Jezus laat zien wie zijn Vader is[1].
Als er één Schriftgedeelte is waar Hij dat duidelijk demonstreert, dan is het wel Johannes 5.
Jezus toont de macht van Vader.
Dode mensen maakt Hij weer levend.
Zo ver gaat die macht. Zo groot is die macht.
Dat is onvoorstelbaar. Maar het is toch waar.
De Schriftgeleerden hebben een nogal duidelijk oordeel over Jezus. Hij overtreedt de wet, want Hij geneest mensen op de sabbatdag. Dat kan niet, zeggen de kerkleiders. Dat mag niet. Dat hoort niet zo.
Welnu, zegt Jezus, als er een oordeel geveld moet worden…
als er recht gesproken moet worden…
als er een vonnis geveld moet worden…
dan zal Ik dat doen.
Maar waarom moet er zo nodig rechtgesproken worden?
Antwoord: omdat God de eer moet krijgen die Hij verdient. God de Vader, de Maker en Onderhouder van de schepping, moet erkend worden als de machtigste Man in hemel en op aarde.
Jezus, de Zoon van God, eist – om zo te zeggen – de eer op die de drie-enige God verdient. En Hij zegt er bij: wie Mij eert, laat ook de Vader gloriëren.
Mensen die de macht van God eerbiedigen, ontvangen eeuwig leven.
Mensen die nu nog in de dood leven, ontvangen het leven uit Gods hand. Meer precies: uit de hand van Jezus, want Vader heeft Hem die bevoegdheid gegeven.
Jezus roept mensen weg uit het moeras van zonde en dood.
Kortom: in Johannes 5 wordt de zaak op scherp gezet. Wie is kind van God? En wie niet?
Jezus roept Zijn kinderen.
En zij komen naar Hem toe, waar zij ook wonen. Uit enorme metropolen. Uit ontelbare dorpen en gehuchten. Vanuit allerlei afgelegen streken. Uit massa’s huizen. Uit vele tenten. Uit straten, lanen en van pleinen. Uit sloppen en stegen. Overal en nergens komen ze vandaan.
Zijn roepstem klinkt overal ter wereld. In alle tijden. En op alle plaatsen.
Zijn werk begon niet onaangekondigd.
Johannes de Doper sprak er al over.
En nu is Hij met Zijn werk begonnen. De mensen kunnen zien welke grote gevolgen Zijn genezende arbeid heeft.
Jezus zegt: kijk maar goed.
Jezus zegt: geloof in Mijn beloften, en neem de door Mij geschonken vergeving blijmoedig aan. Er gaan levens veranderen!
Maar juist dat geloof ontbreekt in Israël. De kerkleiders begrijpen dat werk van Jezus niet. Massa’s mensen kijken niet verder dan de sensatie van de dag. Ach – ze zijn wel godsdienstig, daar niet van. Maar echt geloven, nou nee.
De reputatie van mensen is reuze belangrijk. Hun positie. Hun retoriek en overredingskracht.
Maar de eer van God, daar bekommert men zich niet om.
En daarom zal er een aanklacht komen.
En weet u wie die aanklacht in zal dienen? Mozes. Want Mozes heeft er in feite al op gewezen hoe cruciaal Jezus’ komst op aarde was.
Het geloof dat Mozes indertijd vroeg, was hetzelfde geloof dat Jezus nu eist.
Dat is Johannes 5.
Dit Schriftgedeelte is, als u het mij vraagt, onder meer van belang in zending en evangelisatie[2].
In de Heilige Schrift wordt ons verteld wat Jezus op aarde heeft gedaan. Wat Jezus deed, heeft Hij zijn Vader zien doen.
Dat vertellen we, als het goed is, door.
Dat verkondigen wij.
En wij proclameren: geloof in Jezus Christus, en u zult vergeving ontvangen!
Wij bazuinen rond: geloof in Jezus Christus, en houdt u vast aan Zijn beloften over een hemelse toekomst!
Daar gaat het om.
Maar wat zien wij vandaag veel? Allerlei mensen hebben, zoals dat heet, moeite met diverse traditionele vormen van kerk-zijn. Al die vastgeroeste liturgieën, ze hebben er niets mee. Al die lange vermoeiende preken kunnen hen gestolen worden. Alles moet moderner. De kerk moet worden vernieuwd. Het liefst hangen we een groot bord op de kerkdeur: ‘Nu nog nieuwer!’. Die moderne mensen hebben geweldig veel aandacht voor de mensen in hun omgeving.
Echter: vaak ontkom ik niet aan de indruk dat de boodschap van Jezus een beetje wordt verzacht. En dat terwijl Hij er in Johannes 5 geen doekjes om windt: tegenover geloof staat ongeloof, en daar zit helemaal niets tussen. Met andere woorden: je kunt niet een beetje in Jezus geloven. Het is onjuist om te zeggen dat er een hogere macht bestaat; of iets boven ons.
In zending en evangelisatie gaat het uiteindelijk om het antwoord op de vraag: bent u vóór of tegen Jezus Christus?
Dit Schriftgedeelte is, als u het mij vraagt, ook belangrijk in ons contact met Jehova’s getuigen.
Zij citeren Johannes 5: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo”. En dan zeggen ze: Jezus is een geschapen wezen, en dus ondergeschikt aan God.
Zij willen niet begrijpen dat Jezus Zichzelf, willens en wetens, heeft vernederd om ons te redden. Voor het gemak vergeten zij teksten als Philippenzen 2: Jezus Christus “die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises”[3].
Iemand vatte de zaak treffend samen: “Hier op aarde werd Jezus dienstknecht. Hij diende Zijn Vader als Borg voor Zijn kinderen. Knecht is Hij in de hemel nooit geweest. In de hemel hoefde Jezus nooit te gehoorzamen. Daar was Hij, als Zoon, medegebieder, God, met de Vader”[4].
Op deze manier maken de Jehova’s getuigen een weinig geslaagd puzzelboek van Gods Woord.
Wij moeten ook in Johannes 5 maar gewoon laten staan wat er staat.
En laten wij daarbij dan Romeinen 15 maar repeteren: “Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden”[5].
Noten:
[1] Vandaag, woensdag 30 september 2015, vergadert Deo Volente de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Op die bijeenkomst zal Johannes 5 centraal staan. Het schrijven van dit artikel is een deel van mijn voorbereiding op die vergadering.
[2] In deze alinea gebruik ik onder meer: C.W. Rentier, “Tegenliggers of medestrijders”. In: De Waarheidsvriend, woensdag 12 november 2008, p. 12 (rubriek: Zending in zicht). Ook te vinden op www.digibron.nl . Geraadpleegd op donderdag 10 september 2015.
[3] Philippenzen 2:6, 7 en 8.
[4] Joost Veldhoen, “Met een folder aan de deur”. In: Daniël, donderdag 8 januari 2009, p. 20 en 21; citaat van pagina 21. Ook te vinden op www.digibron.nl . Geraadpleegd op donderdag 10 september 2015.
[5] Romeinen 15:4.