“Vandaar reisden zij naar Beër. Dat is de bron waarvan de HEERE tegen Mozes zei: Verzamel het volk en Ik zal hun water geven.
Toen zong Israël dit lied:
Spring op, put,
zing ervan in beurtzang!”.
Dat zijn woorden uit Numeri 21[1].
In de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap-1951 staat boven de perikoop: De tocht naar het veld van Moab. In de Herziene Statenvertaling staat er boven: Verschillende tochten van het volk Israël.
En daar draait het in Numeri 21 inderdaad om. Wij lezen over de ervaringen in de woestijn Zin: van Kades tot in het Overjordaanse[2].
Ter oriëntatie citeer ik nog enkele verzen: “Toen braken de Israëlieten op en zij sloegen hun kamp op in Oboth. Daarna braken zij op vanuit Oboth en sloegen hun kamp op bij de ruïnes van Abarim, in de woestijn die ten oosten van Moab ligt, waar de zon opkomt. Vandaar braken zij op en sloegen hun kamp op in het beekdal van Zered. Vandaar braken zij op en sloegen hun kamp op aan deze kant van de Arnon, die in de woestijn stroomt en uit het gebied van de Amorieten komt, want de Arnon is de grens van Moab, tussen Moab en de Amorieten. Daarom wordt er gezegd in het boek van de oorlogen van de HEERE: Waheb in Sufa, en de dalen van de Arnon, en de helling van de dalen, die zich uitstrekt tot de nederzetting Ar en aan het gebied van Moab grenst”[3].
Gods volk is op reis.
Ziet u al die mensen gaan? Dag aan dag, week aan week… Van honkvastheid is al jarenlang geen sprake. Wat een beproeving is dat eigenlijk!
Bij Beër – dat betekent: bron – wordt het volk voorzien van water. Het maakt het volk blij: er wordt een loflied gezongen.
“Spring op, put” – wat moeten we daar vandaag de dag mee?
“Spring op, put” – wat is de boodschap van die woorden voor ons?
Als in de praktijk als een opwellende bron opspringt krijg je een fontein. Als de Here aan het werk gaat zien we een magnifieke Goddelijke aanpak. Een wereldomvattende aanpak, uiteindelijk zelfs. Denkt u maar aan Psalm 87:
“Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen;
zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet:
die zijn daar geboren.
Van Sion wordt gezegd:
Man voor man is erin geboren.
De Allerhoogste Zelf doet haar standhouden.
De HEERE telt hen erbij,
wanneer Hij de volken opschrijft,
en zegt: Deze is daar geboren.
De zangers evenals zij die in reien dansen, zingen:
Al mijn bronnen zijn in u!”[4].
De Israëlieten mogen elkaar bemoedigen: onze God is groot; ja, dat is waar!
En wij mogen het weten: de God van het verbond staat aan het begin en aan het einde van de reis. In Openbaring 21 zegt Hij immers: “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens”[5].
Numeri is wel getypeerd met de woorden: wandel en strijd[6].
Iemand schreef: “In Numeri zien we de dienende en in het geloof strijdende mens”.
God zorgt liefdevol voor Zijn volk. Hij geeft water in een wereld waarin veel dorst is.
Daarom moet Gods volk de weg volgen die de Here wijst.
Daarom moet Gods volk op God vertrouwen, en Hem trouw blijven. Gewoon in het dagelijkse leven. Ook als ‘t onderweg is.
Het is belangrijk om die liefde van God goed te zien.
Waarom?
Ook in de wereld is veel liefde. De mensen zorgen voor elkaar. Er is respect voor elkaar. En laten wij eerlijk zijn: men is er, vooral in deze tijd, scherp op dat dat voor mensen van allerlei kleur en ras zo blijft. Denkt u alleen maar aan de steeds weer oplaaiende discussies rond Zwarte Piet.
Laten we niet te gauw zeggen dat er in de wereld geen liefde is. Wat dacht u van de wijkverpleging? Van het ziekenhuispersoneel? Van politiemensen, brandweerlieden en ambulancebroeders? Heel veel van die mensen doen hun werk met veel liefde. Alleen maar: die liefde is maar al te vaak een genegenheid die een menselijke oorsprong heeft. Velen vinden dat God niet al te veel met hun werk te maken heeft. Die liefde houdt bovendien bij de dood op. Want daarna is er voor die mensen het zwarte gat. Het doodstille niets. De zinloze leegte.
Welnu – in Numeri 21 zien we iets van Gods liefde. De Schepper van hemel en aarde heeft Zijn reizende volk gezond en in beweging gehouden. Als dat geen reden is om de lof op God te zingen! Dat gebeurt in Numeri 21 dan ook.
In Numeri 21 wordt nog uitgezien naar de eerste komst van Jezus Christus.
Reizende mensen lopen her en der butsen en deuken op. Maar de profeet Maleachi zegt om hoofdstuk 4: “Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal”[7].
De Israëlieten weten het zeker: er komt een moment dat het doel, het nieuwe vaderland, bereikt is. Dat zal me een feest worden!
Gods kinderen zijn ook vandaag op reis.
Ook wij zijn onderweg naar het beloofde land.
Paulus schrijft er in Philippenzen 3 over: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen”[8].
Wij zien uit naar de tweede komst van Jezus Christus.
En wij weten: Hij komt ons te Zijner tijd tegemoet. En dan… dan is het tijd voor de grootste ombuigingsoperatie, de grootste renovatie aller tijden! Dan komt – om met Efeziërs 1 te spreken – de tijd dat wij begrijpen “wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen”[9].
Zo reizen we verder.
Dag na dag, week na week…
Laten wij onderwijl maar biddend instemmen met de zonen van Korach in Psalm 84:
“O God, ons schild, wil met ons gaan,
Zie uw gezalfde gunstig aan.
Wij reizen naar uw stad, o Koning.
Eén dag is in uw huis mij meer
dan duizend zonder U, o HEER”[10].
Noten:
[1] Numeri 21:16 en 17.
[2] Numeri 20:1-22:1.
[3] Numeri 21:10-15.
[4] Psalm 87:4-7.
[5] Openbaring 21:6.
[6] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://www.oudesporen.nl/Download/OS1510.pdf .
[7] Maleachi 4:2.
[8] Philippenzen 3:20.
[9] Efeziërs 1:18.
[10] Psalm 84:5 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986).