gereformeerd leven in nederland

1 februari 2024

Cherubs – ons ten voorbeeld

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: ,

Cherubs komen we met een zekere regelmaat in de Bijbel tegen. Het begint al in Genesis 3: “De Heere God verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om de weg naar de boom des levens te bewaken”.
We zien ze ook in Hebreeën 9: “En boven op deze ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden”[1].

Cherubs zorgen ervoor dat Gods glorie kan blijven schitteren.
Als mensen die glorie verdonkeren worden zij bestraft.
Maar de cherubs overschaduwden ook het verzoendeksel, noteert de Hebreeënschrijver. De zonde is in de wereld gekomen. Maar de hemelse God zorgde Zelf voor verzoening.
Tussen die cherubs op dat verzoendeksel troonde de Here. Dat zien we in Exodus 25: “Vervolgens moet u het verzoendeksel op de ark leggen, en in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. Dan zal Ik u daar ontmoeten en van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs, die zich op de ark van de getuigenis zullen bevinden, zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal”.
God kiest ervoor om te midden van Zijn volk te verblijven.
En dat volk moet het wel heel bont maken als God op afstand gaat staan! Dat zien wij in Ezechiël 10 en 11 gebeuren[2]

In de Bijbel worden cherubs afgebeeld. Bijvoorbeeld in het gordijn dat in de tabernakel hing. De inzet van Exodus 26 is: “De tabernakel moet u vervolgens maken van tien tentkleden, van dubbeldraads fijn linnen en blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol. U moet ze maken met cherubs erop, werk van een kunstenaar”.
In het allerheiligste deel van de tempel stonden twee metershoge, vergulde beelden van cherubs. Dat blijkt uit 1 Koningen 6: “In het binnenste heiligdom maakte hij twee cherubs van olijfwilgenhout, elk tien el in zijn hoogte. Nu was de ene vleugel van de cherub vijf el en de andere vleugel van de cherub was ook vijf el. De afstand van het einde van zijn ene vleugel tot aan het einde van zijn andere vleugel was tien el. Ook de andere cherub was tien el. Beide cherubs hadden één maat en één vorm. De hoogte van de ene cherub was tien el, evenals die van de andere cherub. Hij zette de cherubs midden in het binnenste huis. De cherubs spreidden hun vleugels zo uit, dat de vleugel van de ene de ene wand raakte, en de vleugel van de andere cherub de andere wand raakte. En hun andere vleugels raakten elkaar in het midden van het huis, vleugel aan vleugel. Hij overtrok de cherubs met goud”.
De hemelse God gebruikt cherubs soms ook als majesteitelijk vervoermiddel. Dat zien we in Psalm 18:
“de Heere God reed op een cherub en vloog,
ja, Hij zweefde snel op de vleugels van de wind”.
Hij troont tussen de cherubs, zo lezen we in 2 Samuël 6: “David stond op en ging op weg met al het volk dat bij hem was, vanuit Baälim-Juda, om vandaar de ark van God op te halen, de ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs”.
In Gods Woord tonen cherubs ons de macht en majesteit van de allerhoogste God[3].

Zijn er vandaag nog cherubs? Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat ze niet meer actief zouden zijn. Wij zien ze echter nooit.
Onze God heeft het wel nodig gevonden dat we de cherubs en hun taak kennen. Zij zijn onze voorbeelden, gedurende heel ons leven op aarde.
De cherubs leren ons wat wij in Psalm 99 zingen:
“Buigt u, beeft voor Hem,
die met macht gekroond
op de cherubs troont.
Aarde, word bewogen,
beef voor zijn vermogen”.
Vandaag de dag troont de almachtige God op de lofliederen van de kerk.
Denkt u maar aan Psalm 22:
“Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont
op lofgezangen Israëls. Gij woont
bij ’t volk waarvan Gij U de redder toont
in zijn benauwen”.
En aan Psalm 68:
“Geducht is God, want Hij regeert,
Hij wordt door Israël geëerd,
niets gaat zijn roem te boven.
Van deze God komt alle macht,
zijn volk verleent Hij moed en kracht.
Laat elk zijn goedheid loven”.
Er is, kortom, werk aan de winkel in de kerk![4]

Noten:
[1] De citaten komen uit Genesis 3:24 en Hebreeën 9:5 a.
[2] In deze alinea citeer ik Exodus 25:21,22. Ook refereer ik aan twee artikelen van mijn hand. Ze zijn te vinden op https://bderoos.wordpress.com/2024/01/30/ en https://bderoos.wordpress.com/2024/01/31/ .
[3] In deze alinea citeer ik achtereenvolgens Exodus 26:1, 1 Koningen 6:23-28, Psalm 18:10,11 en 2 Samuël 6:2. Ook gebruikte ik https://www.debijbel.nl/wereld-van-de-bijbel/kennis-achtergronden/godsdienst-van-israel/cherub ; geraadpleegd op woensdag 24 januari 2024.
[4] In deze alinea citeer ik achtereenvolgens woorden uit Psalm 99:1, Psalm 22:2 en Psalm 68:13 – Gereformeerd Kerkboek-1986.

10 januari 2024

De kunst van het dienen

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

Engelen krijgen in de kerk over het algemeen genomen weinig aandacht.
Nee, het bestaan van engelen wordt niet betwist.
Gelovigen ontkennen niet dat er engelen bestaan.
Wij komen hen immers ook regelmatig in Gods Woord tegen.
Maar het dienstwerk van de engelen wordt in de regel niet aan koffietafels besproken.

Wij kennen de engelenzang uit Lucas 2: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen”.
Nadat Jezus in de woestijn is verzocht – zie daarover Mattheüs 4 – lezen we: “Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, engelen kwamen en dienden Hem”.
In Mattheüs 28 horen we een engel tegen de vrouwen zeggen: “U hoeft niet bevreesd te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was”.
Ook bij Jezus’ hemelvaart treden engelen op. In Handelingen 1 kunnen wij lezen: “En toen zij, terwijl Hij van hen wegging, hun ogen naar de hemel gericht hielden, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, die ook zeiden: Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan”.
Wij komen de engelen ook in de Openbaring van Johannes tegen. Bijvoorbeeld in Openbaring 8. In dat Schriftgedeelte wordt verhaald van de activiteit van de zeven engelen met zeven bazuinen.

Wij kunnen aardig wat vragen over de engelen en hun activiteiten hebben.
Welke plaats nemen de engelen in Gods schepping in? Wat voor werk doen zij in verband met de genade die God aan Zijn kinderen betoont? Wat hebben zij feitelijk te maken met onze eigen redding, met ons eigen heil? Dat zijn vragen waarop wij wellicht niet onmiddellijk een antwoord hebben.
Maar ach, dat hoeft ook niet. Laat het ons genoeg zijn dat hemelse legers van engelen onder Gods bevel staan. Vol ijver volbrengen zij hun hemel-dienst[1].

Laten wij maar eenvoudigweg een voorbeeld aan hen nemen!
Niet voor niets leren wij in de Heidelbergse Catechismus bidden: “Geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verloochenen en uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn. zodat een ieder zijn taak waartoe hij geroepen is, even gewillig en trouw vervult als de engelen in de hemel doen”.
Wij praten maar zelden over de engelen en hun werk. Misschien fantaseren wij er nog wel wat over. Kunstschilders beelden hen uit op hun schilderijen. Beeldhouwers brengen engelen bij tijd tot leven in hun werk. Op die manier worden engelen poëtische figuren die zachtkens door ’t luchtruim zweven.
Wij moeten ons echter niet vergissen. Engelen hebben veel, heel veel te doen![2]

In Colossenzen 2 gaat het ook over engelen.
Streef naar eensgezindheid, schrijft Paulus in Colossenzen 2. Want samen leren wij Jezus Christus steeds beter kennen: de één ziet dit, een tweede dat en een derde weer wat anders. Zo gaat dat in de kerk. En de oproep is: blijf bij Christus’ wijsheid!
Paulus’ is in gedachten te Colosse. En hij wordt blij van het sterke geloof dat de christenen aldaar tonen.
Paulus schrijft nog meer.
Namelijk het volgende.
‘Vergelijk uzelf maar met een boom. En zorg er voor dat u in Christus geworteld bent.
De Heiland zorgt voor een nieuw begin. Als de mensen naar uw afkomst vragen, zeg dan maar: Ik ben van Christus.
Als u in Hem geworteld bent, is er vast en zeker van groei. Net als bij die boom… Laat u niet meenemen door allerlei theorieën. U kent die betogen wel: met Christus kunt u ’t zo doen, of misschien ook een beetje anders; en misschien moet u dit of dat nuanceren. Al die redeneringen die niet bij God maar bij de mens beginnen, leiden er in de praktijk toe dat u bij Christus wegdwaalt…
Welnu – wie in Christus geworteld is, weet dat het leven helemaal opnieuw begint. Dat wordt gesymboliseerd in uw doop. Bij uw doop bent u met Christus gestorven en begraven. Bij uw doop bent u met Christus opgestaan uit de dood.
Er zijn tijden geweest dat de zonde het in uw leven te zeggen had. Toen was u geestelijk dood. Maar: Jezus Christus heeft voor uw en mijn zonden betaald. Zo zijn wij geestelijk levend gemaakt.
Wat is er aan het kruis eigenlijk gebeurd? Dit: Gods tegenstander – Satan – en het kwaad zijn te kijk gezet. Ze zijn voor gek verklaard.
Satan heeft de strijd verloren. Daar gaat het om in de kerk.
Christus is de Overwinnaar. Daar gaat het om in de kerk.
Daarom gaat bij ons niet om allerlei regeltjes, geboden en verboden. Zo van: u mag alleen maar dit of dat eten. Of: u mag dit of dat niet drinken. Of: u behoort de engelen te aanbidden. Of: u moet de wereld van geesten maar goed blijven bekijken…’

In Colossenzen 2 schrijft Paulus het zo: “Laat u niet de prijs ontzeggen door iemand die behagen schept in nederigheid en engelenverering, intreedt in wat hij niet gezien heeft, zonder reden gewichtig doet door zijn vleselijke denken, en zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het hele lichaam, dat van banden en pezen voorzien is en daardoor samengevoegd, opgroeit door de groei die van God komt”[3].      

De engelen vereren? Niet doen!
Christus heeft Zichzelf geofferd om de gelovigen tot volmaaktheid te brengen. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt daar op gewezen. En daar staat dan bij: “Daarom noemt Gods engel Hem ook Jezus, dat is Verlosser, omdat Hij zijn volk zou redden van hun zonden”
De engelen verwijzen naar de Heiland. Bij Hem moeten we wezen![4]

In Colosse zijn er mensen die niet rechtstreeks naar Jezus Christus gaan. Uiterst nederig en zeer ootmoedig blijven de deemoedige christenen bij de deur van de troonzaal staan. Hun boodschap laten ze liever door de engelen overbrengen…

Paulus zegt impliciet: ‘Mensen, dit is verkeerde nederigheid. Mensen, dit soort ootmoed slaat nergens op. Vertrouw niet op die zogenaamde zielservaringen van anderen. Zet een onmiddellijke stop op die subjectieve bevinding!’.
Waarom is die harde stellingname zo nodig?
Omdat gelovigen wel degelijk rechtstreeks naar God kunnen gaan. In het gebed kunnen zij onbekommerd Zijn troonzaal binnengaan. Tussenpersonen zijn niet meer nodig. Engelen hoeven de boodschap van gelovige kinderen van God niet over te brengen. Want dat kunnen en mogen die kinderen zelf doen.
Wat een voorrecht!

Intussen moet maar goed tot ons doordringen dat de engelen het wel reuze druk met ons hebben. Leest u maar mee in Mattheüs 18: “Pas op dat u niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg u dat hun engelen in de hemelen altijd het aangezicht zien van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken wat verloren is”[5].

Hemelse legers van engelen praktiseren hemelse Godsdienst. Het is in die legers een drukte van belang.
Laten wij, ieder op onze eigen plek, de kunst van het dienen maar van de engelen afkijken![6][7]

Noten:
[1] In deze alinea citeer ik achtereenvolgens Lucas 2:14, Mattheüs 4:10,11, Mattheüs 28:5 en Handelingen 1:10,11.
[2] In deze alinea citeer ik uit de Heidelbergse Catechismus – Zondag 49, antwoord 124.
[3] In deze alinea citeer ik Colossenzen 2:18,19.
[4] In deze alinea citeer ik woorden uit artikel 21 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
[5] In deze alinea citeer ik Mattheüs 18:10.
[6] In dit artikel maakte ik onder meer gebruik van: A. Kuyper, “De engelen Gods”. – Kampen: J.H. Kok, 1923. – tweede druk. – p. 12-19.
[7] Het onderwerp van dit artikel is gekozen omdat de vrouwenvereniging ‘Bouwen en Bewaren’ van De Gereformeerde Kerk Groningen op donderdagavond 11 januari, zo de Here wil, een bespreking wijdt aan het onderwerp ‘Engelen’. Van voornoemde vereniging is mijn vrouw lid. Met het schrijven van dit artikel hielp ik haar bij de voorbereiding op de verenigingsavond.

9 januari 2024

Engelen brengen scheiding in de wereld

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Bestaan engelen? En wat merken we van hen? Daar is altijd wel discussie over.
En nee, dat is niet iets van vandaag of gisteren.
Leest u maar mee in Handelingen 23: “En Paulus, die wist dat het ene deel bestond uit Sadduceeën en het andere uit Farizeeën, riep in de Raad: Mannenbroeders, ik ben een Farizeeër en zoon van een Farizeeër. Ik word geoordeeld over de hoop en de opstanding van de doden. En toen hij dat gezegd had, ontstond er onenigheid tussen de Farizeeën en de Sadduceeën, en de menigte raakte verdeeld. De Sadduceeën zeggen namelijk dat er geen opstanding is en geen engel of geest, maar de Farizeeën belijden het beide”[1].

Mensen die aan het aardse hechten hebben niks met engelen. Voor gelovigen geldt het tegendeel.
Het leven is veelal plat en gelijkvloers geworden. Voor velen draait alles om huisje, boompje en wat daar verder volgt. Jazeker, het geloof in engelen is er nog wel. Maar alleen als het uitkomt – bij ongelukken in het verkeer bijvoorbeeld. Dan zijn er opeens engeltjes op onze schouders.

Theologen uit vroeger tijden hadden het er maar moeilijk mee. Hun redeneertrant was vaak verstandelijk.  In Gods Woord komt men engelen echter vaak tegen. Ontkenning van hun aanwezigheid had voor de Godgeleerden dus weinig zin…
Er zijn wel geleerden geweest die stelden dat de Joden pas na de ballingschap in Babel een eigen leer over de engelen ontwikkeld hebben. Gaandeweg werd die leer, zo zei men, in Israël steeds meer gemeengoed. De Sadduceeën – een relatief kleine groep aristocraten – vonden dat bijgeloof maar niks. Maar Jezus kwam uit Nazareth. Daar, en ook in Kapernaüm, geloofden velen wel in engelen.
De hierboven omschreven theorieën van die geleerden werden door andere wetenschappers bestreden en tamelijk waardeloos bevonden.

A. Kuyper trekt in een overdenking over Handelingen 23 de heldere conclusie: “Maar het geloof aan engelen hangt geheel aan de vraag, of men het bestaan van onstoffelijke en onzichtbare wezens aanneemt of verwerpt. Neemt men dit aan, dan kan men dus ook aan het voortbestaan van de ziel na den dood, maar dan ook aan engelen gelooven; terwijl omgekeerd, als men dit verwerpt, tegelijk met het geloof aan de opstanding ook het geloof aan de engelen valt”.

Op de keper beschouwd is Handelingen 23 een schokkend hoofdstuk.
Paulus staat voor de Joodse Raad. Hij verdedigt het Evangelie van redding door Jezus Christus, de Heiland.
‘Ik sta hier met een zuiver geweten’. Zo begint hij. Maar de hogepriester onderbreekt hem. Hij geeft een kort bevel: ‘Sla hem op zijn mond!’. Dat betekent eigenlijk: ‘Die Paulus vertelt leugens. Hij is de grootste leugenaar die er bestaat!’.
Dergelijke praktijken waren in de rechtszalen van Gods volk streng verboden. Dat blijkt bijvoorbeeld in Leviticus 19: “U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen”.
Is het een wonder dat Paulus er wat van zegt?
Maar als Paulus hoort dat dat bevel van de hogepriester komt, houdt hij op met protesteren. Want hij kent Exodus 22: “U mag de rechters niet vervloeken, en de leiders van uw volk mag u niet verwensen”.
Maar daarmee is Paulus’ verhaal niet uit. Integendeel. Als geen ander weet hij hoe hij Farizeeën en Sadduceeën uit elkaar moet spelen. Hij verklaart”: “Broeders, ik ben een Farizeeër en de zoon van een Farizeeër. Ik sta hier vandaag omdat ik geloof dat de mensen uit de dood zullen opstaan!”.
Die verklaring leidt in de vergadering tot veel beroering… Sterker – het wordt gewoon een ordinaire ruzie! Met die rechtszaak wordt het niets meer.
Hoe moet dit verder? We kunnen ons best voorstellen dat Paulus, die gevangen gezet is in een kazerne, de wanhoop nabij is. En dan komt de Verbondsgod bij hem: “Heb goede moed, Paulus, want zoals u in Jeruzalem van Mijn zaak getuigd hebt, zo moet u ook in Rome getuigen”[2].

Hierboven wordt A. Kuyper geciteerd: “het geloof aan engelen hangt geheel aan de vraag, of men het bestaan van onstoffelijke en onzichtbare wezens aanneemt of verwerpt”. Die vraag ligt ook vandaag op tafel. Geloven wij echt dat er engelen om ons heen zijn – als we ons huishouden runnen, als we thuis ontspannen onze hobby beoefenen, op kantoor, als wij naar de kerk gaan en in de operatiekamer van het ziekenhuis?

Engelen zien wij niet.
Dat is vervelend in een wereld waarin bijna alles tastbaar lijkt en we alleen maar iets geloven als we ’t vóór ons zien.
Laten we maar blijven geloven in Hem Wiens werk wij lang niet altijd zien!
Columnist Aad Kamsteeg schreef in het Nederlands Dagblad: “Toen Petrus bij Jezus’ arrestatie zijn zwaard trok om erop los te slaan, kreeg hij te horen dat God zomaar miljoenen engelen zou kunnen sturen. Maar die opdracht kwam er juist niet. Jezus wist dat zijn Koninkrijk wereldwijd zou doorbreken juist door zijn schijnbaar machteloze gang naar het kruis”. Dat leek weinig glorieus. Is Jezus Christus echt wel Overwinnaar. Kamsteeg schreef: “Kennelijk is ons in het hier en nu geen einde aan allerlei demonisch kwaad beloofd. Maar dat glorieuze einde komt er wel. Het komt er als hij die de Bijbel het monster uit de zee noemt, zal worden gedood en Jezus’ vrederijk al die andere koninkrijken heeft verbrijzeld”.
Laten wij maar uitzien naar dat glorieuze einde![3][4][5]

Noten:
[1] Handelingen 23:6-8.
[2] In deze alinea citeer ik achtereenvolgens Leviticus 19:15, Exodus 22:28 en Handelingen 23:11.
[3] Het citaat in deze alinea komt uit: Aad Kamsteeg, ‘Maar Jezus is toch de baas in Nederland?’ – column in: Nederlands Dagblad, donderdag 28 december 2023, p. 15.
[4] In dit artikel maakte ik onder meer gebruik van: A. Kuyper, “De engelen Gods”. – Kampen: J.H. Kok, 1923. – tweede druk. En van https://nl.wikipedia.org/wiki/Sadduceeën ; geraadpleegd op zaterdag 30 december 2023. Het citaat in deze alinea komt uit: “De engelen Gods”, p. 11.
[5] Het onderwerp van dit artikel is gekozen omdat de vrouwenvereniging ‘Bouwen en Bewaren’ van De Gereformeerde Kerk Groningen op donderdagavond 11 januari, zo de Here wil, een bespreking wijdt aan het onderwerp ‘Engelen’. Van voornoemde vereniging is mijn vrouw lid. Met het schrijven van dit artikel hielp ik haar bij de voorbereiding op de verenigingsavond.

7 september 2022

Wanneer mag ik naar Huis?

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , ,

De Here ziet ons leed. Hij kent ons verdriet.
Echter – dwars door alles heen mogen en moeten wij zeggen: de Heiland doet de zonden weg.
Hij heeft ons bevrijd!
De God van hemel en aarde blijft voor ons aan het werk. Dat kan omdat Hij altijd Dezelfde blijft.
Hij zendt Zijn engelen uit om Zijn kinderen te ondersteunen, te helpen en op koers te houden.
In Hebreeën 1 staat het zo: “In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen. Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen alle verslijten als een gewaad, en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld worden; maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden. En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten? Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de zaligheid zullen beërven?”[1].

Bovenstaande woorden kunnen voor gelovige broeders en zusters tot grote troost zijn.
Laten wij maar eerlijk zijn: die troost is ook heel hard nodig.
Velen voelen zich onbegrepen. Ongetroost. Alleen.
En de ouderen?
Bejaarde, en soms ook hoogbejaarde, broeders en zusters voelen zich soms heel, heel eenzaam.
Zij wachten op hun einde.
Om hen heen sterven mensen die jonger zijn dan zijzelf.
Zij zijn vaak zo moe.
Dikwijls zijn zij zwak geworden. Het lichaam wil niet meer mee. De geest verdonkert soms. Er is bij sommigen mist in het hoofd, bijvoorbeeld vanwege voortschrijdende dementie. Anderen lossen kruiswoordraadsels op, of studeren op woordzoekers.
Er zijn avonden waarop men het gevoel heeft de volgende dag niet meer op aarde wakker te worden. Ergens is er dan de volgende ochtend een brokje teleurstelling: nóg is er dat aardse einde niet.
In het hoofd echoot de vraag die niet zelden ook wordt uitgesproken: wanneer mag ik naar Huis?

Dat is een heel begrijpelijke vraag.
Iedere gelovige verlangt er naar om uiteindelijk eindeloos geluk te vinden bij de Heiland.
Dat verlangen is een blijk van groot geloof, zeker ook bij hen die in hun levensavond gekomen zijn.
Daarbij is het zaak niet ongeduldig te worden. Zo van: het is eigenlijk oneerlijk dat de Here mij hier nog laat zitten. Zo van: ik ben hier op aarde eigenlijk wel uitgediend, vind ikzelf…

Laten wij in dergelijke situaties bedenken dat de Here de bewoners van de aarde wel laat sterven, maar de hemelse God, Koning van de kosmos, blijft bestaan. Hij is er voor alle generaties, tot in eeuwigheid!
Jesaja spreekt daar ook over in hoofdstuk 51. De Here maakte, zo zegt de profeet namens zijn Opdrachtgever, Abraham tot een groot volk. Dat heeft de Here in Zijn hand. De stad Jeruzalem is nu een en al treurnis. Maar de stad wordt, om het zo te zeggen, een tuin van God…! Jesaja gaat verder. De Here zal het recht weer laten zegevieren. Alle volken op de wereld krijgen met die Goddelijke rechtspraak te maken. Jesaja profeteert: “Sla uw ogen op naar de hemel en aanschouw de aarde beneden, want de hemel zal verdwijnen als rook, de aarde zal verslijten als een kleed, Maar Mijn heil zal voor eeuwig bestaan, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden”. God komt de beloften aan Zijn volk echt wel na!
In 2 Petrus 3 staat geschreven dat de aardse vuiligheid en zonde wordt weggebrand. En er komt iets prachtigs voor in de plaats. Leest u maar mee: “Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen”. En even verder: “Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden”[2].

Bij al die gedachten mogen wij vergezeld weten van engelen.
Dienende geesten zijn dat, zegt de Hebreeënschrijver in hoofdstuk 1. Daar staat een vorm van het Griekse woord leitourgikos: behorend bij de dienst aan God, behorend bij de eredienst. Zo zijn de engelen liturgisch bezig voor Gods troon.
Ons leven op aarde is ook al eredienst – volstrekt niet perfect, maar toch. Dat geldt als wij 20 jaar zijn, of 60 of 85 of 95 jaar. Die niet perfecte eredienst beoefenen wij hier op aarde. Maar wij worden klaargemaakt voor de volmaakte eredienst, in de hemel. Daar helpen de engelen ons bij. Diakonia staat er: dienstwerk, liefdedienst.

Wij zullen de zaligheid beërven, staat er in de Herziene Statenvertaling. Ter plaatse staat er in het Grieks een vorm van het woord soteria – redding, heil, verlossing betekent dat. Jongeren, en zeker ook oude mensen, mogen om verlossing bidden. Verlossing uit het aardse lichaam.
Ja, het is een heel legitieme vraag: wanneer mag ik naar Huis?
Jongeren, ouderen en hoogbejaarde mensen mogen er van overtuigd blijven: Jezus Christus, de Heiland, komt ons halen!

Noten:
[1] Hebreeën 1:10-14.
[2] Achtereenvolgens citeer ik Jesaja 51:6, 2 Petrus 3:7 en 2 Petrus 3:10.

Materiaal uit dit dit artikel zal, zo de Here wil, gebruikt worden in een inleiding over Hebreeën 1. De inleiding wordt gelezen tijdens een vergadering van de mannenvereniging ‘Augustinus’ van De Gereformeerde Kerk Groningen. Die vergadering is gepland op woensdagavond 28 september 2022.

2 maart 2021

In dienst van de Schepper

Filed under: Uncategorized — B. de Roos @ 07:00
Tags: , , ,

Dit artikel begint met een vers uit Psalm 101:
“Al wie zich rein van hart en handen tonen,
zullen mij dienen, mogen bij mij wonen,
terwijl ik toornig de bedriegers wijs
uit mijn paleis”[1].

Waartoe zijn de mensen op aarde? Inderdaad – zij leven en werken ten principale om de Here te dienen. Als het in de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de schepping gaat, staat centraal dat de mens ten dienste van zijn Heer moet staan. In het artikel dat over de schepping gaat, komt dat woord vlak na elkaar vier keer voor: “Wij geloven dat de Vader door zijn Woord — dat is door zijn Zoon — de hemel, de aarde en alle schepselen uit niets heeft geschapen, toen het Hem goed dacht. Ook heeft Hij aan elk schepsel zijn wezen en gedaante gegeven en zijn eigen taak om zijn Schepper te dienen. Ook nu nog houdt Hij ze alle in stand en regeert ze overeenkomstig zijn eeuwige voorzienigheid en door zijn oneindige kracht, opdat zij de mens dienen, zodat de mens zijn God kan dienen. Hij heeft ook de engelen goed geschapen, om zijn gezanten te zijn en zijn uitverkorenen te dienen[2].

Wij dienen, om met Colossenzen 1 te spreken, de Zoon van Gods liefde: “Hij [dat is Jezus Christus] is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen”[3].
De kerk is geen club. De kerk is geen willekeurige groep mensen. In de kerk is, om zo te zeggen, het paleispersoneel verzameld. Alle kerkmensen zijn functionarissen in het Koninkrijk van de Zoon van Vaders liefde[4].

Wat is de motivatie voor de activiteit van ons, kerkmensen? Wij eren en loven de heilige God voor het werk van Jezus Christus aan het kruis op Golgotha[5]. Alles wat wij doen staat in het teken van de manier waarop ons bestaan na dit aardse leven in de hemel wordt voortgezet!
Niet dat ons aardse leven zo opzienbarend is. In onze samenleving zijn christenen niet zomaar herkenbaar. Wij doen gewoon ons werk. Wij moeten gewoon naar het toilet. Wij betalen gewoon belasting. Toch is ons leven in een bepaald opzicht bijzonder. Wij bidden namelijk meerdere keren op een dag.

Paulus doet in Colossenzen 1 voor hoe dat moet. Na de groet, aan het begin van zijn brief, deelt hij mee dat hij dagelijks voor de christenen in Colosse bidt. Hij dankt God voor het geloof dat er in Colosse is. Overàl in de wereld bekeren zich mensen tot God. Zij worden vernieuwd. En ja, dat geldt ook voor de volgelingen van Christus in Colosse. Paulus bidt tot de Here: ‘Laat dat vernieuwingsproces dóórgaan!’ Hij bidt: ‘Here, geef de Colossenzen Geestelijk inzicht, en geef hen wijsheid’. Paulus weet: de hemelse God kan dan heel blij wezen met de kinderen die Hij in Colosse aangenomen heeft. Vanuit de hemel geeft Hij hen voortdurend krachten om op de ingeslagen weg verder te gaan. En één ding is zeker: er ligt een erfenis gereed. De Colossenzen hebben dus alle reden om God te danken. En dat zullen zij vast en zeker ook gaan doen.
De christenen in Colosse hebben, om zo te zeggen, een door de hemel geregelde emigratie meegemaakt. Ze hebben een verblijfsvergunning gekregen in het Koninkrijk van God.
Wij zijn, schrijft Paulus, gered door de dood van Gods Zoon. Door Zijn werk worden onze zonden vergeven![6]
Welnu, een zelfde gebed mogen wij in de mond nemen. En als wij bidden weten wij het: wij krijgen kracht van God. Wij mogen het ons realiseren: wij zijn op weg naar ons tweede vaderland, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Dat moet ons helder voor ogen staan. Zeker ook in deze tijd.
Vanwege het COVID 19-virus leven wij nog altijd in een tijd vol beperkingen. Er wordt hier en daar wat versoepeld. Maar er zit nog niet veel schot in. Zo ongeveer iedereen is verlegen met de situatie. De regering incluis. Voortdurend gebeuren er dingen die men niet had kunnen voorzien. Het Nederlands Dagblad schrijft op dinsdag 23 februari zelfs: “…toen onlangs het aantal besmettingen daalde, werden vrijwel alle beperkende maatregelen verlengd. Nu ze weer stijgen, komen er versoepelingen. Niet voor het eerst maakt het kabinet zich kwetsbaar voor de kritiek dat het maar wat doet. Dat van veel maatregelen het effect niet te berekenen blijkt, draagt bij aan dat beeld”[7]
In deze tijd moeten we God dienen. De verleiding is groot om het met dat dienen niet zo nauw te nemen. Per slot leven we met beperkingen. En van de weeromstuit wordt ons dienen ook een beetje beperkt.
Maar laat duidelijk zijn: elk schepsel heeft zijn eigen taak om zijn Schepper te dienen. Met beperkingen en al. Maar boven die beperkingen hangt geen spandoek: ‘Ontslagen uit ’s Konings dienst’. Zolang wij hier op aarde leven, is er ook de roeping tot Godsdienst!
Bidden – dat kan elke dag.
En bezig zijn – dat kan ook, zij het wellicht wat anders dan anders.

Soms is dat moeilijk – jazeker. Maar laten we niet vergeten dat de engelen er ook nog zijn. Zij dienen de door God uitverkoren kinderen. Zo lezen we daar ook over in de brief aan de Hebreeën: engelen zijn “allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de zaligheid zullen beërven”[8].
Om met Psalm 103 te spreken:
“Looft engelen, zijn hoge majesteit,
krachtige helden, die aan alle oorden
als boden meldt zijn goddelijke woorden”[9].
De God van hemel en aarde geeft Zijn kinderen alles om op aarde de dienst te kunnen vervullen. Laten wij dus ons best maar doen – met beperkingen, maar tóch. De Here geeft ons nog mogelijkheden. Dus: vooruit maar. En laten we ’t niet vergeten: wij zijn onderweg naar de mooiste toekomst die er is!

Noten:
[1] Psalm 101:5 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.
[2] Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 12.
[3] Colossenzen 1:15 en 16.
[4] Zie Colossenzen 1:12 en 13: “Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde”.
[5] Zie hierover https://www.goddienen.nu/god-dienen/ ; geraadpleegd op dinsdag 23 februari 2021.
[6] Zie Colossenzen 1:1-14.
[7] “Het coronabeleid blijft zwabberen”. In: Nederlands Dagblad, dinsdag 23 februari 2021, p. 1.
[8] Hebreeën 1:14.
[9] Psalm 103:8 – berijmd; Gereformeerd Kerkboek-1986.

3 juli 2015

Les uit de zondvloed

Als in de Bijbel de toorn van God zich over de aarde uitstort, zien we toch altijd ergens Gods genade twinkelen.
Wij kunnen dat bijvoorbeeld ontdekken rond de zondvloed.
Kijk maar in Genesis 7: “…en de Here sloot de deur (van de ark) achter hem”[1].
En lees de inzet van Genesis 8: “Toen gedacht God Noach en al het wild gedierte en al het vee, dat met hem in de ark was, en God deed een wind over de aarde strijken, zodat de wateren daalden”[2].

Zeg niet dat de Here Zich in Zijn toorngloed van de wereld wegdraait. Hij kijkt niet weg. Hij is present. En Hij is actief. Ook als de wereld als het ware opnieuw beginnen gaat, omdat de mensen Gods prachtige schepping besmeurd en bedorven hebben.

Tegenwoordig horen we het om ons heen zo vaak zeggen: ‘al die ziekte en dat lijden, waarom doet God daar helemaal niks aan?’. Of: ‘een God die deze ellende toe laat, daar geloof ik niet meer in’.
Als iemand zoiets tegen ons zegt, hebben we de gewoonte om enigszins begripvol te reageren. Want u en ik weten maar nooit welke problemen iemand heeft. Dus is enige voorzichtigheid geboden.
Maar eigenlijk zouden wij moeten zeggen dat de Here altijd actief aanwezig is. Eigenlijk zouden wij moeten vaststellen dat de oorzaak van alle ellende bij mensen ligt.
In Genesis 7 en 8 wordt duidelijk dat de Here de door Hem geschapen wereld niet los laat. Wij mogen beseffen dat de Here altijd, zolang de aarde bestaat, blijft zeggen: Ik ben erbij!

In 2 Petrus 2 worden we onderwezen in de manier waarop wij heden ten dage tegen de zondvloed aan moeten kijken. Daar wordt betoogd:
* als de Here engelen straft die gezondigd hebben, en hen ‘in de wacht’ zet voor het definitieve oordeel
* als hij heel wat mensen niet spaart, maar Noach en de zijnen wel redt
* als Sodom en Gomorra verbrand zijn – onder meer om de wereld tot voorbeeld te wezen –, maar Lot in leven gelaten wordt
dan weten we het heel zeker:
* ware gelovigen kunnen uit een totaal geseculariseerde wereld gered worden
* ongelovigen kunnen te Zijner tijd definitief veroordeeld worden!
In 2 Petrus 2 staat het zo: “Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren; en de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht; en de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand, tot omkering gedoemd en ten voorbeeld gesteld heeft voor hen, die goddeloos zouden leven, maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft behouden – want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken – dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen, vooral hen, die, begerig naar onreinheid, het vlees volgen en hemelse heerschappij verachten”[3].
De zondvloed laat ons iets zien van Gods uitverkiezing.
De zondvloed is in de Bijbel één van de gebeurtenissen die ons Gods verkiezende liefde toont.
Ach, de mensen vinden dat een uiterst merkwaardige conclusie.
Want, zeggen ze, de zondvloed was toch alles vernietigend? De wereld ging toch totaal ten onder?
Laat u maar niks wijs maken. De wereld ging niet volledig ten onder. Dat is het nu juist: Noach en de zijnen bleven, onder de bescherming van de Here, in leven!

Intussen blijven er ook voor gelovige lezers van Gods Woord nog wel wat vragen over.
In Genesis 8 wordt gemeld dat er een wind over de streek en dat vervolgens het water daalde. In de Herziene Statenvertaling-2010 staat het zo: “…en God liet wind over de aarde gaan, zodat het water bedaarde”[4]. Je zou toch zeggen dat die wind het water opzweept. Wat is dat geweest?
Een exegeet legt uit: “Na honderdvijftig dagen van toename van het water komt er nu een daling. Dit gebeurt ‘heen en weer stromend’ (…), wat het beste kan worden opgevat als een eb- en vloedbeweging”[5]. En zo kan het best zijn gegaan.

Hoe dat zij: de zondvloed kunnen we zonder meer scharen onder de rubriek ‘traumatische gebeurtenissen’. Misschien heeft zelfs het hele zonnestelsel te maken gehad met catastrofale voorvallen. Deskundigen zeggen dat “zich in het zonnestelsel raadselachtige restanten van een recente ramp [bevinden]. En een bevredigende verklaring ontbreekt”[6].
De heilige God heeft allerlei dingen over de precieze toedracht van de zondvloed niet openbaar gemaakt.
Maar de Here heeft voldoende duidelijk gemaakt wat het doel van de zondvloed is geweest: Hij koos mensen uit, om met hen een verbond op te richten. Hij heeft gedemonstreerd dat Hij een God van genade is en van oordeel. Van verkiezing en van verwerping. Van liefde en van haat.

Misschien denken wij, kerkgangers van 2015, soms bij onszelf dat massa’s wereldburgers de ogen dicht hebben zitten. Hoe kan het dat wij Gods Woord lezen en in grote lijnen begrijpen wat er gebeuren gaat, terwijl anderen al of niet vrolijk voor zich uit leven en zich nergens wat van aan trekken?
Het antwoord op die vragen is te vinden in Mattheüs 24. Leest u maar even met mij mee: “Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achtergelaten worden; twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, één zal aangenomen worden, en één achtergelaten worden. Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt”[7].
De zondvloed wijst niet alleen op uitverkiezing en verwerping, maar ook op de terugkomst van onze Here Jezus Christus. Nog één keer zal de aarde een volledige vernieuwing ondergaan. Er komen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, met paradijselijke kenmerken.

De kerk van 2015 moet die Boodschap aannemen.
De kerk van 2015 moet die Boodschap zo luidkeels mogelijk proclameren.
En als het daarom gaat, geldt: de geschiedenis van de zondvloed spreekt boekdelen!

Noten:
[1] Genesis 7:16 b.
[2] Genesis 8:1.
[3] 2 Petrus 2:4-10 a.
[4] Genesis 8:1 b.
[5] Zie hiervoor de webversie van de Studiebijbel. Te vinden via https://www.studiebijbel.nl/home.html .
[6] Zie “Raadselachtige restanten van recente ramp”. In: Reformatorisch Dagblad (maandag 30 maart 2015), p. 9. Ook te vinden op www.digibron.nl .
[7] Mattheüs 24:37-42.

Volgende pagina »

Blog op WordPress.com.