Wat zijn de pijlers van ons bestaan? Antwoord: mededogen en liefde. Ons gezamenlijke levensdoel is dat wij dát moeten inzien, en dat wij daar consequenties aan moeten verbinden.
Dat zegt televisiepresentator Annemiek Schrijver.
Mensen lijken allemaal op elkaar, zo zegt Annemiek verder. Zij hebben allemaal hetzelfde verlangen, namelijk gelukkig zijn.
Wij allen zitten dus in hetzelfde schuitje: we zijn op weg naar de dood.
Daarbij is er één kwestie die onmogelijk logisch uit te leggen is: terwijl we in datzelfde schuitje zitten, zijn wij druk doende om elkander te bevechten.
En de onuitgesproken vraagt hangt boven de markt: wanneer zouden wij eindelijk eens verstandig worden?
Ach, wellicht lukt dat wel in de eenentwintigste eeuw. Er lijkt een periode aan te breken waarin we steeds beter gaan inzien dat het ten diepste ridicuul is om elkaar als vijanden te zien.
Aldus Annemiek Schrijver[1].
Dat klinkt heel verstandig.
Samen optrekken: dat is in deze wereld een groot goed. Elkaar liefde bewijzen: dat voelt fijn. Wij krijgen daar een voldaan gevoel van.
In de kerk leren we echter om een heel andere dimensie te zien. Sterker nog: wij leren om de drie-enige God te zien.
Ik wijs op Colossenzen 1.
De schrijver van die brief, de apostel Paulus, deelt aan de christenen te Colosse mee dat hij voor hen bidt. In dat gebed vraagt Paulus aan de Here om de Colossenzen te vullen met de goede kennis van God. Het staat er als volgt: “Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God”[2].
‘Daarom’, staat er.
Wáárom, eigenlijk?
Omdat in Colosse het Evangelie verkondigd is. Dat gebeurde door Epafras, een medewerker van de apostel.
Paulus vraagt de Here om de christenen in Colosse zo te vormen dat zij gaan leven volgens Gods wet. De Colossenzen moeten leven uit één stuk. Vol wijsheid. Dat spelen ze alleen maar klaar als zij geleid worden door de Heilige Geest. Pneumatike staat er: wijsheid en inzicht zijn afkomstig van Gods Geest[3].
Als de Heilige Geest van God aan het werk is, dán krijgen mensen waardigheid. Schriftúúrlijke waardigheid: zij worden aan Hem verbonden, ze worden opgenomen in Zijn verbond. Als mensen bij de Here horen, gaan zij met Hem leven. Zij bereiden zich voor op een leven in de hemel. Zij gaan goede werken doen; dat zijn activiteiten die voortkomen uit een echt geloof, activiteiten die passen in het kader van de door God gegeven wet, activiteiten die Gods eer bevorderen[4].
Gelovigen moeten, kortom, volwassen worden: geschikt voor een leven in de woonplaats van God.
Opnieuw stel ik de vraag: wat zijn de pijlers van ons bestaan?
Op grond van Gods Woord antwoord ik: de genade van God, en de verwachting van een hemelse existentie.
Dat maakt van mij een krachtig mens. Datzelfde geldt voor vele ware gelovigen. Die kracht ontlenen wij niet aan onszelf. Die kracht komt van God. Die energie maakt ons levenslustig en verwachtingsvol. Die vitaliteit geeft ons de moed om naar de toekomst te kijken.
Voor de goede orde: dat heeft hoegenaamd niets met arrogantie te maken. En ook niks met dikdoenerij. Het gaat immers om gekregen veerkracht?
God is, stelt Annemiek Schrijver, niet in dogma’s te vangen. Overigens kunnen dogma’s wel stapsteentjes zijn, opdat de Geest – die waait waarheen hij wil – dan beter blazen kan.
Hoe dat zij: het is belangrijk dat God niet slechts in het hoofd zit, maar ook – en vooral! – in het hart.
En daarom moet een mens, als ik Annemiek goed begrijp, zelf op zoek gaan.
Annemiek deed dat ook. Zij kwam bij het Tibetaans boeddhisme terecht. Via dat boeddhisme is zij er in geslaagd om de Bijbel beter te begrijpen.
Dat klinkt prachtig.
Alleen maar: Annemiek is zelf op zoek. Mijn vrijzinnigheid heeft, zegt zij, de vorm van mystiek.
Zij zegt ook: in mijn jeugd kreeg ik een rugzak vol religieuze kennis mee; ik heb de vrijheid genomen om die op mijn manier uit te pakken.
Op die manier ontwikkelt Annemiek, naar zij zelf meedeelt, een heel persoonlijke relatie met God.
Paulus schrijft aan de Colossenzen over de macht van Gods heerlijkheid. Over volharding. En over geduld.
Hij doet dat zó: “Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht”[5].
Het geheim van een christenleven is: overgave aan de Vader.
Betekent dat vervolgens dat een Gereformeerd mens tot nietsdoen is gedoemd? Welnee – er is in deze wereld veel te doen en er valt nog veel te ontdekken en uit te vinden. Maar in alle omstandigheden waarin die christen komt te verkeren, past hij zich aan en verzoent zich met zijn situatie. Dat lijkt moeilijker dan het is. Want hij heeft de garantie dat Vader – om zo te zeggen – in de hemel de loper uitlegt om hem te Zijner tijd van harte welkom te heten in Zijn residentie.
Daar wordt een mens blij van.
Die geloofsvreugde tintelt door heel het leven heen.
Die christelijke tevredenheid is het uitgangspunt bij alle dingen.
Die geeft rust. En evenwicht.
Die blijheid maakt ons verstandig. Verstandig in Schriftuurlijke zin: met grote vreugde aanvaarden we Gods geboden steeds vaker als onze leefregel. Net zoals, bijvoorbeeld, de dichter van Psalm 119 dat indertijd deed:
“Geef mij verstand, dan zal ik uw wet bewaren,
en haar van ganser harte onderhouden”
en:
“Uw handen hebben mij gemaakt en toebereid,
geef mij verstand, opdat ik uw geboden lere”[6].
Die Gereformeerde opgetogenheid gun ik graag aan Annemiek Schrijver.
Ze lijkt mij aardig. Integer. En vakbekwaam.
En zelfs al zou zij dat niet zijn… – dan gun ik haar die opgetogenheid nóg.
Stop met de zoektocht, zou ik willen uitroepen.
En houdt op met die mystiek.
Wat mij aangaat, ik houd het bij het woord van de apostel Paulus uit Colossenzen 1: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden”[7].
Noten:
[1] Zie http://kerknieuws.nl/nieuws.asp?oId=23239 .
[2] Colossenzen 1:9 en 10.
[3] Zie hierover ook de webversie van de Studiebijbel. Commentaar bij Colossenzen 1:9.
[4] Zie Heidelbergse Catechismus – Zondag 33, vraag en antwoord 91: [vraag] Maar wat zijn goede werken? [antwoord] Alleen die uit waar geloof, naar de wet van God en tot zijn eer gedaan worden, maar niet die op onze eigen mening of op geboden van mensen gegrond zijn”.
[5] Colossenzen 1:11 en 12.
[6] Achtereenvolgens citeer ik de verzen 34 en 73 uit Psalm 119.
[7] Colossenzen 1:13 en 14.