl