gereformeerd leven in nederland

30 november 2017

Met God op reis

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

“Vandaar reisden zij naar Beër. Dat is de ​bron​ waarvan de HEERE tegen ​Mozes​ zei: Verzamel het volk en Ik zal hun water geven.
Toen zong Israël dit ​lied:
Spring op, put,
zing ervan in beurtzang!”.

Dat zijn woorden uit Numeri 21[1].
In de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap-1951 staat boven de perikoop: De tocht naar het veld van Moab. In de Herziene Statenvertaling staat er boven: Verschillende tochten van het volk Israël.
En daar draait het in Numeri 21 inderdaad om. Wij lezen over de ervaringen in de woestijn Zin: van Kades tot in het Overjordaanse[2].

Ter oriëntatie citeer ik nog enkele verzen: “Toen braken de Israëlieten op en zij sloegen hun kamp op in Oboth. Daarna braken zij op vanuit Oboth en sloegen hun kamp op bij de ruïnes van Abarim, in de woestijn die ten oosten van ​Moab​ ligt, waar de zon opkomt. Vandaar braken zij op en sloegen hun kamp op in het beekdal van ​Zered. Vandaar braken zij op en sloegen hun kamp op aan deze kant van de ​Arnon, die in de woestijn stroomt en uit het gebied van de Amorieten komt, want de ​Arnon​ is de grens van ​Moab, tussen ​Moab​ en de Amorieten. Daarom wordt er gezegd in het ​boek​ van de ​oorlogen​ van de HEERE: Waheb in Sufa, en de dalen van de ​Arnon, en de helling van de dalen, die zich uitstrekt tot de nederzetting Ar en aan het gebied van ​Moab​ grenst”[3].
Gods volk is op reis.
Ziet u al die mensen gaan? Dag aan dag, week aan week… Van honkvastheid is al jarenlang geen sprake. Wat een beproeving is dat eigenlijk!

Bij Beër – dat betekent: bron – wordt het volk voorzien van water. Het maakt het volk blij: er wordt een loflied gezongen.

“Spring op, put” – wat moeten we daar vandaag de dag mee?
“Spring op, put” – wat is de boodschap van die woorden voor ons?
Als in de praktijk als een opwellende bron opspringt krijg je een fontein. Als de Here aan het werk gaat zien we een magnifieke Goddelijke aanpak. Een wereldomvattende aanpak, uiteindelijk zelfs. Denkt u maar aan Psalm 87:
“Ik noem ​Rahab​ en Babel onder wie Mij kennen;
zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet:
die zijn daar geboren.
Van Sion wordt gezegd:
Man voor man is erin geboren.
De Allerhoogste Zelf doet haar standhouden.
De HEERE telt hen erbij,
wanneer Hij de volken opschrijft,
en zegt: Deze is daar geboren.
De zangers evenals zij die in reien dansen, zingen:
Al mijn bronnen zijn in u!”[4].
De Israëlieten mogen elkaar bemoedigen: onze God is groot; ja, dat is waar!
En wij mogen het weten: de God van het verbond staat aan het begin en aan het einde van de reis. In Openbaring 21 zegt Hij immers: “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de ​bron​ van het water des levens”[5].

Numeri is wel getypeerd met de woorden: wandel en strijd[6].
Iemand schreef: “In Numeri zien we de dienende en in het geloof strijdende mens”.
God zorgt liefdevol voor Zijn volk. Hij geeft water in een wereld waarin veel dorst is.
Daarom moet Gods volk de weg volgen die de Here wijst.
Daarom moet Gods volk op God vertrouwen, en Hem trouw blijven. Gewoon in het dagelijkse leven. Ook als ‘t onderweg is.

Het is belangrijk om die liefde van God goed te zien.
Waarom?
Ook in de wereld is veel liefde. De mensen zorgen voor elkaar. Er is respect voor elkaar. En laten wij eerlijk zijn: men is er, vooral in deze tijd, scherp op dat dat voor mensen van allerlei kleur en ras zo blijft. Denkt u alleen maar aan de steeds weer oplaaiende discussies rond Zwarte Piet.
Laten we niet te gauw zeggen dat er in de wereld geen liefde is. Wat dacht u van de wijkverpleging? Van het ziekenhuispersoneel? Van politiemensen, brandweerlieden en ambulancebroeders? Heel veel van die mensen doen hun werk met veel liefde. Alleen maar: die liefde is maar al te vaak een genegenheid die een menselijke oorsprong heeft. Velen vinden dat God niet al te veel met hun werk te maken heeft. Die liefde houdt bovendien bij de dood op. Want daarna is er voor die mensen het zwarte gat. Het doodstille niets. De zinloze leegte.
Welnu – in Numeri 21 zien we iets van Gods liefde. De Schepper van hemel en aarde heeft Zijn reizende volk gezond en in beweging gehouden. Als dat geen reden is om de lof op God te zingen! Dat gebeurt in Numeri 21 dan ook.

In Numeri 21 wordt nog uitgezien naar de eerste komst van Jezus Christus.
Reizende mensen lopen her en der butsen en deuken op. Maar de profeet Maleachi zegt om hoofdstuk 4: “Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der ​gerechtigheid​ opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal”[7].
De Israëlieten weten het zeker: er komt een moment dat het doel, het nieuwe vaderland, bereikt is. Dat zal me een feest worden!

Gods kinderen zijn ook vandaag op reis.
Ook wij zijn onderweg naar het beloofde land.
Paulus schrijft er in Philippenzen 3 over: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere ​Jezus​ ​Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen”[8].
Wij zien uit naar de tweede komst van Jezus Christus.
En wij weten: Hij komt ons te Zijner tijd tegemoet. En dan… dan is het tijd voor de grootste ombuigingsoperatie, de grootste renovatie aller tijden! Dan komt – om met Efeziërs 1 te spreken – de tijd dat wij begrijpen “wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn ​erfenis​ in de ​heiligen”[9].

Zo reizen we verder.
Dag na dag, week na week…
Laten wij onderwijl maar biddend instemmen met de zonen van Korach in Psalm 84:
“O God, ons schild, wil met ons gaan,
Zie uw gezalfde gunstig aan.
Wij reizen naar uw stad, o Koning.
Eén dag is in uw huis mij meer
dan duizend zonder U, o HEER”[10].

Noten:
[1] Numeri 21:16 en 17.
[2] Numeri 20:1-22:1.
[3] Numeri 21:10-15.
[4] Psalm 87:4-7.
[5] Openbaring 21:6.
[6] In het onderstaande gebruik ik onder meer http://www.oudesporen.nl/Download/OS1510.pdf .
[7] Maleachi 4:2.
[8] Philippenzen 3:20.
[9] Efeziërs 1:18.
[10] Psalm 84:5 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986).

29 november 2017

Lessen uit Massa en Meriba

Massa en Meriba: die plaats kennen we uit Exodus 17.
Ik citeer:
“Het volk smachtte daar naar water en het volk morde tegen ​Mozes​ en het zei: Waarom hebt u ons toch uit Egypte laten vertrekken? Om mij, mijn ​kinderen​ en mijn ​vee​ van dorst te laten omkomen? Toen riep ​Mozes​ tot de HEERE: Wat moet ik met dit volk doen? Het scheelt niet veel of zij zullen mij ​stenigen. De HEERE zei tegen ​Mozes: Trek vóór het volk uit, en neem enkelen van de ​oudsten​ van Israël met u mee. Neem uw staf, waarmee u de ​Nijl​ sloeg, in uw hand en ga op ​weg. Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de ​Horeb​ staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En ​Mozes​ deed dit voor de ogen van de ​oudsten​ van Israël. Hij gaf die plaats de naam Massa en Meriba, vanwege de onenigheid van de Israëlieten en omdat zij de HEERE op de proef gesteld hadden door te zeggen: Is de HEERE nu in ons midden of niet?”[1][2].

Er is flinke ruzie in Israël. Er dreigen zelfs doden te vallen.
Het volk heeft dorst. Uitgedroogd is het!
Toch is die uitdroging niet het meest principiële probleem. Het punt is: is de Here in ons midden of niet?
De bovenstaande vraag formuleert een probleem van alle tijden.
Wie naar De Gereformeerde Kerken in Nederland (DGK) kijkt, kan zomaar denken: wat stelt dit kleine groepje nou voor?
Wie een blik werpt op de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN) kan zich afvragen: hoe moet dit eigenlijk verder, en waar komen we terecht?
In Exodus 17 is de Verbondsgod er wel degelijk bij. De Here zegt het expliciet: “Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de ​Horeb​ staan”. De Here is vlakbij het water. Hij is present.
Wie tot de Here roept, zal gehoor vinden. Toegegeven: zo voelt het niet altijd. Wie denkt er soms niet: waar doe ik het allemaal voor? Laten we echter vasthouden dat het geloof een stellig weten en een vast vertrouwen is[3].
Massa en Meriba leren ons: ook al lijkt het christelijk leven hopeloos, de Here is aanwezig en Hij is volop actief!

In Numeri 20 staat deze geschiedenis nog eens beschreven. En daar staat dan bij: “Maar de HEERE zei tegen ​Mozes​ en tegen Aäron: Omdat u niet in Mij geloofd hebt, en Mij voor de ogen van de Israëlieten niet ​geheiligd​ hebt, zult u deze ​gemeente​ niet in het land brengen dat Ik hun gegeven heb. Dit is het water van Meriba, waar de Israëlieten de HEERE ter verantwoording riepen, en waar Hij onder hen ​geheiligd​ werd”[4].
De Here heiligen – wat betekent dat? Dat wil zeggen dat Hij als Heilige erkend dient te worden. We moeten Hem loven. En eren. En prijzen.
In Numeri 20 verzorgt de God van het verbond klaarblijkelijk Zijn eigen heiliging. En dat is beslist niet de bedoeling.
Het is, dunkt mij, belangrijk het bovenstaande tot ons door te laten dringen. Ons kerklidmaatschap kan zomaar iets zakelijks krijgen. We weten wel dat we gered zijn; maar we zeggen het niet meer. We erkennen wel dat we God dankbaar moeten wezen, maar dat is vooral iets van het hart; stel je voor dat we te evangelisch klinken… Laten we daar maar niet te bang voor wezen!

Psalm 81 herinnert ons er aan:
“In de benauwdheid riep u en Ik redde u,
Ik antwoordde u uit de schuilplaats van de donder;
Ik beproefde u bij het water van Meriba.
Mijn volk, zei Ik, luister, en Ik zal onder u getuigen;
Israël, als u naar Mij luisterde!
Er mag onder u geen andere god zijn,
u mag zich voor geen vreemde god neerbuigen.
Ik ben de HEERE, uw God,
Die u uit het land Egypte leidde.
Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen”[5].
In deze wereld is er weinig waar we werkelijk op kunnen vertrouwen. Soms doen we wel alsóf. Maar altijd komt er een moment dat blijkt dat we bedrogen uit komen. Daarop is één uitzondering: op onze God kunnen we altijd rekenen!
Ja maar, zeggen sommigen, het lijkt wel alsof ik nimmer antwoord krijg. Is het niet logisch dat ik teleurgesteld ben?
Nee, dat is het niet. Alleen al het feit dat wij voor Gods aangezicht leven is een blijk van Zijn zegen. En wij moeten geloven dat Hij alles wat we meemaken en alles wat we niet ontvangen, ten goede zal laten meewerken!

Het is van groot belang dat ons hart zacht blijft. Toegankelijk voor het Evangelie, bedoel ik.
Nee, het is geen luxe om dat nog maar eens vast te stellen.
Voordat we ’t weten zijn we in de kerk geïrriteerd. Geërgerd. Boos. Gedesillusioneerd. En soms zijn we zodanig gefrustreerd dat we niet meer voor rede vatbaar zijn. Wij zijn voor niets of niemand meer bereikbaar.
Voor zo’n harde houding moeten we oppassen. Niet voor niets leert Psalm 95 ons:
“Heden, indien u Zijn stem hoort,
verhard uw ​hart​ niet, zoals te Meriba,
zoals in de dagen van Massa in de woestijn:
daar stelden uw vaderen Mij op de proef,
daar beproefden zij Mij, hoewel zij Mijn werk zagen”[6].

Trouwens, het kan zomaar gebeuren dat zulke frustratie, om zo te zeggen, als een onzichtbare golf door de kerk gaat. Dan wordt het gefrustreerden gaandeweg groter, totdat hun aantal zeer groot geworden is.
Leest u maar mee in Psalm 106:
“Zij maakten Hem zeer toornig bij het water van Meriba,
het verging ​Mozes​ slecht omwille van hen.
Want zij tergden zijn geest,
zodat hij met zijn lippen ondoordachte woorden sprak”[7].
Kerkmensen kunnen, zonder dat zij dat zelf beseffen, voor de mensen om hen heen stenen des aanstoots zijn!

Laten we de Here, onze God, maar loven en prijzen.
Laten we de belofte die we in Psalm 145 uitzingen, maar waar maken:
“Mijn God en Koning, alle vorsten Heer,
ik zing verheugd uw heil’ge naam ter eer.
Uw naam zo groot en vol van majesteit
zal ik verheffen tot in eeuwigheid”[8].

Noten:
[1]
Exodus 17:3-7.
[2] Deze keuze houdt verband met het feit dat vanavond de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen vergadert; die vergadering hoop ik bij te wonen. Tijdens die bijeenkomst wordt Exodus 15:22-17:16 besproken. Dat zal gebeuren aan de hand van: Ds. B. van Zuijlekom, “God komt tot Zijn volk; schetsen over het boek Exodus”. – Bond van Mannenverenigingen op Geref. Grondslag, 1986. – schetsen 17 en 18, p. 60-66.
[3] De uitdrukking komt uit: Heidelbergse Catechismus – Zondag 7, antwoord 21.
[4] Numeri 20:12 en 13.
[5] Psalmen 81:8-11.
[6] Psalm 95:7 b, 8 en 9.
[7] Psalm 106:32 en 33.
[8] Dit is het eerste deel van Psalm 145:1 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986).

28 november 2017

Vrije wandelaars

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

“Christus heeft heel de tijd van zijn leven op aarde, maar vooral aan het einde daarvan, de toorn van God tegen de zonde van het hele menselijke geslacht aan lichaam en ziel gedragen”.
Die zin kennen de meeste lezers wel, naar ik aanneem. De woorden staan in Zondag 15 van de Heidelbergse Catechismus[1].

Dat geloven wij.
Dat verkondigen wij.
Daar staan wij voor.
Voor veel lezers spreekt dat vertrouwen bijna vanzelf.

En natuurlijk, Gereformeerden worden wel eens met de nek aangekeken. Maar het is niet zo dat zij hun geloof niet meer mogen belijden. Kerkdiensten mogen worden belegd, in alle vrijheid.
Dat is prachtig.

In een land als China gaat het er heel anders aan toe.
Neem nu voorzitter Qi Yan van de Communistische Partij in de plaats Huangjinbu. Christenen in de regio Yugan moeten leren om hun vertrouwen te stellen op de partij, en niet op religie, zegt hij.
In het Reformatorisch Dagblad stond onlangs te lezen: “‘Veel mensen op het platteland zijn onwetend’, zei Yan dinsdag tegen de krant South China Morning Post. ‘Ze denken dat God hun helper is. Na het werk van onze partijkaders zullen ze hun misvattingen echter inzien en denken: we moeten niet langer op Jezus vertrouwen, maar op de partij voor hulp’”.
Het RD meldde ook:
“In Yugan moet de officieel atheïstische partij vechten voor haar invloed, tegenover het christendom dat steeds meer aanhang krijgt. Yugan staat zowel bekend om zijn hoge armoedecijfers als om zijn grote christelijke gemeenschap. Meer dan 11 procent van de 1 miljoen inwoners leven onder de armoedegrens, terwijl zo’n 10 procent zich tot het christendom rekent.
In heel China wint het christendom intussen aan populariteit. Volgens sommige schattingen zijn er meer christenen in het land dan de 90 miljoen leden van de Communistische Partij”[2].
En:
“Volgens de lokale partijleider Qi is de situatie niet zo dramatisch. Christenen is volgens hem niet gevraagd om de posters en symbolen helemaal weg te doen, maar die geen centrale plaats meer in de huizen te geven. „Ze kunnen die nog in andere kamers hangen (…). Wat we hen vragen, is om in het midden van hun woonkamers iets op te hangen wat de vriendelijkheid van de partij niet doet vergeten”.

Wie dat leest, beseft dat het er in Nederland nog heel beschaafd aan toe gaat.
Maar die lezer trekt waarschijnlijk ook zijn wenkbrauwen op.
Vanuit Nederlandse overheden wordt relatief weinig druk uitgeoefend  op het Neêrlandse kerkelijke leven. Goed, die druk is er soms wel. Maar die druk is toch vrij subtiel.
Er is dus sprake van lichte druk.
Maar nu al doen veel kerkmensen pogingen om het Evangelie een beetje aan te passen.

Bijvoorbeeld aldus:
* Wij hebben geen bloeddorstige God, zeggen sommigen
* De vrouw mag in het ambt staan, besluit een GKv-synode.
* Diverse niet-Schriftuurlijke samenlevingsvormen – samenwonen, homohuwelijk –  moeten we, naar men zegt, accepteren; schoorvoetend, maar toch.
En waarom trekt men dergelijke conclusies? Antwoord: men wil aansluiting vinden bij de hedendaagse cultuur. Met een bloeddorstige c.q. mensonvriendelijke Boodschap kun je, meent men, vandaag niet meer aankomen.
De grote vraag is natuurlijk: wat gebeurt er als de druk groter wordt? Wat gebeurt er als Gereformeerden in Nederland zulk een Evangelie niet meer mogen verkondigen? Gaan zij dan met de wereld mee? Of gaan zij dan terug naar het Evangelie?
In het laatste geval is er een gerede kans dat seculiere burgers dan vreemd opkijken: ‘jullie waren altijd zo meegaand, en nu…’.

In dit verband wijs ik u op Hebreeën 13: “Want van de dieren waarvan het bloed als verzoening voor de ​zonde​ door de ​hogepriester​ het ​heiligdom​ werd binnengedragen, werden de lichamen buiten de legerplaats verbrand. Daarom heeft ook ​Jezus, om door Zijn eigen bloed het volk te ​heiligen, buiten de ​poort​ geleden. Laten wij dan naar Hem uitgaan buiten de legerplaats en Zijn smaad dragen. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige”[3].
De Hebreeënschrijver zegt eigenlijk:
* Scheidt u alvast maar af
* Dan gaan wij samen de goede kant op
* Want wij zoeken de toekomstige stad.

Gereformeerden streven er naar om daar te komen. Daarom is de huidige wereld, in zekere zin, niet zo belangrijk.
Wij zijn hoe langer hoe meer vreemdelingen in deze wereld.
Over dat vreemdelingschap schrijft Petrus in zijn eerste brief: “En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw ​vreemdelingschap, in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van ​Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam”[4].

Als u zich, om zo te zeggen, al wandelend gaandeweg van de wereld afscheidt, moet u zich één ding blijven realiseren.
Dat is dit: zinloos wandelen is er niet meer bij.
Al wandelend zullen we er achter komen dat velen ons steeds vaker beschouwen als mensen uit een andere wereld. En strikt genomen is dat ook zo.
Wij wandelen als vrije mensen door de wereld, op weg naar een heerlijke samenleving.

En ook voor ons geldt dat moedgevende woord uit Jesaja 40: “…maar wie de HEERE verwachten, zullen hun kracht vernieuwen, zij zullen hun vleugels uitslaan als arenden, zij zullen snel lopen en niet afgemat worden, zij zullen lopen en niet moe worden”[5].

Noten:
[1] Heidelbergse Catechismus – Zondag 15, antwoord 37.
[2] “Kruis weg, Xi Jinping in de plaats”. In: Reformatorisch Dagblad, woensdag 15 november 2017, p. 1.
[3] Hebreeën 13:11-14.
[4] 1 Petrus 1:17, 18 en 19.
[5] Jesaja 40:31.

27 november 2017

Heilige dienst

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , , ,

In dit artikel is ‘dienstbaar’ een belangrijk trefwoord.

Daarbij wijs ik vooral op Romeinen 6.
“En, vrijgemaakt van de ​zonde, bent u dienstbaar gemaakt aan de ​gerechtigheid”[1].
Even verderop in datzelfde hoofdstuk staat:
“Maar nu, van de ​zonde​ vrijgemaakt en aan God dienstbaar gemaakt, hebt u uw vrucht, die tot ​heiliging​ leidt, met als einde eeuwig leven”[2].

Waarom schrijf ik vandaag over dienstbaarheid?
In zo ongeveer alle Nederlandse kerkverbanden komen we ruzie tegen. Soms lopen de ruzies hoog op.
Eén van de meest geruchtmakende zaken in de laatste tijd is wel de kwestie-Kruiningen in de Gereformeerde Gemeenten[3].

Ambtsdrager zijn in de kerk: dat is niet altijd makkelijk. Dat kan ik uit ervaring zeggen; ik ben er zelf één.
De vraag is: kunnen we in zo’n wereld nog wel met goed fatsoen ambtsdrager wezen? Maak je jezelf niet belachelijk?
Trouwens, is het sowieso nog wel de moeite waard om in 2017 kerklid te wezen? Want zegt u nou zelf: er is altijd wel wát…

Mijn antwoord is: ambtsdrager en kerklid wezen, dat is beslist de moeite waard!

Zo kom ik op Romeinen 6.
Wij zijn van de zonde vrijgemaakt, staat er. Dat hebben we niet zelf gedaan.
Wij zijn aan God dienstbaar gemaakt. En wederom: dat hebben we niet zelf gedaan.
God zij dank, schrijft Paulus[4].
Het is aan God te danken dat wij keuzes maken die in lijn zijn met Gods Woord. De zonde is er nog wel in ons leven, maar die heeft geen macht meer over ons. Heilige boontjes zullen wij nooit worden, maar geheiligde mensen zijn we wel. Ondanks onszelf!
Wij gaan het eeuwige leven tegemoet. Wie naar zichzelf kijkt, denkt wellicht: hoe is ’t mogelijk? Nee – we hebben er geen recht op, maar het is echt waar. Die genadegave kregen wij van de God van het verbond. En die neemt niemand ons meer af!
Of we nu ambtsdrager of kerklid zijn: de belofte van de komende heerlijkheid dragen we altijd met ons mee.

Romeinen 6 maakt deel uit van een groter geheel, dat in hoofdstuk 5 begint.
We stammen af van Adam, de eerste mens die ongehoorzaam werd aan Gods verordeningen. De erfzonde kwam in de wereld. Alle mensen verdienden daarom de zwaarst denkbare straf.
Maar in Christus krijgen Gods uitverkoren kinderen het leven terug.
Christus zorgt ervoor dat de oude mens de aftocht blazen moet. De oude mens is met Christus gekruisigd. In het leven van gelovigen is de zonde daarom niet de meer de grootste macht. Wat niet wegneemt, dat ons hele leven een hele strijd wezen kan!
Maar de afloop van die strijd staat al vast. Want Jezus Christus, onze Heiland, heeft de beslissende slag al gewonnen.
En wij weten het zeker: niets, helemaal niets, kan ons van Christus’ liefde scheiden![5]

Gereformeerden zijn geneigd om voor die overtuiging uit te komen. Duidelijk. Scherp omlijnd.
Bijna niemand gelooft hen. Want zo gaat dat in een seculiere maatschappij. Daarom is in die samenleving een gedecideerde houding nodig.
De assertieve houding die in de wereld nodig is, nemen we te vaak ook op het kerkplein en in het Nederlandse kerkelijke leven aan. Mede daardoor komt het dat Gereformeerden zo vaak scherp tegenover elkaar staan.
En dat terwijl alle gelovigen de beloften van de komende heerlijkheid ontvangen hebben. Alle kerkleden zijn dienstbaar gemaakt.

Wat betekent dat in de praktijk?
In ieder geval wel het volgende.
* Dat betekent dat op het kerkplein en in het Nederlandse kerkelijke leven goede samenwerking driedubbel zo belangrijk is als in de wereld.
* Dat betekent dat op het kerkplein en in het Nederlandse kerkelijke leven de saamhorigheid driedubbel zo belangrijk is als in de wereld.
* Dat betekent dat meningsverschillen over praktische dingen nooit tot een diepgaande kloof zouden mogen leiden.

In de kerk en op het kerkplein is iedereen, met zijn of haar eigen gaven, in dienst van de hoge God. Wij dragen zijn beloften mee, en proclameren die in de wereld. Dat mogen we, als ik dat zo zeggen mag, feestelijk radicaal doen. Ons leven heeft een gouden randje, wat er ook gebeurt.
Maar wij mogen niet radicaal zijn als iemand iets doet wat ons niet bevalt. Wij mogen niet extreem zijn als iemand iets schrijft dat ons niet welgevallig is. Naar mijn smaak komt het te vaak voor dat kerkmensen, al of niet stilzwijgend, worden afgeschreven.
In sommige gevallen gaat het niet om de kerkleer, maar om botsing van persoonlijkheden. Dat schijnt in de kwestie-Kruiningen zo te zijn[6].
Romeinen 6 leert ons dat dergelijke zaken totaal onacceptabele situaties opleveren!

Kinderen van God vormen samen, om zo te zeggen, het paleispersoneel waarover de hoge God op aarde de beschikking heeft.
Een betere roeping bestaat er niet!
Ik noteer het graag nog eens een keer: ambtsdrager en kerklid wezen – ja, dat is de moeite waard!

Ja, ik weet dat het een onoverzichtelijke tijd is.
Ja, ik weet dat Gods kinderen graag voelen dat zij het gelijk aan hun kant hebben.
Ja, ik weet dat kinderen van God het bij tijd en wijle grondig met elkaar oneens zijn. Dat geeft niet. Als wij steeds maar terugkeren naar onze kerntaak. De taak zoals Psalm 106 die omschrijft:
“Geprezen zij de HEER die leeft,
die Israël verkoren heeft.
Hij brengt straks heel zijn volk tezamen.
Gezegend zij zijn trouw beleid.
Zegg’ al het volk nu: Amen, amen.
Loof hem in alle eeuwigheid”[7].

Noten:
[1] Romeinen 6:18.
[2] Romeinen 6:22.
[3] Zie https://www.rd.nl/thema/kerk-religie/kwestie-kruiningen ; geraadpleegd op woensdag 15 november 2017.
[4] Romeinen 6:17.
[5] Het voorgaande is de korte inhoud van Romeinen 5:12-8:39. Zie ook http://www.oudesporen.nl/Download/HB325.pdf  ; geraadpleegd op woensdag 15 november 2017.
[6] Zie https://cip.nl/65318-synodepreses-ds-j-j-van-eckeveld-keurt-actie-ds-bredeweg-af ; geraadpleegd op woensdag 15 november 2017.
[7] Psalm 106:22 (berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986).

24 november 2017

Samen in het geloof blijven

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Iedere zondag komen we in de kerk. Daar komen we, over het algemeen genomen, altijd dezelfde mensen tegen.

We kennen elkaar. We weten wie er altijd vroeg zijn. Het is bekend: als het gezin XYZ binnen is, kunnen we beginnen. We bejegenen elkaar veelal als goede kennissen. We weten wat we aan elkaar hebben. Als het een beetje wil, weten we iets van elkaars zwakke punten, elkaars pijnpunten; die ontwijken we zoveel mogelijk.
Zo nu en dan komen er een paar mensen bij. Soms gaan enkelen verhuizen. En ja, oude mensen overlijden uiteindelijk.
Zo werkt dat in de kerk. Oppervlakkig bezien, althans.

Paulus geeft ons in Colossenzen 1 een wat beter zicht op de gemeente. Want hij schrijft:
“En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem. En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de ​gemeente, Hij, Die het begin is, de ​Eerstgeborene​ uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn”[1].

Wij moeten goed tot ons laten doordringen wat daar staat.

De gemeente begint ergens. Preciezer: de gemeente begint bij Iemand.
Nee, de start ligt niet bij een paar godsdienstige enthousiastelingen. Nee, alles heeft zijn vertrekpunt bij de Here Jezus Christus. Hij zet mensen bij elkaar. En Hij houdt ze bij elkaar.
En laten wij het maar ruiterlijk toegeven: dat er zoveel kerkelijke verdeeldheid is, vindt z’n oorzaak in de dwarsigheid van mensen.

Alles wat op deze aarde bestaat, wordt door de Here geregeld, georganiseerd en onderhouden. Alles wordt door Hem geregeerd.
Regelmatig wordt er geklaagd dat er op deze aarde nog zoveel te wensen over is. De mensen vragen: natuurrampen, oorlogen…, waarom doet God daar niets aan? Dergelijke vragen worden gesteld omdat men wil zich niet realiseren dat de aarde reeds vernietigd zou zijn als de Heer van hemel en aarde Zijn toorn over de zonde de vrije loop liet!

Jezus Christus is de Leider van de kerk. Hij zorgt dat het werk in de gemeente doorgaat. Hij stuurt de dominee aan. En ook de overige leden van de kerkenraad. En de diakenen, tevens.

Hij is de Eerstgeborene uit de doden. En ja, er komen nog veel meer opgewekte mensen. Mensen die uit de doden opgewekt worden, bedoel ik.
Om het met Colossenzen 1 te zeggen: “Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door ​vrede​ te maken door het bloed van Zijn ​kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn”[2].

In de kerk zitten de mensen die voor eeuwig leven
.
Dat is het etiket van de kerk. Zeker, in de kerk zitten ook huichelaars. De Dordtse Leerregels zeggen daarover: “Weliswaar wordt deze leer door het vlees niet begrepen, door de satan gehaat, door de wereld bespot, door onkundige mensen en huichelaars misbruikt en door dwaalgeesten bestreden, maar de bruid van Christus heeft haar altijd als een schat van oneindige waarde innig liefgehad en standvastig verdedigd. God zal ervoor zorgen, dat zij dit ook zal blijven doen; tegen Hem kan geen plan iets uitrichten en is geen enkele macht opgewassen. Deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen”[3].

God moet tot Zijn eer komen!
Dat is het adagium als we nu een ogenblik naar de kerkmensen kijken.

In de kerk organiseren we nogal eens activiteiten voor bepaalde categorieën mensen.
Voor ouderen bijvoorbeeld.
Een koffieochtend, bijvoorbeeld. Met een meditatie door de predikant, als dat kan.

Het is, bijvoorbeeld, ook goed om aandacht te hebben voor jongeren van 18 tot pakweg 30 jaar.
In een zich snel ontwikkelende samenleving moeten zij keuzes maken. En het is hen niet altijd meteen duidelijk wat de Here, in hun specifieke situatie, van hen vraagt.

Maar het zou niet goed zijn als al die mensen op zichzelf bleven staan.
Ouderen moeten beseffen dat zij levenservaring hebben die voor de jeugd heel belangrijk kan wezen.
Ouderen moeten jongeren kunnen vinden. Als er een klusje in huis moet gebeuren, bijvoorbeeld.
Het is een heel moderne vraag: hoe brengen we mensen bij elkaar? Welnu, in de kerk moet dat niet al te moeilijk wezen.

De kerkenraad heeft hierin een taak, die we niet moeten onderschatten.
Terecht schreef de Christelijke Gereformeerde predikant D. Quant eens: in heel veel situaties is “het aftasten van de meningen en gevoelens van gemeenteleden” reuze belangrijk. “Zo zal uiteindelijk ook het gezag van de kerkenraad blijken. Men kan al lange tijd in de samenleving vernemen dat gezag ‘verworven moet worden’. Zo is het in de gemeente van de Here Jezus niet: dat geestelijk gezag wordt door Hem geschonken. Maar (…) een ambtsdrager moet bedenken dat hij van God autoriteit heeft gekregen, maar hij moet zich niet autoritair opstellen. Hij moet geen ambtelijk troontje bestijgen”[4].

Te allen tijde moeten we beseffen: in de kerk zitten mensen met wie God zich verzoend heeft. Kinderen, jongeren, mensen van middelbare leeftijd, bejaarden…: zij allen krijgen, om het zo te zeggen, te maken met hemelse recreatie.
In de taal van Colossenzen 1 klinkt dat als: “En Hij heeft u, die voorheen vervreemd was en vijandig gezind, zoals bleek uit uw slechte daden, nu ook verzoend, in het lichaam van Zijn vlees, door de dood, om u ​heilig​ en smetteloos en onberispelijk voor Zich te plaatsen, als u tenminste in het geloof blijft, gefundeerd en vast”[5].

Samen in het geloof blijven – vandaag, morgen en overmorgen.
Dat is het doel van de kerkenraad.
Dat is, als het goed is, het doel van de kinderen in de kerk.
Van jongeren.
Van ouderen.
En ja, ook van stokoude gelovigen.

In de kerk hoeft het niet per se gezellig te wezen.
Maar de activiteiten moeten wel gefundeerd zijn op Gods Woord. Dat wel.

Noten:
[1] Colossenzen 1:17 en 18.
[2] Colossenzen 1:19 en 20.
[3] Dordtse Leerregels, hoofdstuk V, artikel 15.
[4] D. Quant, “Kerkenraad, wat dóe je toch!?”. In: Ambtelijk Contact – studieblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde kerken in Nederland –  juni 2015, nr. 6, p. 658-668. Citaat van p. 662. Ook te vinden via www.digibron.nl .
[5] Colossenzen 1:21, 22 en 23 a.

23 november 2017

Luisteren met een half oor?

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

“Protestanten verlegen met verschillen”.
Dat staat boven een lang artikel op de website van het Reformatorisch Dagblad[1].

Het bericht gaat over een inspiratie-event van de Evangelische Omroep. De EO bestaat namelijk vijftig jaar.

Wij moeten zoeken naar datgene wat ons bindt, zo wordt tijdens die bijeenkomst gezegd.
En:
Wij moeten jongeren meer aanspreken; theologische verschillen interesseren hen niet zo veel. De praktijk is heel belangrijk!
Maar ook:
Verschillen moet je benoemen. Praat met elkaar, en niet alleen maar over elkaar. Juist tijdens die gesprekken moet je de zaken scherp stellen.
En:
Wie aan de rand van de samenleving werkt, merkt dat er veel verbondenheid is met allerlei christenen. Richt je op de kern, dan wordt het allemaal veel duidelijker.
En:
Wij kunnen eenheid vinden in de geloofsbelijdenis van Nicea, toegespitst op het leven, sterven en opstanding van Christus.

U ziet het, de meningen over de omgang met verschillen zijn nogal verschillend.
Sommigen negeren ze gewoon.
Anderen zeggen dat het met het benoemen van verschillen duidelijk wordt waar je zelf staat.
Weer anderen zeggen dat allerlei theoretisch geneuzel uit de tijd is en dat slechts de praktijk onze aandacht hebben moet.
Anderen vinden dat we niet moeilijk moeten doen over details, en terug moeten naar de kern van het Evangelie: Jezus Christus.

Ik zou willen zeggen: er is weinig nieuws onder de zon. Er wordt veel gepraat en niet al te veel in de Bijbel gelezen.

Het bovenstaande brengt mij bij 2 Kronieken 12.

In dat hoofdstuk gaat het, in eerste instantie althans, nogal goed met koning Rehabeam. Het gaat hem voor de wind. Maar als hij eenmaal een gevestigd regent is, verlaten hij – en heel Israël met hem – de Here.
Er komt meteen een straf op de zonde. Koning Sisak, de koning van Egypte, trekt tegen Israël ten strijde. Nee, dat is geen toeval. Want de Here zegt: “Ú hebt Mij verlaten, daarom heb Ík u ook overgelaten in de handen van ​Sisak”[2].
Dat begrijpen de leiders van Israël best. En ja, zij bekennen schuld. De Here heeft eigenlijk wel gelijk, zeggen ze. Zijn maatregel is, op de keper beschouwd, heel rechtvaardig.
Daarop verzacht de hemelse Here de straf. De Israëlieten zullen niet om het leven komen. Nee, zij zullen in dienst komen bij Sisak en de zijnen. De Here zegt: “Zij zullen hem echter tot dienaren zijn, zodat zij het verschil tussen Mijn dienst en de dienst van de koninkrijken van de landen leren kennen”[3].

Laten wij even goed kijken wat hier gebeurt.
Het is niet zo dat de Israëlieten de Here niet kennen. Zij weten best wel wie Hij is. En ze weten heel goed wat Hij wil.
Echter, de dienst aan de Here wordt niet meer zo serieus genomen. In de praktijk van het leven werkt het volk van God aan eigen inbreng. Zij werken ook heel wat eigen ideeën uit.
De God van hemel en aarde voert een lik op stuk-beleid.
Maar het is niet zo dat Hij in blinde drift alles wat met Israël te maken heeft kort en klein slaat. Als de Israëlieten ootmoedig en deemoedig de Goddelijke rechtvaardigheid erkennen, voert God een beleidswijziging door. Zijn volk blijft in leven.
Hier zien wij dat God trouw is aan Zijn verbond. Eenmaal uitgekozen blijft uitverkoren.
Maar de Here zegt wel: ik zal Mijn volk confronteren met de verschillen tussen de dienst aan Sisak en de gehoorzaamheid aan Mij!

Vandaag de dag menen de mensen dat je in alle rust moet omgaan met verschillen. Je moet er, zo stelt men nuchter vast, kalm mee omgaan. Niet te veel forceren. En niet teveel traineren.
Dat de Here wil dat wij nauwkeurig nagaan wat Hij in de omstandigheden van 2017 van Zijn volk vraagt, dat komt niet eens in de mensen op. Zij praten over veelkleurigheid. En over verschillende gaven. Over de manieren waarop zij dingen aanpakken en de keuzes die zij maken.
Maar wie vraagt wat de Here vandaag precies wil, wordt met een scheef oog aangekeken. Je wordt beschouwd als iemand die extreem is, en overdreven moeilijk loopt te doen.

Over koning Rehabeam wordt gezegd: “En hij deed wat slecht was, omdat hij zijn ​hart​ er niet op richtte om de HEERE te zoeken”[4].
Met andere woorden: de koning demonstreerde een zekere halfslachtigheid.

Maar nu hoor ik u vragen: kun je nou zeggen dat sommigen bij de Evangelische Omroep halfslachtig zijn? Dat is toch beledigend? Die mensen doen toch oprecht hun best?
Die vragen begrijp ik wel.
Maar weet u, het is niet zo dat Rehabeam gedacht heeft: het is nu beter om van Gods weg af te wijken. Hij doet dat, om zo te zeggen, niet met voorbedachten rade. Nee, de praktijk van het leven brengt hem ertoe om hier en daar wat water bij de wijn te doen. Omdat dat politiek beter uitkomt. Omdat dat de stabiliteit in zijn land ten goede lijkt te komen.
Diezelfde systematiek zie ik bij de EO: aanpassen is het parool, want wij mogen de aansluiting niet missen.

Het lijkt goed om aansluiting te zoeken bij de wereld.
Het lijkt goed om elkaar de ruimte te geven.
Het lijkt goed om als kerklid een zekere flexibiliteit te tonen.
Als u het mij vraagt, is dat laatste de bron van veel verschillen in de kerkelijke wereld van vandaag.

Het lijkt goed om over heel veel dingen na te denken.
Blijven er verschillen?
Nu ja, dat zij dan zo.
Typisch EO, als u het mij vraagt.

Rehabeam richt zijn hart er niet op om de Here te zoeken. De Bijbel in Gewone Taal is hier wat meer rechttoe-rechtaan: “Hij wilde niet naar de Heer luisteren”.
In de BGT is de filosofie klaarblijkelijk: met een half oor naar de Here luisteren, dat kan echt niet.
Dat is in ieder geval duidelijk.
Vindt u ook niet?

Noten:
[1] Zie https://www.rd.nl/kerk-religie/protestanten-verlegen-met-verschillen-1.1445073 ; geraadpleegd op dinsdag 14 november 2017.
[2] 2 Kronieken 12:5.
[3] 2 Kronieken 12:8.
[4] 2 Kronieken 12:14.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.